ECLI:NL:RBAMS:2019:10360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
13-730096-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen en ondergronds bankieren

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1962 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman. Het onderzoek vond plaats na observaties in 2015, waarbij verdachte en medeverdachten betrokken waren bij het uitvoeren van geldtransacties zonder vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte leiding gaf aan een criminele organisatie die zich bezighield met ondergronds bankieren en witwassen van geldbedragen afkomstig uit misdrijven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele activiteiten, waaronder het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de bewezenverklaring van gewoontewitwassen, deelname aan een criminele organisatie en bankieren zonder vergunning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-730096-15
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1962,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 28 april 2016, 25 en 26 juni 2019 en 25 juli 2019. Verdachte was niet bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig. Hij werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef, die gemachtigd was hem te vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen-Buist en van wat mr. L.J.B.G. van Kleef ter zitting en samen met mr. C.W. Flokstra in hun pleitnota naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
De verdenking tegen verdachte komt, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting, kort en zakelijk weergegeven neer op het volgende:
Verdachte heeft in de periode van 11 juli 2015 tot en met 17 november 2015 opdracht gegeven tot dan wel leiding gegeven aan het (gewoonte)witwassen dan wel schuldwitwassen door [naam bedrijf BV] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Indien het opdrachtgeven of leiding geven niet kan worden bewezen heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen of schuldwitwassen (feit 1 primair en subsidiair). Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die deze delicten als doel had (feit 2) en het bedrijf van betaaldienstverlener uitvoeren zonder vergunning (feit 3).
2.2.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
2.3.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig – maar niet gevoegd – ter terechtzitting behandeld met de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vandaag wordt ook tegen de medeverdachten vonnis gewezen. Ten behoeve van de leesbaarheid zal de rechtbank niet alleen de rol van verdachte bespreken, maar ook de rol van de medeverdachten.

3.Aanleiding van het onderzoek

Op 12 maart 2015 wordt in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek een observatie uitgevoerd op het perceel [adres 2] . Daar wordt gezien dat twee onbekende mannen (NN1 en NN2) in een Audi A3 (hierna: de Audi) met Duits kenteken [kenteken 1] aankomen bij [straatnaam 1] . NN1 loopt met een lege Dirk van den Broek-tas naar de Audi en pakt gevulde plastic zakken met het AH-logo uit de kofferbak die hij in de Dirk van den Broek-tas stopt. NN1 gaat vervolgens met de volle tas de flat aan [straatnaam 1] in. Uit onderzoek naar het kenteken in de politiesystemen blijkt dat er verschillende registraties zijn op dit kenteken. De bestuurder van de auto is dan steeds [medeverdachte 1] . Uit een van de registraties komt naar voren dat [medeverdachte 1] in november 2014 is gecontroleerd. In de auto was toen ook [medeverdachte 2] aanwezig.
Bij een volgende observatie van [adres 2] , op 6 mei 2015, zien observanten dat NN1 en NN2 in een Volkswagen Jetta met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Jetta) wegrijden van [straatnaam 1] en een ontmoeting hebben met inzittenden van een Volkswagen Passat (hierna: de Passat) met kenteken [kenteken 3] . NN1 en NN2 blijken later [medeverdachte 1] en zijn broer [persoon 1] te zijn. De Passat is op naam gesteld van [persoon 2] , die in 2008 twee verdachte money transfers heeft gedaan naar [persoon 3] . Deze [persoon 3] wordt gezien als de spil in diverse internationale criminele organisaties voor het invoeren van grondstoffen voor synthetische drugs en de vervaardiging en levering hiervan. In december 2014 is [persoon 4] bestuurder geweest van deze Passat. [persoon 4] op zijn beurt is eerder in Ierland veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor het bezit van cocaïne en XTC ter waarde van 150.000 pond. Hij zou deel uitmaken van een bekende Ierse criminele organisatie.
Naar aanleiding van deze observaties en bevindingen is op 18 mei 2015 het strafrechtelijk onderzoek 13FA gestart.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
4.1.1.
Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden. [1] De inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – wordt slechts gebruikt voor het bewijs van het tenlastegelegde feit waarop het, zoals blijkt uit de inhoud, kennelijk betrekking heeft.
4.1.2.
Korte schets van de zaak
Bij diverse observaties is gezien dat de Audi regelmatig geparkeerd staat in de omgeving van de [straatnaam 2] in Amsterdam. Verdachte staat, samen met zijn zoon [medeverdachte 1] en zijn vrouw [persoon 5] , ingeschreven op het adres [adres 3] . Op 3 juni 2015 wordt gezien dat [medeverdachte 1] om 12.50 uur bij de [adres 4] naar binnen gaat. [2] Op 10 juni 2015 gaat hij om 11.38 uur de [adres 4] in. [3]
[naam bedrijf BV]
Uit onderzoek blijkt dat een bedrijfsunit op de achtste verdieping van de [naam flat/toren] is verhuurd aan de besloten vennootschap [naam bedrijf BV] BV (hierna: [naam bedrijf BV] ). Deze vennootschap is op 21 mei 2013 in de Kamer van Koophandel ingeschreven. [naam bedrijf BV] heeft als bedrijfsomschrijving “groothandel in textielwaren en schoenen”. [persoon 6] en [medeverdachte 2] zijn bestuurders, waarbij laatstgenoemde ook is ingeschreven als directeur. Tussen 21 mei 2013 en 25 november 2014 was [medeverdachte 1] bevoegd tot € 5.000,-, blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel. Het bij de Kamer van Koophandel vermelde telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] staat op naam van verdachte. [4] , [5]
[naam bedrijf BV] heeft als bezoekadres [adres 5] , maar huurt per 1 april 2015 kantoorunit 8.10 op de achtste verdieping van de [naam flat/toren] , [adres 4] . In de huurovereenkomst staat dat [medeverdachte 2] contactpersoon is van [naam bedrijf BV] , [6] met een telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] . Aan [naam bedrijf BV] zijn drie toegangspassen verstrekt. Onderzoek wijst uit dat op 3 juni 2015 om 12.49 uur een van de toegangspassen van [naam bedrijf BV] is gebruikt, evenals op 10 juni 2015 om 11.33 uur. [7]
Observaties [adres 4]
Op 22 juli 2015 is een heimelijke videocamera geplaatst in de centrale hal van de [adres 4] , gericht op de ingang van unit 8.10, het kantoor van [naam bedrijf BV] . Uit de beelden blijkt dat de ruimte wordt gebruikt door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarbij verdachte en [medeverdachte 1] een sleutel van de ruimte hebben [8] en [medeverdachte 2] niet. Uit de beelden blijkt ook dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , al dan niet vergezeld door onbekende personen, regelmatig met gevulde tassen het kantoor in dan wel uit gaan. Het vermoeden van de politie is dat de tassen gevuld zijn met contant geld en dat het kantoor van [naam bedrijf BV] bedoeld is om geld in ontvangst te nemen en weer door te leveren.
