ECLI:NL:RBAMS:2019:106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2019
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
13/654085-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor heling en wapenbezit na aanhouding op de A10

Op 11 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van heling en wapenbezit. De verdachte werd op 9 juli 2018 aangehouden op de A10 terwijl hij op een gestolen motor reed en een geladen vuurwapen bij zich had. Tijdens de zitting op 28 december 2018 heeft de officier van justitie, mr. R. Bosman, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. R.H. Bouwman, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van de motor, maar de rechtbank achtte het bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan opzetheling van de motor en het voorhanden hebben van een pistool en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en motiveerde deze straf door te wijzen op de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen met zich meebrengt. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen aan zowel de verdachte als de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654085-18 (Promis)
Datum uitspraak: 11 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ”.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Bosman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.H. Bouwman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal in vereniging van een motor in de periode van 14 maart 2018 tot en met 15 maart
2018;
subsidiair:heling in vereniging van voornoemde motor in de periode van 15 maart 2018 tot en met 9 juli 2018;
2. het voorhanden hebben van een pistool van het merk Steyr en munitie van categorie III op
9 juli 2018.
2.2.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen als
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman kan het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden. De ter plaatse door verdachte afgelegde verklaring dat de motor van een vriend is, is niet bruikbaar als bewijs omdat niet kan worden nagegaan onder welke omstandigheden deze verklaring is afgelegd. Voorts is niet direct de cautie aan verdachte gegeven. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij de motor heeft gestolen, is geloofwaardig.
De raadsman verzoekt verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrij te spreken omdat de aangetroffen tas op de motor met daarin het vuurwapen niet van verdachte is en er onvoldoende bewijs is dat verdachte weet had van hetgeen in de tas zat.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Op 9 juli 2018 zien verbalisanten op de Ringweg A10 te Amsterdam een motor zonder kentekenplaat rijden. Hierop wordt aan de bestuurder een stopteken gegeven. De bestuurder – naar later blijkt verdachte – kan geen rijbewijs tonen, verklaart dat de motor van een vriend is en dat hij de motor ergens heen moet brengen. Blijkens navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer staat de motor sinds maart 2018 als gestolen gesignaleerd. In de tas die tussen de benen van verdachte staat wordt een vuurwapen en munitie aangetroffen (feit 2).
Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hetgeen op 9 juli 2018 door de verbalisanten is genoteerd, niet juist is. Volgens verdachte heeft hij zich destijds op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte verklaart voorts dat hij de dag van zijn aanhouding in de Zaanstraat te Amsterdam een motor met sleutel en helm zag staan. Hij heeft de motor gestart, de helm opgezet en is weggereden.
De rechtbank passeert dit alternatieve scenario en overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft kort voor zijn aanhouding verklaard, nadat hem de cautie was gegeven, dat de motor van een vriend was en hij deze ergens heen moest brengen. Verdachte heeft zich vervolgens lopende het onderzoek op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter zitting, na kennis te hebben genomen van het volledige eindproces-verbaal, heeft verdachte een scenario geschetst dat niet meer is te verifiëren. Dit scenario komt de rechtbank ongeloofwaardig voor in het licht van genoemde verklaring die verdachte (spontaan) ten overstaan van verbalisanten heeft afgelegd. Verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
Gelet op de verhullende verklaring van verdachte en het ontbreken van de kentekenplaat, bezien in onderlinge samenhang met de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat de motor van een misdrijf afkomstig was en zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.3.2
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van hetgeen in de tas zat die tussen zijn benen stond, ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat, in onderling verband en samenhang bezien, het niet anders kan dan dat hij wist van de aanwezigheid van dat wapen en de munitie en hij over die goederen beschikte.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en munitie zoals hierna in rubriek 5 is weergegeven.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 9 juli 2018 te Amsterdam, een motor voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
2.
op 9 juli 2018 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk Steyr, model M9, kaliber 9mmx19, en munitie van categorie III, te weten 13 patronen,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op de openbare weg begeven met een vuurwapen en munitie op zak en zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een motor. Het vuurwapen was bovendien geladen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen.
Uit het strafblad van verdachte van 26 september 2018 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor het voorhanden hebben van een pistool uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank wijkt fors af van dit oriëntatiepunt. Strafverzwarend is dat verdachte het pistool op de openbare weg voorhanden had. Bovendien was het pistool geladen, zodat daarmee kon worden geschoten. De omstandigheid waaronder het wapen is aangetroffen – te weten op een gestolen motor – doet vermoeden dat het voorhanden hebben van dit wapen verband houdt met andere criminele activiteiten.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
De rechtbank komt daarbij lager uit dan de officier van justitie, omdat de rechtbank de geëiste straf te hoog vindt in verhouding tot straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Ten aanzien van het beslag
Retour verdachte
Onder verdachte is een shirt (nummer 2), broek (nummer 3), schoenen (nummer 4), een handschoen (6) en een tas (nummer 7) in beslag genomen. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zullen aan hem worden geretourneerd.
Retour rechthebbende
Onder verdachte is eveneens een helm (nummer 1) en een motoronderdeel (nummer 5) in beslag genomen. Deze voorwerpen dienen aan de rechthebbende te worden geretourneerd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde:
opzetheling;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte:
  • Voorwerp 2, 1.00 STK shirt, goednummer 5607240;
  • Voorwerp 3, 1.00 STK broek, goednummer 5607241;
  • Voorwerp 4, 2.00 STK schoenen (Nike), goednummer 5607244;
  • Voorwerp 6, 1.00 STK handschoen, goednummer 5599919;
  • Voorwerp 7, 1.00 STK tas, goednummer 5599927;
Gelast de teruggave aan de rechthebbende:
  • Voorwerp 1, 1.00 STK helm, goednummer 5607227;
  • Voorwerp 5, 1.00 STK motoronderdeel, goednummer 5607252.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en S. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2019.