ECLI:NL:RBAMS:2019:1045

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
C/13/641810 / HA RK 18-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling deskundigenkosten na beëindiging verzoek tot vaststellen prijs op grond van artikel 13 Wet voorkeursrecht gemeenten

Op 18 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Gemeente Amsterdam (Burgemeester en Wethouders) tegen een belanghebbende. De zaak betreft de vaststelling van deskundigenkosten na de beëindiging van een verzoek tot prijsvaststelling op basis van artikel 13 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). De rechtbank had eerder op 3 mei 2018 een commissie van drie deskundigen benoemd om advies uit te brengen over de prijs van onroerend goed waarop een voorkeursrecht was gevestigd. De deskundigencommissie bestond uit mr. J. Berkvens, de heer J. Diephuis en de heer A. Roos.

Tijdens de procedure heeft de belanghebbende op 14 november 2018 aangegeven zijn aanbod tot verkoop in te trekken, wat leidde tot een verzoek aan de rechtbank om de procedure te beëindigen zonder prijsvaststelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen noodzaak meer was voor het uitbrengen van een advies door de deskundigen, aangezien de panden uit de verkoop waren gehaald. De rechtbank heeft vervolgens de kosten van de deskundigen, die in totaal € 23.806,27 bedroegen, aan de Gemeente Amsterdam opgelegd. De rechtbank heeft ook bepaald dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de Gemeente de kosten onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen deze beschikking kunnen worden aangewend.

De beschikking is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling van de deskundigenkosten, terwijl andere door de belanghebbende opgevoerde kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank heeft de beschikking verder afgewezen voor andere of meer gezochte vorderingen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/641810 / HA RK 18-13
Beschikking van 18 februari 2019
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM (BURGEMEESTER EN WETHOUDERS),
zetelend te Amsterdam,
verzoekster,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat voorheen mr. J.D. Poot, thans zonder advocaat.
Partijen worden hierna Gemeente en [belanghebbende] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (fax) brief van mr. Poot van 28 september 2018;
  • de (fax)brief van mr. Reinders Folmer van 14 november 2018;
  • het e-mailbericht van [belanghebbende] van 6 december 2018;
  • het e-mailbericht van [belanghebbende] van 25 december 2018.

2.De verdere feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 mei 2018 is op verzoek van de Gemeente in verband met artikel 13 Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) een commissie van drie deskundigen benoemd, te weten: mr. J. Berkvens, de heer J. Diephuis en de heer A. Roos. Aan deze commissie is verzocht een advies uit te brengen over de prijs voor het eigendomsrecht, gevestigd op drie percelen, kadastraal bekend als gemeente Amsterdam [sectienummers] , plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] met de daarop aanwezige opstal, kosten koper.
2.2.
Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op de voorschotnota’s van de deskundigen is het (gezamenlijke) voorschot door de rechtbank begroot op € 27.934,36. Na ontvangst van het voorschot op 18 juni 2018 is op 20 juni 2018 is de commissie bericht dat zij met het onderzoek kunnen aanvangen.
2.3.
Bij (fax)brief van 14 november 2018 heeft de Gemeente geschreven dat [belanghebbende] aan de rechtbank heeft bericht dat hij zijn aanbod tot verkoop intrekt en is de rechtbank verzocht de procedure te beëindigen zonder prijsvaststelling. Benadrukt wordt dat hiermee geen sprake is van een intrekking in de zin van (naar de rechtbank begrijpt) artikel 13 lid 7 Wvg.
2.4.
Bij e-mailbericht van 6 december 2018 heeft [belanghebbende] bevestigd dat hij de panden aan de [adres 1] uit de verkoop haalt en deprocedure kan worden gestopt.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 2 mei 2017 is de deskundigencommissie verzocht advies uit te brengen over de prijs van een onroerende zaak waarop door de Gemeente een voorkeursrecht is gevestigd, kadastraal bekend als [kadasteraanduiding] , plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] (hierna: de bedrijfshal). De percelen vallen binnen de grenzen van het gevestigde voorkeursrecht als bedoeld in artikel 13 Wvg. De percelen behoren thans in eigendom toe aan [belanghebbende] .
3.2.
Partijen hebben bij berichten van 14 november 2018 en 6 december 2018 aangegeven dat geen noodzaak meer is tot het uitbrengen van een advies door de commissie van deskundigen omdat de panden door [belanghebbende] uit de verkoop zijn gehaald. Hiermee is de grondslag aan het gedane verzoek komen te vervallen en is dus geen sprake van een schriftelijke intrekking van het verzoek door burgemeester en wethouders in de zin van artikel 13 lid 7 Wvg. De rechtbank zal alleen nog een over de gemaakte kosten beslissen.
3.3.
Bij brief van 11 december 2018 is aan de commissie van deskundige bericht dat er geen advies uitgebracht hoefde te worden en is aan hen verzocht om hun eindnota aan de rechtbank te doen toekomen. Hieraan is gehoor gegeven. Partijen zijn in de gelegenheid zijn gesteld zich uit te laten over de eindnota’s van de commissie. Nu de rechtbank geen reactie van hen heeft ontvangen is de (totale) eindnota door de rechtbank begroot op € 23.806,27. Het betreft hier een begrote eindnota van mr. Berkvens van € 12.259,84, een begrote eindnota van de heer Diephuis van € 5.829,18 en een begrote eindnota van de heer Roos van € 5.717,25.
3.4.
De (totale) kosten voor de door de rechtbank benoemde deskundigen bedragen volgens hun opgave € 23.806,27 (inclusief BTW). Tegen de hoogte van deze kosten, die ook overigens redelijk voorkomen, is door partijen geen bezwaar gemaakt. De Gemeente zal dus worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
3.5.
Ingevolge artikel 13 lid 6 Wvg komen de kosten van de rechterlijke procedure, het deskundigenadvies alsmede redelijkerwijs door [belanghebbende] voor rechtsbijstand en andere deskundige bijstand gemaakte kosten voor rekening van de Gemeente.
3.6.
Bij e-mail van 25 december 2018 heeft [belanghebbende] om vergoeding van (samengevat) hypothecaire kosten gevraagd. Deze door [belanghebbende] opgevoerde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat op grond van artikel 13 lid 6 Wvg alleen de kosten van de rechterlijke procedure, het deskundigenadvies alsmede redelijkerwijs door de vervreemder van rechtsbijstand en andere deskundige bijstand gemaakte kosten ten laste van de Gemeente dienen te komen. Van dergelijke kosten is door [belanghebbende] geen opgave gedaan.
3.7.
De rechtbank ziet aanleiding om deze beschikking op grond van artikel 288 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beslissing

4.1.
veroordeelt de Gemeente in de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen ten bedrage van € 23.806,27 (inclusief BTW),
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
wijst af het anders of meer gezochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.T. Beuving, bijgestaan door H.A. Huisman, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2019.