Uit de camerabeelden is ook gebleken dat de kantoorruimte aan de [adres 4] sinds eind augustus 2015 kennelijk niet meer als kantoor in gebruik is.
Heimelijke doorzoeking [naam bedrijf BV] , [adres 4]
Omdat bij herhaling is gezien dat ogenschijnlijk gevulde tassen het kantoor van [naam bedrijf BV] in- en uitgaan, heeft op 4 augustus 2015 een heimelijke doorzoeking plaatsgevonden in het kantoor. Bij de doorzoeking zijn lege Alberty Heijn-tassen, opengescheurde plastic tasjes en drie gebundelde pakketten van 20 euro biljetten aangetroffen. Elk gebundeld pakket bestond uit 5 aparte pakketjes. In totaal bleek het – na vluchtige telling – om € 30.000,- te gaan. Ook lagen er losse biljetten van € 10,-, € 20,-, € 50,-, € 100,- en € 200,- in een la. Verder zijn er een kantooragenda met daarin geschreven getallen of bedragen, een geldtelmachine, kladjes met aantekeningen van namen/woorden en getallen of bedragen, een rekenmachine, zwarte plastic tasjes met kleine gouden logo’s en een kladblok met aantekeningen, namen en bedragen/getallen aangetroffen. Daarnaast waren er een tapehouder met een rol tape en twee kilozakken elastiekjes, die identiek waren aan de elastiekjes waarmee de bundels geld waren gebundeld, aanwezig. De voorwerpen zijn niet in beslag genomen. [9]
Nieuwe locatie, andere werkwijze
[medeverdachte 2] heeft per 1 september 2015 een bedrijfspand aan de [adres 6] in Amsterdam gehuurd op naam van [naam bedrijf BV] . [10] Vanaf die datum werkt hij vanuit zijn woonadres aan de [adres 7] in Amsterdam . Op 3 september 2015 komt hij bij ‘ [naam 1] , [naam 1] ’ met een pakket naar buiten en neemt dit mee zijn woning in. Bij de doorzoeking van de woning is een geldtelmachine aangetroffen. [11]
Ook schaft [medeverdachte 2] , op naam van [naam bedrijf BV] , een nieuwe leaseauto aan, een Mercedes Benz, en gaat hij zich kleden in een net pak in plaats van een T-shirt/polo, lange spijkerbroek en slippers/sportschoenen. Onder de Mercedes wordt een baken geplaatst. Uit de bakengegevens en uit observaties wordt waargenomen dat [medeverdachte 2] veelvuldig naar Rotterdam op en neer rijdt.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan dan wel medeplegen van (gewoonte)witwassen, het leiding geven aan een criminele organisatie en het medeplegen van zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener uitoefenen.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is, zoals weergegeven in het door haar ter terechtzitting overgelegde requisitoir, van mening dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat ten aanzien van de witwasverdenking geldt dat verdachte kan slechts worden veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen van de bedragen € 459.650,- (zaak [naam 2] ), € 100.000,- (zaak 13 [naam 3] ), € 330.800,- (uit de Mercedes), € 30.000,- ( [adres 4] ) en de € 17.442.498,- (Kasboek) en voor het overige van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt voorop dat sprake is van Hawala-bankieren en dat Hawala-bankieren niet automatisch betekent dat sprake is van witwassen. Een aantal witwastypologieën is van toepassing op Hawala-bankieren. Er moeten bijkomende feiten en omstandigheden zijn die duiden op een criminele herkomst van het vermogen waarmee gebankierd is. De criminele herkomst van het geld zal moeten worden aangetoond.
Feit 1: Witwassen
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde zal eerst het daderschap van [naam bedrijf BV] moeten worden aangetoond, voordat verdachte als feitelijk leidinggevende kan worden aangemerkt. Omdat daderschap van [naam bedrijf BV] niet is aangetoond, zal verdachte van het feitelijk leiding geven aan het witwassen moeten worden vrijgesproken.
Het pleidooi van de verdediging is toegespitst op het daderschap van de rechtspersoon en op het feitelijk leidinggeven van verdachte aan de gedragingen van de rechtspersoon. Naar aanleiding van de wijziging van de tenlastelegging en het opnemen van de beschuldiging dat verdachte de feiten heeft medegepleegd, heeft de verdediging betoogd dat de kernconclusie uit zijn pleidooi is dat er van een criminele herkomst van de geldbedragen niet is gebleken. De transacties vallen immers onder het Hawala-bankieren.
Verdachte zal daarom van alle tenlastegelegde witwasfeiten moeten worden vrijgesproken.
Feit 2: deelneming criminele organisatie
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop met het bankieren zonder vergunning, nu het materiële feitencomplex samenvalt met het feitencomplex dat feit 3 onderbouwt. Omdat vrijspraak van het witwassen moet volgen, moet verdachte worden vrijgesproken van het oogmerk ‘(gewoonte)witwassen, van geldbedragen’.
Feit 3: bankieren zonder vergunning
Ten aanzien van dit feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Deelneming aan een criminele organisatie (feit 2) en witwassen (feit 1)
Aan verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is tenlastegelegd dat zij deel uitmaken van een criminele organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten (kort gezegd) (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen en het bankieren zonder vergunning. Verdachten zouden geldtransacties hebben uitgevoerd en een kasboek van de organisatie hebben bijgehouden, dan wel opdracht hiertoe hebben gegeven.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van deelname aan een criminele organisatie dient er sprake te zijn van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer dient hij of zij tenminste een aandeel te hebben in dan wel ondersteuning te verlenen aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie. Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
A.
Is er sprake van een organisatie?
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is geweest van een organisatie.

[naam bedrijf BV] is dekmantel
Een eerste aanwijzing dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, is de omstandigheid dat het bedrijf [naam bedrijf BV] is gebuikt als dekmantel. De rechtbank komt tot deze conclusie op grond van de volgende omstandigheden.
