ECLI:NL:RBAMS:2019:1084

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
C/13/658627 / KG ZA 18-1331
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van aanbestedingsprocedure en vorderingen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de publiekrechtelijke rechtspersoon UWV, met een tussenkomende partij. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de uitslag van een openbare Europese aanbesteding voor een geïntegreerd beveiligingssysteem, waarbij zij niet als winnaar was aangewezen. De eiseres vorderde onder andere dat de opdracht aan haar zou worden gegund, of dat haar inschrijving opnieuw zou worden beoordeeld door een ander team. De voorzieningenrechter heeft de tussenkomst van de derde partij toegestaan en de vorderingen van de eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat de beoordeling van de inschrijvingen door UWV niet onbegrijpelijk was en dat er geen ernstige gebreken waren die een wijziging in de gunning zouden rechtvaardigen. De eiseres had onvoldoende onderbouwd dat andere inschrijvers niet aan de eisen voldeden. De rechter concludeerde dat de vorderingen van de eiseres niet konden slagen en dat zij in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/658627 / KG ZA 18-1331 MDvH/TF
Vonnis in kort geding van 1 februari 2019
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 11 december 2018,
advocaat mr. F.A. Hoveijn te Utrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. van Nouhuys te Rotterdam,
en
[tussenkomende partij]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
tussenkomende partij,
advocaat mr. L.C. van den Berg te Den Haag,
Partijen zullen hierna [eiseres] , UWV en [tussenkomende partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaand aan de zitting van 14 januari 2019 heeft [tussenkomende partij] een akte incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging ingediend. [eiseres] heeft voorafgaand aan de zitting (in een conclusie van antwoord) en op de zitting hiertegen bezwaar gemaakt. UWV heeft geen bezwaar gemaakt tegen de tussenkomst. De voorzieningenrechter heeft de tussenkomst toegestaan, nu deze tijdig is verzocht en [tussenkomende partij] belang heeft bij de uitkomst van deze procedure.
Voorafgaand aan de zitting is vooruitlopend op de beslissing over het verzoek tot tussenkomst tussen [tussenkomende partij] en [eiseres] discussie ontstaan over het verstrekken van producties aan [tussenkomende partij] . [eiseres] heeft voorafgaand aan de zitting haar producties 1 en 2 aan [tussenkomende partij] verstrekt en overige producties niet omdat die bedrijfsvertrouwe-lijke informatie zouden bevatten.
Op de zitting heeft [eiseres] desgevraagd toegelicht dat de bedrijfsvertrouwelijk ziet op haar als productie 4 overgelegde inschrijving. Na verder debat heeft de voorzieningenrechter, met instemming van [eiseres] , beslist dat deze productie (inclusief de twee nagezonden aanvullingen daarop) in dit geding buiten beschouwing zal worden gelaten (en uit het dossier zal worden verwijderd) en niet aan [tussenkomende partij] hoeft te worden verstrekt. [tussenkomende partij] heeft op de zitting de overige producties van [eiseres] ontvangen.
1.2.
Ter zitting heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. UWV en [tussenkomende partij] hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. [eiseres] heeft producties in het geding gebracht. Alle partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren voor zover van belang aanwezig:
aan de zijde van [eiseres] : [naam 1] ( [functie] ), [naam 2] ( [functie] ) met mr. Hoveijn,
aan de zijde van UWV: [naam 3] ( [functie] ), [naam 4] ( [functie] ) met mr. J.F. van Nouhuis,
aan de zijde van [tussenkomende partij] : [naam 5] ( [functie] ), [naam 6] ( [functie] ) met mr. Van de Berg.

2.De feiten

2.1.
Op 11 juni 2018 heeft UWV de openbare Europese aanbesteding “Geïntegreerd Beveiligingssystemen [nummer] ” aangekondigd. Het systeem waarin zij in deze aanbesteding vraagt te voorzien, ziet – kort gezegd – op technische toegangscontrole (pasjessysteem met rechtenbeheer) en cameratoezicht, inbraakdetectie, intercom paniekknoppen en slagbomen. Het systeem is uitgevraagd als een dienst die “op afstand” ter beschikking wordt gesteld; Software as a Service (SaaS). Dit betekent dat de dienstverlener een platform heeft waarop de beveiligingssoftware draait. Inschrijvers moeten niet alleen dit platform aanbieden, maar ook de bestaande situatie overnemen en migreren naar de aangeboden oplossing zonder dat het bestaande systeem uitvalt.
