Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
- i) Relevantie (bij Wens 4: Kwaliteitswensen);
- ii) Volledigheid: en
- iii) Haalbaarheid.
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en de Nederlandsche Bank N.V. (DNB). De eiseres had DNB gedagvaard omdat haar inschrijving voor een aanbesteding was afgewezen. DNB had een Europese aanbesteding aangekondigd voor de uitbesteding van aanbestedingsprocedures en kwaliteitscontrole, waarbij de eiseres als tweede was geëindigd. De eiseres vorderde onder andere dat DNB het voornemen tot definitieve gunning zou intrekken en de opdracht aan haar zou gunnen, of in ieder geval de opdracht opnieuw zou aanbesteden.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat DNB de inschrijving van de eiseres op juiste wijze had beoordeeld en dat er geen sprake was van onzorgvuldigheden in de procedure. De rechter concludeerde dat de herbeoordeling van de inschrijvingen door DNB niet in strijd was met de aanbestedingsrechtelijke beginselen en dat de eiseres niet had aangetoond dat de scores onjuist waren. De rechter benadrukte dat de beoordelingscommissie voldoende ruimte had om subjectieve criteria te hanteren bij de beoordeling van de inschrijvingen.
De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van DNB werden begroot op € 1.606,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is openbaar gedaan en de kostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad.