ECLI:NL:RBAMS:2019:1101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
13-751658-18 18-8698
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering aan Litouwen op grond van artikel 12 Overleveringswet

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Litouwen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 12 december 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 5 april 2018 door het Vilnius Regional Court was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen, was niet ingeschreven in de Basisadministratie Personen, maar verbleef op een bepaald adres in Nederland.

Tijdens de zitting op 10 januari 2019 werd de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, en een tolk in de Litouwse taal. De rechtbank schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen informatie op te vragen bij de Litouwse autoriteiten over de verdediging in hoger beroep.

Op 25 januari 2019 werd de overleveringsdetentie onder voorwaarden geschorst. Bij de zitting op 7 februari 2019 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn raadsman verklaarde gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank oordeelde dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep. De rechtbank concludeerde dat de procedure in Litouwen niet voldeed aan de vereisten van een eerlijke rechtsgang, zoals bedoeld in de Overleveringswet. De rechtbank weigerde de overlevering en beëindigde de geschorste overleveringsdetentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751658-18
RK nummer: 18/8698
Datum uitspraak: 7 februari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 december 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 april 2018 door
the Vilnius Regional Court(Litouwen) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedatum] ,
niet ingeschreven in de Basisadministratie Personen,
maar verblijvende op het adres: [verblijfafdres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 10 januari 2019De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Rasterhoff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om in het kader van artikel
12 OLW de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Litouwse justitiële autoriteiten te vragen of in hoger beroep namens de opgeëiste persoon een gemachtigd advocaat de verdediging heeft gevoerd en indien dit niet het geval is of zij dan bereid zijn om een verzetgarantie af te geven.
Schorsing 25 januari 2019Op 25 januari 2019 heeft de officier van justitie de overleveringsdetentie onder voorwaarden geschorst.
Zitting 7 februari 2019
Met toestemming van partijen is het onderzoek in andere samenstelling voortgezet in de stand waarin het op 10 januari 2019 was geschorst.
De opgeëiste persoon is niet verschenen.
Gehoord zijn de officier van justitie mr. K. van der Schaft, en de raadsman van de opgeëiste persoon die heeft verklaard door hem uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft opnieuw de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of Vilnius Regional Courtvan 4 juli 2016 en van een
Ruling of the Lithuanian Court of Appealvan 19 februari 2018 (No 1-16-574/2016; 1A-10-202/2018).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van
negen jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog acht jaar, negen maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het EAB vermeldt het volgende.
Op 4 juli 2016 is vonnis gewezen door the Vilnius Regional Court.
De opgeëiste persoon is in persoon verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De opgeëiste persoon is tegen het vonnis in beroep gegaan.
Op 19 februari 2018 is arrest gewezen door the Lithuanian Court of Appeal en daarbij is het beroep ongegrond verklaard
(‘the appeal was dismissed’).
Het EAB onder d vermeldt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de behandeling in hoger beroep (‘
No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision’, aan welke mededeling is toegevoegd:
‘ [opgeëiste persoon] did not participate at the appeal court)’.
Voor de behandeling in hoger beroep is de opgeëiste persoon niet in persoon gedagvaard/opgeroepen. De dagvaarding/oproeping is betekend aan zijn moeder op 17 mei 2017 en het arrest is op 22 februari 2018 per aangetekende post aan hem opgezonden.
Bij brief van 21 januari 2019 heeft the Vilnius Regional Court het volgende meegedeeld:
De opgeëiste persoon werd in hoger beroep vertegenwoordigd door een door the State Guaranteed Legal Aid Service aangewezen advocaat.
Of er voor aanvang van de behandeling van de zaak in hoger beroep contact is geweest tussen deze advocaat en de opgeëiste persoon is onbekend.
De opgeëiste persoon heeft in beginsel niet het recht om in cassatie tegen het arrest op te komen. De daarvoor gestelde termijn is verstreken. Hij zal dan eerst moeten kunnen aantonen dat hij gegronde redenen heeft waarom hij te laat is met het instellen van een beroep in cassatie. De desbetreffende artikelen uit the Code of Criminal Procedure of the Republic of Lithuania (CCP) zijn bijgevoegd.
De raadsman heeft verzocht de overlevering te weigeren, nu de weigeringsrond van artikel 12 OLW aan overlevering in de weg staat.
Ook de officier van justitie heeft op dezelfde grond gevorderd dat de overlevering wordt geweigerd.
Oordeel rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep waarbij – kort gezegd – het vonnis in stand is gelaten. Het desbetreffend arrest is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
De procedure voorschriften van de uitvaardigende lidstaat bieden niet de mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 12, aanhef en onder d OLW, op een procedure waarbij de zaak ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis.
De overlevering moet dan ook worden geweigerd nu de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW daaraan in de weg staat.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Vilnius Regional Court(Litouwen) en stelt vast dat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en direct uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.