Het telefoonnummer van [naam bedrijf BV] dat op naam staat van verdachte, is in de periode van 24 september 2015 tot en met 17 november 2015 opgenomen en afgeluisterd. In geen enkel gesprek of sms-bericht is geconstateerd dat er over [naam bedrijf BV] of de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf BV] als groothandel in textielwaren en schoenen werd gecommuniceerd. [12] Bij de doorzoekingen van de bedrijfspanden ( [adres 4] en [adres 9] ) zijn geen aanwijzingen gevonden dat sprake is (geweest) van voornoemde bedrijfsactiviteiten. [13] Evenmin is uit een van de observaties of afgeluisterde gesprekken een indicatie naar voren gekomen dat verdachten werkzaamheden verrichtten die gerelateerd zijn aan de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf BV] zoals opgegeven bij de Kamer van Koophandel. Bovendien is er nergens een bedrijfsadministratie aangetroffen. [14]
Uit het financiële onderzoek dat gedaan is naar [naam bedrijf BV] volgt dat een aantal zaken niet klopt. In de periode van 3 oktober 2014 tot en met 17 november 2015 zijn betalingen ter hoogte van ruim 4,5 ton van derden (debiteuren) ontvangen op de rekening van [naam bedrijf BV] . Dit geld wordt grotendeels (ruim 3,6 ton) weer contant opgenomen. Er zijn betalingen naar vermoedelijke crediteuren zichtbaar ter hoogte van bijna € 70.000,-. Overige afboekingen houden verband met huur- en leasekosten. Opvallend is dat er meer verkocht lijkt te worden dan dat er ingekocht wordt. [15]
[naam bedrijf BV] wordt ontbonden per 17 november 2015, de dag dat [medeverdachte 2] en verdachte worden aangehouden.

Taakverdeling
De volgende aanwijzing dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband is de omstandigheid dat sprake is van een taakverdeling tussen de verdachten.
Verdachteis de bankier en de spil binnen de organisatie. Hij maakt het meeste gebruik van het kantoor aan de [adres 4] . Verdachte is steeds enkele uren aanwezig. Hij stuurt [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan, die steeds kort in het kantoor aanwezig zijn, zo blijkt uit de camerabeelden. [16] Daarbij onderhoudt verdachte contacten met personen die vermoedelijk betrokken zijn bij (personen uit) het criminele circuit, waaronder [persoon 7] en [persoon 8] . [persoon 7] speelt een rol in een ander strafrechtelijk onderzoek betreffende ondergronds bankieren. [persoon 8] is op 1 september 2015 aangehouden in een pand waar een grote hoeveelheid cocaïne en hennep is aangetroffen. Hij stond voor Duitsland gesignaleerd op verdenking van handel in verdovende middelen. Ook heeft [persoon 8] antecedenten op grond van de Opiumwet. [17] Daarnaast is verdachte degene die de internationale contacten met Duitsland, Engeland, India en Dubai onderhoudt. Uit de analyse van de telefoon van verdachte blijkt dat hij 23 keer contact heeft met het nummer dat bij een broker zou horen (het dossier noemt hem [naam 4] ). In de telefoon van verdachte wordt ook een bericht gevonden waarin hij de persoon die dit nummer gebruikt om een token vraagt. [18]
In de woning van verdachte aan de [adres 3] in Amsterdam zijn administratie en notities in beslag genomen. [19] Deze administratie ziet op bedragen die mogelijk betaald zijn, gelet op de term ‘short paid’ bij het bedrag van 29 september, dat erop wijst dat er te weinig is betaald. Over het totaalbedrag van de som van de betaalde bedragen wordt blijkens de notities 1% berekend. Dit betreft mogelijk een commissie over de betaalde bedragen. In de kantlijn staat een bedrag van ‘1500pgp’. Dit bedrag wordt opgeteld bij de som van de commissie en betreft waarschijnlijk een betaling voor een PGP-telefoon. [20] Bij dezelfde huiszoeking is namelijk een PGP-telefoon aangetroffen. [21]
Dat verdachte de spil in de organisatie is blijkt eveneens uit diverse telefoongesprekken die [medeverdachte 2] met zijn vriendin [persoon 9] voert. Op 30 juli 2015 vertelt hij aan [persoon 9] dat er veel geld mist op het kantoor en dat hij blij is dat alleen “zijn vader” (de rechtbank begrijpt dat bedoeld wordt verdachte) de beide sleutels heeft. Hij moet zo weer terug naar kantoor. [22] Om 22.50 uur belt hij weer met [persoon 9] . Hij zegt dat hij “zijn vader” heeft afgezet en dat de man heeft gezegd dat hij zoveel mensen heeft voor wie hij zorgt en dat hij steeds alleen maar stress heeft. [23] Op 31 juli is het geld boven water. “Zijn vader” begon spontaan te janken. Ook heeft hij van “zijn vader” 100 euro gekregen. [24] Vervolgens blijkt er op 4 augustus 2015 weer een geldbedrag te ontbreken, wat waarschijnlijk een fout is van “zijn vader”, die aan iemand een verkeerd pakket heeft gegeven. [25]
Op 5 augustus 2015 belt [medeverdachte 2] met [persoon 9] waarbij hij zegt dat zij maar moet zeggen dat hij voor [bijnaam verdachte] bezig is. [26] Uit het dossier valt op te maken dat met [bijnaam verdachte] verdachte wordt bedoeld.
[medeverdachte 2]is de regelaar en katvanger. Hij treedt naar buiten als directeur van [naam bedrijf BV] en huurt op naam van [naam bedrijf BV] woningen en bedrijfspanden. Hij heeft op naam van [naam bedrijf BV] vier keer een ruimte gehuurd, te weten
- een woning aan [adres 2] in Amsterdam, waarbij de huurovereenkomst is ondertekend door zowel [persoon 1] (als bewoner) als door [medeverdachte 2] (namens [naam bedrijf BV] ) [27] . Deze woning werd gebruikt door [persoon 1] , maar ook door verdachte. Uit observaties is te zien dat op 10 augustus 2015 verdachte verhuist van [adres 2] naar de woning aan de [adres 8] . [28]
- een woning aan de [adres 8] . [medeverdachte 2] heeft de verhuizing geregeld, zo blijkt uit telefoongesprekken. [29]
- het bedrijfspand aan de [adres 4] (gehuurd door [medeverdachte 2] op naam van [naam bedrijf BV] ) [30] en
- het bedrijfspand aan de [adres 6] in Amsterdam , waarbij het contract met betrekking tot het gebruik van de ruimte is aangegaan door [naam bedrijf BV] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 2] . [31]
Ook regelt [medeverdachte 2] op naam van [naam bedrijf BV] de voertuigen (de Jetta en de Mercedes) die bij de organisatie in gebruik zijn. [32] De familie [familienaam] is op geen enkele wijze zichtbaar betrokken bij [naam bedrijf BV] .
Na de aanhouding van [naam 2] op 11 augustus 2015 huurt [medeverdachte 2] namens [naam bedrijf BV] de kantoorruimte aan de [adres 6] . Gezien is dat [medeverdachte 2] met verdachte is gaan kijken bij het perceel aan de [adres 9] . [33]
Daarnaast is [medeverdachte 2] geldkoerier. Uit tapgesprekken met [persoon 9] blijkt dat [medeverdachte 2] voor [bijnaam verdachte] werkt. [34] Op 17 november 2015 is [medeverdachte 2] aangehouden nadat hij een groot contant geldbedrag in ontvangst heeft genomen.