In paragraaf 2.1.1 van de Uitnodiging tot Inschrijving (UtI) staat dat de doelstelling van de aanbesteding is te komen tot één overeenkomst inzake de levering van een geïntegreerd beveiligingssysteem, waarbij de maximale duur van het gehele migratie traject maximaal 24 maanden is en waarbij ook een reductie van de TCO (Total Cost of Ownership) voorop staat.
2.2.
In paragraaf 8.3.1. van de UtI staat als gunningscriterium de beste prijs- kwaliteitsverhouding vermeld. De gunningscriteria bestaan uit een kwalitatief gunningscriterium: Plan van aanpak Projectplan Migratie en exploitatieplan (paragraaf 8.3.3.1) en een financieel gunningscriterium (paragraaf 8.3.5 en 8.3.6).
In de UtI staat dat voor het onderdeel kwaliteit Inschrijvers de op pagina 35 vermelde casus moeten gebruiken voor het schrijven van een Plan van Aanpak van maximaal 12 pagina’s A4-formaat, inclusief eventuele bijlagen. In paragraaf 8.3.3.1. staat dat als een inschrijver meer dan 12 pagina’s aanlevert alleen de eerste 12 pagina’s door UWV worden beoordeeld.
In de UtI staat dat inschrijvers in de vorm van het behandelen van een casus de mogelijkheid is geboden om onderscheidend vermogen aan te tonen boven de minimaal gestelde eisen en kaders gesteld aan deze opdracht. Het onderscheidend vermogen wordt beoordeeld aan de hand van kwalitatieve (sub)gunningscriteria.
Voor de diverse (sub)gunningscriteria geldt op hoofdniveau de onderstaande maximale puntenverdeling:
2.3.
In paragrafen 8.3.3 en 8.3.4 van de UtI is de beoordelingssystematiek als volgt omschreven:
2.4.
[eiseres] heeft tijdig ingeschreven voor de opdracht. In totaal zijn er zeven inschrijvingen ingediend.
2.5.
In een brief van 2 november 2018 heeft UWV aan [eiseres] meegedeeld dat zij niet voornemens is de opdracht aan haar te gunnen. In de brief staat verder dat een van de zeven inschrijvingen niet ‘besteksconform’ is gebleken en is uitgesloten en dat de beoordeling heeft geresulteerd in de volgende rangorde:
Overzicht verwijderd.
In de brief staat verder dat [eiseres] op kwaliteit in totaal 19,75 van de 55 punten heeft gekregen en dat de winnaar op dit onderdeel 46,75 punten heeft gekregen. Op onderdeel prijs heeft [eiseres] het maximum aantal punten van 45 gekregen en de winnaar 32,01 punten.
Een en ander is verwerkt in het volgende schema:
Schema verwijderd.
2.6.
In een brief van 8 november 2018 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Zij heeft aan UWV meegedeeld dat zij vragen heeft over het forse prijsverschil tussen haar inschrijving en dat van de winnaar en dat zij het onbegrijpelijk vindt waarom de winnaar zo hoog scoort op kwaliteit en zijzelf zo laag. Zij heeft in de brief 18 inhoudelijke bezwaarpunten genoemd en gesteld dat de andere inschrijvers niet aan de technische eisen voldoen en moeten worden uitgesloten.
2.7.
In een brief van 27 november 2018 heeft UWV gemotiveerd alle bezwaren van [eiseres] afgewezen.
2.8.
In een e-mail van 7 december 2018 heeft de advocaat van [eiseres] gereageerd op de brief van UWV en – kort gezegd – meegedeeld dat zij blijft bij haar standpunt over de 18 bezwaarpunten en het niet voldoen aan de technische eisen van de andere inschrijvers.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak samengevat - UWV op straffe van een dwangsom:
primair
1. te bevelen om, voor zover zij de opdracht nog wil gunnen, deze aan haar te gunnen,
subsidiair
2. te bevelen de inschrijving van [eiseres] opnieuw te beoordelen door een extern, althans ander beoordelingsteam, waarvan de huidige beoordelaars geen deel uitmaken,
meer subsidiair
3. te verbieden de opdracht te gunnen, te gebieden de lopende aanbestedings-procedure af te breken en te bevelen tot heraanbesteding over te gaan.
Tot slot vordert [eiseres] UWV te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] stelt primair dat de opdracht aan haar moet worden gegund.
De huidige winnaar in deze aanbesteding is ruim 40% duurder dan zijzelf, overeenkomend met € 3,5 miljoen prijsverschil. Deze uitkomst lijkt niet in overeenstemming met het doel van de aanbesteding. Er is immers niet voldaan aan de reductie van de Total Cost of Ownership. Door het kiezen voor [tussenkomende partij] worden de kosten zelfs hoger. Voorts is de beoordeling op kwaliteit onbegrijpelijk. [eiseres] had hogere punten moeten krijgen.
[tussenkomende partij] had daarnaast moeten worden uitgesloten. Zij voldoet immers niet aan de gestelde technische eisen. Dit geldt ook voor de inschrijvers die als tweede en derde zijn geëindigd.
Subsidiair moet er een herbeoordeling plaatsvinden. [eiseres] twijfelt aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van de beoordelingsteam. UWV heeft nagelaten conform artikel 1.10b van de Aanbestedingswet maatregelen te treffen om naleving van het gelijkheidsbeginsel te garanderen. Er moet een nieuwe commissie worden aangesteld die onafhankelijk is.
Meer subsidiair dient UWV over te gaan tot heraanbesteding omdat zij in deze aanbesteding het transparantie- en gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. [tussenkomende partij] is op grote voorsprong winnaar geworden en heeft kennelijk beter begrepen wat van de inschrijver werd gevraagd dan [eiseres] . Hieruit kan worden afgeleid dat de aanbestedingsstukken onduidelijk en niet transparant waren.
3.3.
UWV voert verweer.
3.4.
In het incident tot tussenkomst vordert [tussenkomende partij] [eiseres] in haar vorderingen in de hoofdzaak niet ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
4.2.
De vraag is aan de orde of UWV a) de inschrijving van [eiseres] hoger had moeten beoordelen b) inschrijvers had moeten uitsluiten en haar als winnende inschrijver alsnog de opdracht moet gunnen, dan wel c) het beoordelingsteam moet vervangen en tot herbeoordeling moet overgaan of tot heraanbesteding.
a)
De beoordeling
4.3.
[eiseres] heeft 18 bezwaarpunten bij UWV ingediend over de inhoudelijke beoordeling. Het valt buiten het bestek van dit kort geding om al deze bezwaren te behandelen, nu [eiseres] deze niet in haar dagvaarding heeft uitgewerkt en ter zitting het debat zich heeft toegespitst tot de vier bezwaarpunten die [eiseres] in haar pleitnota heeft toegelicht en waarover UWV en [tussenkomende partij] (welke laatste vóór de zitting slechts de beschikking had over producties 1 en 2 en niet over de producties waarin de bezwaarpunten werden genoemd) op de zitting in staat waren hun standpunten toe te lichten. Deze vier bezwaarpunten zullen hierna worden getoetst.
4.4.
Uitgangspunt is dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan het aangewezen, deskundige beoordelingsteam moet de nodige vrijheid worden gegund, te meer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. De voorzieningenrechter dient zich bij de toetsing terughoudend op te stellen bij de beoordeling van een kwalitatief criterium. Slechts als sprake is van aperte – procedurele dan wel inhoudelijke – onjuistheden dan wel onduidelijkheden die zouden meebrengen dat de (voorlopige) gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen.
4.5.
De voorzieningenrechter volgt het standpunt van UWV dat er wel sprake moet zijn van zeer ernstige gebreken wil in deze aanbesteding de uitslag ten gunste van [eiseres] veranderen. Zij is immers slechts vierde geworden en op kwaliteit heeft zij significant slechter gescoord dan de andere inschrijvers, met een verschil van 27 punten ten opzichte van [tussenkomende partij] . De kans dat de uitslag ten gunste van [eiseres] zal veranderen is dan ook klein. Een gunstig oordeel van de voorzieningenrechter over de vier bezwaarpunten kan het verschil niet maken. Ook niet als wordt uitgegaan van het door UWV in onderdeel 16 van haar pleitnota vermelde schema. De vraag rijst dan ook welk belang [eiseres] heeft bij een beoordeling op dit onderdeel.
4.6.