Van
[medeverdachte 1]is gezien dat hij een sleutel heeft van het kantoor aan de [adres 4] . Hij wordt regelmatig gezien als hij het kantoor aan de [adres 4] in- en uitgaat. Op 11 augustus 2015 is gezien dat hij een grote Albert Heijn-tas heeft geleverd aan [naam 2] . In die Albert Heijn-tas bleek een geldbedrag van € 459.650,- te zitten. Vlak na het leveren van de tas aan [naam 2] komt verdachte het kantoor in en zijn zij samen op kantoor. [35] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden regelmatig samen gezien.
[persoon 1]is één maal geobserveerd aan de [adres 4] . [36] Hij maakt gebruik van de woning aan [adres 2] , zoals hierboven is aangegeven. Na zijn aanhouding in Groot-Brittannië is [persoon 1] vertrokken naar Dubai [37] , waar hij mogelijk contacten onderhoudt ten behoeve van de organisatie. [medeverdachte 2] heeft hem daar bezocht [38] en verdachte belt hem met opdrachten. [39]

Hiërarchie
Binnen de organisatie is sprake van een hiërarchie. Ook dit wijst op een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Deze hiërarchie blijkt uit het feit dat verdachte en [medeverdachte 1] een sleutel hebben van de kantoorruimte [adres 4] en [medeverdachte 2] niet, ook al staat hij bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als directeur van [naam bedrijf BV] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontvangen salaris uit de organisatie, zo blijkt uit de aantekeningen in de kantooragenda die is aangetroffen bij de heimelijke doorzoeking aan de [adres 4] op 4 augustus 2015. Op 23 juli 2015 stond een aantekening “3.500 – [aantekening] ”. Op een bladzijde gelinieerd papier (ook aangetroffen op de [adres 4] ) staat een balans van 23 juli 2015. Hierop staat “M-R-sal 3500”. Dit bedrag wordt afgetrokken van het bedrag dat er boven staat. Op een andere, vergelijkbare balans, staat een bedrag van 1500 met de naam [medeverdachte 2] (dit is de voornaam van [medeverdachte 2] ). Er zijn nog twee aantekeningen waaruit is op te maken dat een bedrag van 1500 is bestemd voor Misha. Op grond van deze aantekeningen concludeert de rechtbank dat er salaris wordt betaald aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [40]

Wijziging werkwijze
Nog een aanwijzing voor een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband vormt de gezamenlijke wijziging van de werkwijze van de organisatie nadat [naam 2] is aangehouden. Na de eerdergenoemde aanhouding van [naam 2] wordt het kantoor aan de [adres 4] niet meer gebruikt door de organisatie. Het kantoor verhuist naar [adres 6] in Amsterdam . Ook de modus operandi wijzigt dan. Gezien wordt dat [medeverdachte 2] meer vanuit zijn woning aan de [adres 7] gaat werken. Hij regelt een nieuwe auto voor zichzelf, een Mercedes Benz (hierna: de Mercedes) en gaat zich kleden in een net pak in plaats van een T-shirt/polo met een spijkerbroek en daaronder slippers of sportschoenen. In plaats van een schoudertas of laptoptas draagt hij nu een aktetas bij zich. [medeverdachte 2] heeft minder contact met verdachte. Deze is nog wel regelmatig waargenomen aan de [adres 4] , alwaar gezien wordt dat hij contact heeft met onder meer [persoon 7] . [41] De werkwijze is nog deels hetzelfde; er wordt nog steeds gebruik gemaakt van [naam bedrijf BV] als dekmantel en van PGP’s. [medeverdachte 2] blijft ondergeschikt aan verdachte, gelet op de geldbedragen die ten laste van het bij [medeverdachte 2] aangetroffen kasboek ten gunste komen van [bijnaam verdachte] (verdachte). Daarbij komen bijnamen uit het kasboek van [medeverdachte 2] overeen met aangetroffen kasboeken van andere locaties. [42]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, waarbij verdachte de bankier en de spil van de organisatie is en verantwoordelijk is voor het geld dat in het kantoor ligt. [medeverdachte 1] , [persoon 1] en [medeverdachte 2] zijn ondergeschikt aan verdachte en in dienst van de organisatie.
Het oogmerk van de organisatie, het plegen van misdrijven
De rechtbank is van oordeel dat de organisatie het oogmerk heeft om misdrijven te plegen, namelijk gewoontewitwassen en het bankieren zonder geldige vergunning.
Gewoontewitwassen
Ten aanzien van het gewoontewitwassen overweegt de rechtbank het volgende.
Bij geen van de tenlastegelegde geldbedragen bij de verdachten is er bewijs dat dat deze bedragen direct van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank zal daarom het toetsingskader hanteren dat wordt toegepast bij een tenlastelegging van witwassen waarbij geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de legale herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de criminele organisatie en verdachten zich hebben bezig gehouden met Hawala-bankieren en in die hoedanigheid de gelden voorhanden hebben gehad en hebben overgedragen. Er zijn geen bijkomende feiten en omstandigheden die duiden op een criminele herkomst van de gelden die verdachten onder zich hadden. Om die reden dient de verdachte te worden vrijgesproken van witwassen en heeft de organisatie geen oogmerk gehad op witwassen.
De rechtbank stelt voorop dat het enkele feit dat de verdachten geldbedragen voorhanden hebben in het kader van Hawala-bankieren, inderdaad onvoldoende is om aan te nemen dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Hawala-bankiers verzenden en ontvangen immers zowel legale gelden als gelden die uit misdrijf afkomstig zijn. Om in het geval van Hawala-geld te kunnen spreken van geld waarvan het niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is, zullen er indicaties in het dossier moeten zijn dat sprake is van misdaadgeld en dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat het geld een criminele herkomst had.
De rechtbank is van oordeel dat er ruim voldoende indicaties zijn dat er sprake was van misdaadgeld en dat verdachten dit wisten. De rechtbank komt tot deze conclusie op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
- verschillende etnische achtergronden
Voor zover er in deze zaak transacties zijn waargenomen, gaat het om transacties tussen personen met verschillende etnische achtergronden, terwijl bij Hawala-bankieren over het algemeen sprake is van dezelfde etnische achtergrond.