Vaststaat dat in deze aanbesteding kwaliteit zwaarder weegt dan prijs. Dat [eiseres] met haar lage prijs niet eerste is geworden is tegen deze achtergrond dan ook niet onbegrijpelijk. De reductie van de Total Cost of Ownership was niet de enige doelstelling binnen deze aanbesteding. Reeds hierom slaagt de stelling van [eiseres] dat de (belangrijkste) doelstelling van de aanbesteding niet is behaald, niet. De voorzieningenrechter zal hierna – zo goed en zo kwaad als dat gaat in het licht van de geringe onderbouwing door [eiseres] van haar stellingen – de vier bezwaarpunten die ter zitting aan de orde zijn geweest, desalniettemin bespreken.
De bezwaarpunten:
1 Beschikbaarheid resources
4.7.
Vanaf pagina 36 van de UtI staat vermeld op welke hoofdaspecten de door de inschrijver uitgewerkte casus zal worden beoordeeld. Een van de hoofdaspecten is werkwijze (de te ondernemen activiteiten) met als uitleg: “Een goede efficiënte en effectieve werkwijze is essentieel voor het slagen van de opdracht. Daarom wil UWV door middel van de uitwerking van de casus toetsen welke activiteiten Inschrijver onderneemt en op welke wijze hij deze activiteiten organiseert”. Als onderdeel hiervan wordt onder de tweede bullet vermeld: “Inschrijver beschrijft welke resources Opdrachtgever op welk moment en in welke omvang beschikbaar moet stellen tijdens de migratie en exploitatie”.
4.8.
[eiseres] stelt dat zij bij haar inschrijving met bijlage A in een detailplanning heeft aangegeven hoe lang welk proces duurt (en binnen welk tijdpad dit migratieproject moet worden afgerond) en dat zij het onbegrijpelijk vindt dat zij op dit onderdeel niet hoger heeft gescoord.
4.9.
UWV heeft dit onderdeel beoordeeld als “voldoende”. In haar gunningsbeslissing staat als commentaar vermeld: “Van de benoemde functionarissen van Opdrachtgever mist de inschatting van het tijdsbeslag.”. Op een later moment heeft UWV in aanvulling hierop geschreven dat [eiseres] tijdsbeslag verwisselt met doorlooptijd en zij geen uitsplitsing heeft gemaakt over de te benoemen functionarissen.
Tegen de achtergrond van de beoordelingssystematiek zoals die tot uiting komt in de paragrafen 8.3.3 en 8.3.4 van de UtI kan deze beoordeling niet als onbegrijpelijk worden aangemerkt. UWV vraagt in de tweede bullet uitdrukkelijk welke recources zij beschikbaar moet stellen. Uit de inschrijving blijkt, zo leest de voorzieningenrechter in de reactie van UWV, niet dat [eiseres] op deze vraag (in voldoende mate) is ingegaan. In die zin is de constatering dat de inschrijving van [eiseres] op dit onderdeel niet alle onderdelen bevat niet onbegrijpelijk of onjuist. Zoals UWV stelt is het tijdsbeslag dat binnen de planning van [eiseres] van welke UWV functionaris wordt gevraagd onduidelijk gebleven. [eiseres] beroept zich erop dat zij graag zelf informatie over het tijdsbeslag (dat zij definieert als responstijd) van UWV had ontvangen, omdat zij dat niet kan inschatten en dat zij op bladzijde 7 van haar Plan van Aanpak heeft vermeld welke functionarissen van UWV zij nodig heeft. Uit de UtI volgt echter dat dit niet de bedoeling was. Het was juist aan [eiseres] om een inschatting te maken en specifiek op dit onderdeel van haar inschrijving in te gaan op de benodigde inzet van UWV functionarissen. Als dit voor [eiseres] onduidelijk was, had zij hierover vragen kunnen stellen. Van een onjuiste beoordeling is geen sprake.
4 Centralisatie
4.10.
Bij het hoofdaspect “werkwijze” heeft [eiseres] voorts bezwaar tegen de wijze waarop UWV haar keuze om alle data op één plek te verzamelen, centralisatie van alle vitale beveiligingssystemen, heeft beoordeeld. UWV heeft [eiseres] op dit onderdeel een onvoldoende gegeven omdat – kort gezegd – in het overzicht van de projectrisico’s dit aspect niet is opgenomen. In haar brief van 27 november 2018 op pagina 4 heeft UWV hierop als toelichting gegeven: “De ingrijpende verandering die als gevolg van deze aanbesteding zal ontstaan binnen het UWV ICT-systeemlandschap (..) is de gehele centralisatie van alle vitale beveiligingssystemen naar één omgeving (gehost door een externe partij). Hierin worden tevens persoonsgegevens van UWV medewerkers en stakeholders opgeslagen. In deze context zijn er gedurende de migratiefase als ook de beheerfase substantiële risico’s op de dimensie van continuïteit, beschikbaarheid en privacy van gegevens en bedrijfsprocessen. Feit is dat deze risico’s in uw plan van aanpak niet zijn benoemd en niet adequaat zijn geadresseerd. Op grond hiervan heeft het beoordelingsteam dit aspect als onvoldoende beoordeeld.”