- grote geldbedragen
Het gaat om zeer grote geldbedragen. Bij [naam 2] is een geldbedrag van € 459.650,- aangetroffen, in het kantoor aan de [adres 4] lag een bedrag van ongeveer € 30.000,- in een la, bij [persoon 10] is een plastic tas met een contant geldbedrag van € 100.000,- gevonden en [medeverdachte 2] had op de dag van zijn aanhouding een contant geldbedrag van € 330.800,- opgehaald in Rotterdam. De bedragen bestonden veelal uit kleine coupures. [43]
- contact met criminelen
Verdachten hadden tijdens de onderzoeksperiode contacten met mensen met antecedenten op het gebied van de Opiumwet. [medeverdachte 1] en [persoon 1] zijn op 6 mei 2015 gezien in gezelschap van [persoon 2] , die op zijn beurt contacten had met [persoon 3] en [persoon 4] , twee bekenden uit het internationale drugscircuit. [44] In de woning van [persoon 10] , die geld had ontvangen van [medeverdachte 2] , is een grote hoeveelheid gedroogde hennep aangetroffen. [45] Op het kantoor van verdachte is gezien dat hij contact had met [persoon 8] , die eveneens antecedenten heeft op het gebied van handel in harddrugs.
- ongeteld
De bedragen zijn ongeteld in ontvangst genomen.
- op straat
De bedragen zijn door de koeriers op straat ontvangen of overgedragen, wat een verhoogd veiligheidsrisico met zich meebrengt.
- gebruik van PGP-telefoons
In het onderzoek is gebleken dat gebruik wordt gemaakt van BlackBerry’s, die gebruikt worden voor versleutelde communicatie via e-mails en die veelal worden gebruikt in het criminele circuit. Zo zijn bij [naam 2] [46] en in de zaak 13 [naam 3] PGP-BlackBerry’s [47] aangetroffen, evenals in de woning aan de [adres 10] . [48] Ook [medeverdachte 2] had een PGP-telefoon, zoals blijkt uit een gesprek dat hij voerde met verdachte en waarin hij zegt “kijk op je andere telefoon”. [49] En in de woning van verdachte en [medeverdachte 1] ( [adres 3] ) zijn eveneens PGP-telefoons aangetroffen, evenals in de woning aan de [adres 8] . [50]
- gebruik van tokens
Dat in de organisatie gebruik wordt gemaakt van tokens kan worden opgemaakt uit het volgende. Bij de doorzoeking van de Mercedes van [medeverdachte 2] zijn in totaal acht en een halve biljetten van vijf euro aangetroffen. Op een aantal van deze briefjes stond een met de hand geschreven cijfer geschreven. Op de andere zijde van het briefje stonden soms getallen. De rechtbank acht het aannemelijk dat deze briefjes tokens waren om geldtransacties te voltooien. [51]
In een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en zijn vriendin vraagt [medeverdachte 2] naar een vijf-eurobiljet dat hij op bed heeft laten liggen en dat hij dat moet hebben. [52]
Met zijn telefoon met nummer eindigend op * [telefoonnummer] onderhoudt verdachte 23 keer contact met een buitenlands nummer van de broker ( [naam 4] ) in deze gesprekken wordt gesproken over geldtransacties binnen underground banking. [53] Op de in de woning aan de [adres 3] in beslaggenomen Samsung-telefoons stonden sms-berichten aan en van voornoemde broker. Verdachte vraagt om een token. In een ander sms-bericht zendt verdachte: “ [telefoonnummer] and tk [token] ”. Hier wordt naast een telefoonnummer in Dubai een token gezonden naar [naam 4] . [54]
- wijze van bundelen en verpakken van de bedragen
De bedragen die zijn aangetroffen in de [adres 4] , bij [naam 2] , bij [persoon 10] en in de Mercedes van [medeverdachte 2] zijn allemaal op dezelfde wijze gebundeld. Steeds zijn 100 biljetten samengepakt met een elastiekje, waarna vijf pakjes weer bij elkaar zijn gebundeld. Het geld dat bij [naam 2] en [persoon 10] is aangetroffen zat verpakt in zwarte plastic tasjes met gouden stippen. [55]
Op 4 augustus 2015 zijn soortgelijke plastic tasjes in het kantoor aan de [adres 4] aangetroffen. Bij de doorzoekingen van het kantoor aan de [adres 9] en de woning aan de [adres 7] zijn soortgelijke plastic tasjes gevonden. [56]
- bijhouden administratie
Bij de doorzoekingen aan de [adres 4] op 4 augustus 2015 en de doorzoekingen van de [adres 7] , de [adres 3] , de [adres 8] en de [adres 6] op 17 november 2017 zijn diverse aantekeningen en administratie gevonden die duiden op de administratie van ondergronds bankieren met illegale gelden. Er is sprake van een versluierde administratie waarbij identificerende gegevens zoals een voornaam en een achternaam van personen ontbreken. Er worden bijnamen gebruikt om personen aan te duiden. De diverse notities zijn met elkaar vergeleken. Opvallend is dat de naam [naam 5] voorkomt in notities die op elk adres zijn aangetroffen. Uit vergelijking van de notities van de [adres 7] en de [adres 9] is opgevallen dat bepaalde namen overeenkomen, zoals [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] en [naam 9] . Ook lijken de handschriften van de notities overeen te komen. In de woning aan de [adres 8] is een soortgelijke agenda gevonden als de agenda die in het kantoor aan de [adres 4] is gefotografeerd. De notities in de agenda zijn vergelijkbaar met de aantekeningen van de [adres 9] en de [adres 7] . In de agenda van de [adres 4] en de [adres 8] komen namen overeen. De handschriften in deze agenda’s lijken niet overeen te komen. Ook komen deze handschriften niet overeen met de handschriften van de notities van [adres 9] en [adres 7] .
- geldtelmachines
Geldtelmachines zijn aangetroffen in het kantoor aan de [adres 4] [57] , in de woning aan de [adres 7] [58] en het kantoor aan de [adres 6] . [59]
- voertuigen
Uit onderzoek naar de twee bij de organisatie gebruikte auto’s, de Jetta en de Mercedes, is gebleken dat in beide auto’s verborgen ruimtes zijn ingebouwd. [60] , [61]
- eerdere verdenking/veroordeling witwassen
[persoon 1] is in 2010 in Frankrijk aangehouden met een groot contant geldbedrag onder de bijrijdersstoel [62] en in 2015 in Engeland in verband met witwassen van 250.000 Engelse ponden. [63] Verdachte is in Groot Brittannië onder meer veroordeeld voor drugshandel op 3 januari 2001. [64]
- onvoldoende legale inkomsten
Uit onderzoek is voorts vast komen te staan dat de verdachten onvoldoende legale inkomsten hadden. [65] , [66] , [67]
Uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgen dus ruim voldoende indicaties dat sprake was van misdaadgeld en dat verdachten dit wisten. Dit betekent dat bovengenoemde feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Gelet hierop mag van verdachten worden verlangd dat zij een verklaring geven voor de herkomst van de voorwerpen. Verdachten hebben echter geen enkele verklaring gegeven voor de herkomst van de gelden.