4.11.
Het standpunt van [eiseres] dat UWV hiermee zegt dat het in verband met de privacy beter was geweest om niet te centraliseren wordt niet gevolgd. UWV had alleen verwacht dat [eiseres] de (beperking van risico’s van de) centralisatie had uitgewerkt. Hiermee is haar beoordeling niet onjuist of onbegrijpelijk. UWV heeft gezien de beoordelingssystematiek in het kader van de kwaliteitsbeoordeling de vrijheid om een lagere score toe te kennen als een toelichting ontbreekt. De omstandigheid dat niet specifiek naar deze toelichting is gevraagd, doet hier niet aan af. [eiseres] had de ruimte hierop in te gaan en had daarmee de elementen in paragraaf 8.3.4 van de UtI in haar inschrijving kunnen meenemen.
5 TVB matrix
4.12.
Bij het hoofdaspect “werkwijze (de te ondernemen activiteiten)” wordt op pagina 35 van de UtI als onderdeel onder de vijfde bullet vermeld: “Inschrijver beschrijft welke projectmanagementmethode en de TVB matrix wordt gebruikt voor het migratietraject en gedurende de dienstverlening”.
4.13.
In haar gunningsbeslissing heeft UWV vermeld: “De gevraagde TVB matrix ontbreekt zowel voor de migratie als ook de exploitatiefase”. UWV heeft [eiseres] op dit onderdeel dan ook puntenaftrek gegeven. Volgens [eiseres] onterecht. Zij stelt dat UWV alleen heeft gevraagd dat in het plan van aanpak wordt beschreven welke TVB matrix wordt gebruikt. Dit leidt zij af aan de onder 4.12 vermelde tekst.
Voorts heeft [eiseres] betoogd dat als UWV expliciet had gevraagd om het meesturen van een TVB matrix zij dat had gedaan. Dit had overigens wel veel pagina’s van de maximaal 12 pagina’s inbeslaggenomen, aldus [eiseres] .
4.14.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, ook als niet expliciet om een TVB matrix is gevraagd, UWV op dit onderdeel meer informatie van [eiseres] had mogen verwachten. Niet onbegrijpelijk is dan ook dat zij puntenaftrek heeft gekregen. [eiseres] heeft ter zitting betoogd dat zij in haar inschrijving op pagina 8 bovenaan een beschrijving van een TVB matrix heeft opgenomen. Dit kan volgens haar worden meegewogen. Dit maakt echter niet dat aan de verwachting van UWV is voldaan. UWV heeft aangegeven dat zij de verkregen informatie niet concreet genoeg achtte, omdat [eiseres] niet heeft toegelicht hoe de taken en bevoegdheden zullen worden verdeeld. Volgens UWV wordt alleen meegedeeld dat informatie in een TVB matrix zal worden verwerkt. Dit rechtvaardigt het oordeel van UWV om op dit kwalitatieve onderdeel tot puntenaftrek te komen.
7 Concept SLA
4.15.
Uit de door [eiseres] overgelegde stukken blijkt dat UWV naar aanleiding van vragen heeft verduidelijkt: “Nee wij verwachten een concept SLA van Inschrijver aan de hand van de UTI en het Technisch Programma van Eisen en Programma van Eisen”.
4.16.
Uit de brief van 27 november 2018 van UWV volgt dat zij de concept SLA die [eiseres] heeft aangeleverd niet heeft meegewogen, omdat deze geen onderdeel uitmaakt van de het Plan van Aanpak dat conform paragraaf 8.3.3.1 wordt beoordeeld. [eiseres] vindt dit onbegrijpelijk.
4.17.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de UtI volgt dat UWV alleen meeweegt wat in het Plan van Aanpak van maximaal 12 pagina’s staat.
Als (een beschrijving van) de concept SLA daarin niet is opgenomen, weegt het niet mee. De beoordeling op dit onderdeel van UWV is dan ook niet onjuist of onbegrijpelijk.
4.18.