Nu verdachten geen enkele verklaring hebben gegeven voor de herkomst van de gelden acht de rechtbank bewezen dat de criminele organisatie zich heeft bezig gehouden met witwassen.
Het zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener
Ten aanzien van het bankieren zonder vergunning overweegt de rechtbank het volgende.
De criminele organisatie heeft zich bezig gehouden met het opzettelijk verrichten van contante geldtransacties en ondergronds bankieren. Geen van de verdachten hadden een bankvergunning of hebben deze in het verleden aangevraagd. [68]
Oogmerk op gewoontewitwassen en illegaal bankieren.
Naar het oordeel van de rechtbank ligt het bewijs van het oogmerk van de organisatie op bovengenoemde misdrijven, in het gegeven dat het samenwerkingsverband van verdachten hierbij een zeer doordachte werkwijze hanteerde, welke werkwijze bewust werd aangepast na de aanhouding van [naam 2] . De verdachten hadden ieder een eigen rol bij het witwassen van de bedragen en het illegaal bankieren, zoals hierboven reeds uiteen is gezet. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat het samenwerkingsverband activiteiten heeft verricht met het oog op het doel van de organisatie.
Uit de omstandigheid dat [naam bedrijf BV] als dekmantel is opgetuigd om bedragen te kunnen witwassen volgt dat de organisatie het oogmerk had om van dat witwassen een gewoonte te maken.
C. Leiding geven aan de organisatie door [verdachte]
De laatste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte leiding heeft gegeven aan deze criminele organisatie.
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van bedoeld oogmerk. Uit hetgeen hierboven is overwogen onder het kopje ‘Taakverdeling’ ten aanzien van de rol van verdachten binnen de organisatie, volgt dat de uitvoerende handelingen voornamelijk door zijn medeverdachten werden verricht, maar blijkt naar het oordeel van de rechtbank eveneens dat verdachte op de achtergrond overal bij betrokken was en hieraan leiding heeft gegeven.
4.4.2.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 primair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierover dat de tenlastegelegde gedragingen niet zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Reeds om die reden kan niet worden bewezen dat de rechtspersoon enig strafbaar feit heeft begaan. Daaruit volgt dat niet kan worden bewezen dat verdachte opdracht tot dan wel leiding heeft gegeven aan een verboden gedraging van de rechtspersoon.
Ten aanzien van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde opdracht geven door verdachte aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ziet op functioneel daderschap van verdachte met betrekking tot delicten die hij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft laten uitvoeren. Echter, eventuele opdrachten van verdachte als leider van de organisatie aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betreffen geen opdracht in de zin van artikel 51 Sr en voldoen niet aan de voorwaarden voor functioneel daderschap in de zin van artikel 47 Sr. Ook ten aanzien van dit onderdeel zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
4.4.3.
Het oordeel over het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte een geldbedrag van € 107.000,- uit de woning aan de [adres 11] heeft witgewassen. Niet bewezen kan worden dat dit geldbedrag door [medeverdachte 2] is geleverd of dat verdachte hierbij betrokken is geweest. Ook kan niet bewezen worden dat verdachte het geldbedrag van € 450.420,-, aangetroffen in de woning aan de [adres 10] in Rotterdam heeft witgewassen. Van enige betrokkenheid van verdachte bij dit bedrag is niet gebleken.
Verder is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte opbrengsten of verdiensten heeft witgewassen, afkomstig uit het bankieren zonder vergunning. Verdachte moet ook hiervan worden vrijgesproken.
Overige geldbedragen
De rechtbank heeft reeds overwogen dat verdachte leiding gaf aan een criminele organisatie die heeft gebankierd met gelden waarvan verdachten wisten dat die van misdrijf afkomstig waren. Uit het dossier blijkt niet dat er door de organisatie enig onderscheid is gemaakt in transacties. Om die reden stelt de rechtbank vast dat alle door de criminele organisatie uitgevoerde transacties, transacties betreffen met gelden waarvan verdachten wisten dat die van misdrijf afkomstig waren. Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van de vraag of sprake is van witwassen van het geldbedrag van € 100.000,- (zaak 13Molen), € 330.800,- (uit de Mercedes), 17 miljoen euro (uit het kasboek) en € 30.000,- ( [adres 4] ), dient te beoordelen of de criminele organisatie betrokken was bij deze geldtransacties. Indien hiervan sprake is zal de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van het witwassen van deze bedragen door verdachte, omdat hij degene is die de koeriers binnen de organisatie aanstuurt. Bovendien is hij de bankier en de spil van de organisatie en is hij reeds uit dien hoofde op de hoogte van wat zich in de organisatie afspeelt.
Geldbedrag van € 459.650,- (zaak [naam 2] ), [medeverdachte 1]
Tijdens de observaties en op de camerabeelden van 11 augustus 2015 is het volgende waargenomen.
Om 10.53 uur komt [medeverdachte 1] aan bij het kantoor van [naam bedrijf BV] aan de [adres 4] (hierna: het kantoor). Hij heeft een plastic Albert Heijn-tas bij zich met een vulling van het formaat van een grote schoenendoos.
Om 12 uur komt [verdachte] met een oudere grijze man aan bij de [adres 4] en gaan daar naar binnen.
Om 12.12 uur gaat [medeverdachte 1] het kantoor uit en tien minuten later gaat hij het kantoor weer in. Om 13.20 uur gaat hij het kantoor weer uit.
Gezien wordt dat [medeverdachte 1] om 13.23 uur de parkeergarage aan de zijde van de [straatnaam 3] uitkomt met een telefoon in zijn handen. Om 13.24 uur stapt hij als passagier in een Citroën C1 (hierna: de Citroën). Om 13.27 uur stopt de Citroën voor de parkeergarage aan de [straatnaam 3] . [medeverdachte 1] opent de deuren van de parkeergarage en de Citroën rijdt naar binnen.
Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 1] om 13.30 uur met een persoon bij het kantoor komt. De man heeft niets bij zich. Vijf minuten later verlaten [medeverdachte 1] en deze persoon het kantoor. De man heeft een shoppertas van Albert Heijn bij zich. De tas lijkt zwaar en minstens voor de helft gevuld. Om 13.37 uur komt [medeverdachte 1] terug bij het kantoor en gaat daar naar binnen.
Vervolgens wordt geobserveerd dat de man om 13.38 uur de parkeergarage in komt lopen met de Albert Heijn-shoppertas. Even later rijdt de Citroën de parkeergarage uit. [69] Vlak na het leveren van de tas aan [naam 2] komt verdachte het kantoor in en zijn [medeverdachte 1] en verdachte samen op kantoor. [70]
Vervolgens wordt de Citroën onder observatie genomen. Hierbij wordt gezien dat de Citroën richting Buitenveldert rijdt. Op twee momenten parkeert de bestuurder de Citroën en stapt uit en in. Om 14.22 uur wordt de Citroën geparkeerd op de Zuid-Hollandstraat ter hoogte van de Kastelenstraat. De bestuurder stapt uit. Gezien wordt dat hij de kofferbak van de Citroën opent en hier een grote blauwe shoppertas van het merk Albert Heijn uit pakt. Hij loopt met de tas weg richting Backershagen. De tas is zichtbaar zwaar. [71] Om 14.25 uur wordt de bestuurder van de Citroën aangehouden. De bestuurder bleek te zijn [naam 2] . In de Albert Heijn-shoppertas zaten onder meer twee zwarte plastic tassen voorzien van een goudkleurig stippenpatroon. In beide tassen zaten diverse bundels met geld. Elke bundel was bijeengebonden met elastiekjes. [72] In de eerste zwarte tas zaten uitsluitend biljetten van € 50,- (5500 biljetten) met een gezamenlijke waarde van € 275.000,-. In de tweede tas zaten eurobiljetten van diverse coupures (2091 biljetten van € 50,-, 403 biljetten van € 100,- en 199 biljetten van € 200,-) met een gezamenlijke waarde van € 184.650,-. In totaal is een bedrag van € 459.650,- aangetroffen in de Albert Heijn tas. [73] Bij [naam 2] is een BlackBerry-telefoon in beslag genomen, [74] waarop encrypted mails staan opgeslagen. [75]
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] de Albert Heijn-tas met het geld aan [naam 2] heeft overhandigd. Gezien is dat [naam 2] zonder tas samen met [medeverdachte 1] het kantoor aan de [adres 4] binnengaat. Als hij het kantoor verlaat heeft hij een grote, zware Albert Heijn-shopper bij zich, soortgelijk aan de tas waarin het geld is aangetroffen. [naam 2] is tot aan zijn aanhouding onder observatie geweest. Niet gebleken is dat de kofferbak van de Citroën geopend is geweest tot vlak voor zijn aanhouding. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de Albert Heijn-tas met het geld, die bij de aanhouding van [naam 2] in beslag is genomen, dezelfde tas is als de tas die hij in het kantoor van [medeverdachte 1] heeft ontvangen.
Uit het bovenstaande volgt dat [medeverdachte 1] het geldbedrag van € 459.650,- heeft overgedragen aan [naam 2] vanuit zijn rol binnen de criminele organisatie. Hij levert de tas immers vanuit het kantoor van [naam bedrijf BV] en na de levering is hij samen met de leider van de criminele organisatie, verdachte, in het kantoor. Dit betekent dat ook verdachte vanuit zijn rol als leider van de criminele organisatie als medepleger betrokken is geweest bij het witwassen van voornoemd geldbedrag.
€ 100.000,- (Zaak 13 [naam 3] ), [medeverdachte 2]
Op 28 oktober 2015 is uit bakengegevens gebleken dat de Mercedes van [medeverdachte 2] tussen 9.16 uur en 15.41 uur uitpeilde in Duitsland. Uit de bakengegevens is gebleken de Mercedes heeft stilgestaan op de locaties [adres 12] en [adres 13] . Op dit laatste adres is [naam bedrijf 1] gevestigd, een groot confectiecentrum waar verdachte en [medeverdachte 1] een bedrijf hebben, genaamd [naam bedrijf 2] . Bij de politie ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 2] als geldkoerier een bezoek heeft gebracht aan Duitsland. De auto is na terugkomst in Nederland onder observatie genomen. [76] Hierbij is gezien dat [medeverdachte 2] aankomt op het adres [adres 7] en uit de kofferbak een wit plastic tasje meeneemt de woning in. Even later komt [medeverdachte 2] met een zwarte plastic tas uit de woning en zet deze op de bijrijdersstoel van een geparkeerde rode BMW. De BMW rijdt weg en wordt onder observatie genomen. De BMW parkeert bij een woning aan de [adres 11] in Amsterdam. De bestuurder, die later blijkt te zijn [persoon 10] , komt uit de richting van de BMW lopen met een plastic tas die voldoet aan de omschrijving van de tas die [medeverdachte 2] heeft afgegeven, namelijk een zwarte plastic tas. Hij gaat de woning in. Kort hierop komt een Peugeot bestelauto aanrijden. De bestuurder van de Peugeot gaat de woning aan de [adres 11] in. De Peugeot staat op naam van [persoon 11] . Vervolgens wordt gezien dat [persoon 11] en [persoon 10] naar de Peugeot lopen. [persoon 11] plaatst een grote tas in de bagageruimte. [persoon 10] zet een rode shoppertas in de Peugeot. Even later rijdt [persoon 11] met de Peugeot weg en wordt aangehouden. [77] In de Peugeot wordt onder meer een hoeveelheid weed [78] en een tas met PGP’s aangetroffen. [79] Ook wordt in perceel [adres 11] binnengetreden. In de woning wordt een geldbedrag van in totaal € 207.000,- aangetroffen [80] ; in een gele doos een bedrag van € 107.000,- en in een zwarte tas met gouden stippen een bedrag van € 100.000,-. Daarbij wordt een zwarte tas met hierin een blauwe vuilniszak met 7 doorzichtige sealbags met in totaal 6,96 kilogram hennep aangetroffen. [81] , [82] In de woning zijn ook zeven mobiele telefoons en twee simkaarten aangetroffen. Twee van de telefoons zijn BlackBerry’s. Dit zijn vermoedelijk PGP-telefoons. [83]
Het geldbedrag van € 100.000,- is door [medeverdachte 2] geleverd
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag van € 100.000,- door [medeverdachte 2] is geleverd. Zij baseert dit oordeel op het volgende. Tijdens de observaties is gezien dat [medeverdachte 2] een zwarte plastic tas met inhoud op de bijrijdersstoel van de rode BMW zet, dat [persoon 10] bij het perceel [adres 11] te Amsterdam uit de richting van de BMW komt lopen. [persoon 10] heeft dan een zwarte plastic tas bij zich die voldoet aan de omschrijving van de tas die [medeverdachte 2] heeft afgegeven. In de woning [adres 11] wordt een geldbedrag aangetroffen in een zwarte plastic tas met een gouden stippenpatroon. Op deze plastic tas zitten dactyloscopische sporen van [persoon 10] . [84] De zwarte plastic tas met goudkleurige stippen waarin het contante geldbedrag van € 100.000,- is aangetroffen, toont grote overeenkomsten met de zwarte plastic tassen met goudkleurige patronen die tijdens het onderzoek 13FA op diverse locaties zijn aangetroffen, waaronder de [adres 7] , waar [medeverdachte 2] woont. Hier lagen onder meer zwarte plastic tassen met gouden stippen. [85]
Vanuit de criminele organisatie
Uit bovengenoemde omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat de auto van [medeverdachte 2] heeft stilgestaan op de [adres 13] waar [naam bedrijf 1] gevestigd is en de omstandigheid dat het geldbedrag was verpakt in de zwarte plastic tassen met gouden stippen die door de organisatie gebruikt worden, volgt dat [medeverdachte 2] dit bedrag heeft geleverd vanuit zijn rol als geldkoerier binnen de criminele organisatie. Dit betekent dat ook verdachte vanuit zijn rol als leider van de criminele organisatie als medepleger betrokken is geweest bij het witwassen van voornoemd geldbedrag.