Conclusie is dat de bezwaren van [eiseres] tegen de beoordeling van UWV niet slagen. Het lijkt erop dat zij haar inschrijving niet voldoende heeft uitgewerkt.
Uitsluiten andere inschrijvers
4.19.
In onderdeel 4.4 van de algemene technische eisen staat: “De gebruikersinterface van ieder webgebaseerd systeem wordt ingesteld volgens de UWV-huisstijl van de website. Dit kan worden bereikt door het gebruik van zogenaamde stijlbladen. In paragraaf 7.11 van de eisen voor het Toegangscontrolesysteem (TCS) staat: Wijzigingen met betrekking tot toegangskaarten moeten binnen 1 seconde worden doorgevoerd in het hele systeem (met uitsluiting van latency van het netwerk)”.
4.20.
[eiseres] stelt dat [tussenkomende partij] en andere inschrijvers niet aan deze eisen voldoen.
De toegangscontrole platformen iProtect van Keyprocessor en ATS 360 van EAL Apeldoorn zijn namelijk single-server platformen en voldoen daarmee niet aan de gestelde performance richtlijnen in het technisch programma van eisen, aldus [eiseres] . UWV dient nader toe te lichten hoe het kan dat de platformen van de andere inschrijvers wel aan de eisen voldoen, aldus [eiseres] .
4.21.
De voorzieningenrechter volgt [eiseres] niet. Zoals UWV terecht aanvoert, heeft [eiseres] haar stelling alleen onderbouwd door te verwijzen naar haar eigen expertise op dit terrein. Zij substantieert niet. Zij heeft haar standpunt op geen enkele wijze onderbouwd met officiële productomschrijvingen of een testrapport of enig ander schriftelijk stuk. Alleen al hierom zal haar stellingname onder 4.20 als onvoldoende onderbouwd ter zijde worden geschoven.
Het beoordelingsteam
4.22.
[eiseres] vraagt zich af hoe [tussenkomende partij] haar informatie kwijt kon in een Plan van Aanpak van 12 pagina’s (of heeft zij meer pagina’s gebruikt?) en daarin ook nog een TVB matrix kon opnemen. De vraag rijst of wel een onpartijdige beoordeling heeft plaatsgevonden. Het is waarschijnlijk dat het beoordelingsteam niet heeft geoordeeld aan de hand van de aanbestedingsstukken, maar aan de hand van hetgeen zij positief vond. Dit is in strijd met het gelijkheids- en transparantiebeginsel. Een nieuw onafhankelijk team moet aan de hand van de aanbestedingsstukken de inschrijvingen herbeoordelen, aldus steeds [eiseres] .
4.23.
Ter zitting is door UWV en [tussenkomende partij] uitdrukkelijk betwist dat [tussenkomende partij] met meer dan 12 pagina’s heeft ingeschreven. Voorshands kan daar dan ook niet vanuit worden gegaan, nu van het tegendeel niets is gebleken. Ook overigens is in de (niet nader onderbouwde) stellingen van [eiseres] geen aanknopingspunt te vinden voor de gestelde voorkeursbehandeling van [tussenkomende partij] en de bevooroordeeldheid van het beoordelingsteam. Deze bezwaren van [eiseres] kunnen verder dan ook onbesproken blijven.
4.24.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een onbegrijpelijk beoordeling, dan wel evidente onjuiste beoordeling waardoor de beoordeling van [eiseres] hoger had moeten uitvallen, en evenmin dat andere inschrijvers hadden moeten worden uitgesloten. Tot slot zijn er geen aanwijzingen dat het beoordelingsteam partijdig was, ten gevolge waarvan dit moet worden vervangen en een nieuwe beoordeling moet plaatsvinden, dan wel dat aanbestedingsstukken moeten worden aangepast omdat die onduidelijk zijn en om die reden een heraanbesteding zou moeten plaatsvinden.
Van schending van het zorgvuldigheidbeginsel waar [eiseres] in het slot van haar pleitnota op doelt, lijkt in het licht van al het voorgaande geen sprake te zijn. Dit alles betekent dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
4.25.
[eiseres] zal zowel in de hoofdzaak als in het incident tot tussenkomst als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
In de hoofdzaak worden de proceskosten aan de zijde van UWV begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.619,00
In het incident tot tussenkomst worden de proceskosten aan de zijde van [tussenkomende partij] begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.619,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten zowel aan de zijde van UWV als aan de zijde van [tussenkomende partij] tot op heden begroot op € 1.619,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: GHF