€ 330.800,- (geldbedrag uit de Mercedes), [medeverdachte 2]
Op 17 november 2015 houdt een Rotterdamse eenheid van de politie de [adres 10] onder observatie. Eerder was al gebleken dat de bestuurder van een Mercedes met kenteken [kenteken 5] die week dagelijks in de woning aan de [adres 10] (de rechtbank begrijpt: [adres 10] ) in Rotterdam was geweest. Verbalisant ziet om 9.57 uur de Mercedes parkeren voor het pand [adres 10] . Hij ziet uit het pand met nummer [adres 10] een man komen, die later [persoon 12] bleek te zijn. Deze [persoon 12] heeft een rode plastic tas met witte opdruk bij zich, die deels gevuld is. De man stapt aan de bijrijderskant de Mercedes in. Kort daarop stapt de man zonder rode tas de Mercedes uit, waarop de Mercedes wegrijdt. [86] Om 10.00 uur is een observatie gestart. Uit deze observatie en uit bakengegevens is gebleken dat de Mercedes naar Amsterdam rijdt. In de [adres 7] stopt de Mercedes. De bestuurder, [medeverdachte 2] , wordt aangehouden. [87] In de Mercedes is achter de rechter voorstoel een rode plastic tas aangetroffen met daarin een witte plastic tas. Hierin zat een aantal bundels bankbiljetten met een totaal van € 330.800,-. Het bedrag bestond uit biljetten van 100 euro, 50 euro en 20 euro. [88] De bundels bestonden op hun beurt uit vijf kleinere bundels met biljetten (foto pag. 218 ZD 05). [89]
[persoon 12] heeft verklaard dat hij op 17 november 2015 van [naam 13] een rode plastic tas aan een man in de Mercedes moest geven. [persoon 12] wist dat er geld in de rode plastic tas zat. Hij heeft de man een aantal keren eerder gezien. [persoon 12] herkent [medeverdachte 2] van de foto als de bestuurder van de Mercedes. [90]
Op grond van de verklaring van [persoon 12] en de in de Mercedes aangetroffen rode plastic tas met het geldbedrag, stelt de rechtbank vast dat aan [medeverdachte 2] een contant geldbedrag van € 330.800,- is overgedragen.
€ 17.442.498,- (Kasboek), [medeverdachte 2]
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 7] is op de salontafel een schrift aangetroffen met handgeschreven notities en berekeningen. Deze notities en berekeningen zijn aanwijzingen die duiden op een administratie van een ondergrondse bankier waarbij wordt gewerkt met een versluierde administratie. Identificerende gegevens ontbreken immers. De notities bestaan onder andere uit twee kolommen met verschillende data en (bij)namen. De politie vermoedt dat de linker kolom ontvangen gelden betreft en de rechter kolom de geldleveringen. Het schrift betreft de periode 9 september 2015 (op de eerste pagina is 9-9 te lezen) tot en met 16 november (op de laatste pagina staat 16-11, het schrift lag open op die pagina).
Dat links de ingekomen bedragen staan kan worden afgeleid uit het volgende.
  • De namen en bedragen zijn mogelijk gekoppeld aan data. Het betreft onder andere plaatsnamen (Rotterdam, IJsselstein, Den Haag) en mogelijke (bij)namen ( [namen] ).
  • Er is waargenomen dat [medeverdachte 2] naar Rotterdam is geweest en daar tassen heeft opgehaald. In een aantal gevallen komen de observaties overeen met de notities in het schrift. Op 17 november 2015 heeft [medeverdachte 2] een tas opgehaald in Rotterdam. Na zijn aanhouding bleek hier een bedrag van € 330.800,- in te zitten (zie hierboven).
- Uit vergelijking van de observaties en bakengegevens met de notities uit het kasboek is gebleken dat de notities in het schrift overeenkomen met de bakengegevens en de observaties. [92] Uit het dossier blijkt het volgende overzicht:
Datum
Tekst (schrift)
Baken
Observatie
Bedrag
13-09-2015
380.000 Rotterdam
Rotterdam
Nee
€380.000,-
24-09-2015
Rotter 462.000
Geen gegevens
Ja
€462.000,-
15-10-2015
Yssel 250.000
Niet van toepassing
Ja
€250.000,-
05-11-2015
Denhaag 45.000
Den-Haag
Nee
€ 45.000,-
07-11-2015
Rotterdam 199500
Rotterdam
Nee
€ 199.500,-
07-11-2015
Utrecht 200.000
Utrecht
Nee
€200.000,-
09-11-2015
Rotter 114380
Rotterdam
Nee
€ 114.380,-
10-11-2015
Rotterdam 332800
Rotterdam
Nee
€332.800,-
11-11-2015
Rotterdam 330,000
Rotterdam
Ja
€ 330.000,-
11-11-2015
Rotterdam 28,0000
Rotterdam
Ja
€280.000,-
11-11-2015
Beverwijk 20,000
Beverwijk
Nee
€ 20.000,-
13-11-2014
Rott 334.000
Rotterdam
Ja
€334.000,-
14-11-2015
Rot 335.000
Rotterdam
Ja
€ 335.000,-
15-11-2015
330
Rotterdam
Ja
€ 330.000,-
16-11-2015
335
Rotterdam
Nee
€335.000,-
17-11-2015
Niet van toepassing
Rotterdam
Ja
€330.800.
De rechtbank acht bewezen dat de notities rechts geldleveringen betreffen. Die leveringen geschieden aan diverse personen die regelmatig terugkomen in de notities. Uit een analyse van de geldbedragen blijkt dat in de periode 9 september 2015 tot en met 16 november 2016 in totaal een bedrag van € 17.442.498,- is afgeleverd. [93]
Vanuit de criminele organisatie
Zowel het bedrag van uit de Mercedes als de bedragen uit het kasboek zijn bedragen die zijn witgewassen vanuit de criminele organisatie. Bij geen van de bovenstaande feiten is verdachte in beeld geweest. De rechtbank acht dit niet uitzonderlijk, nu is geconstateerd dat hij de spil van de organisatie en bankier van de ondergrondse bank is. Hij stuurt de koeriers aan vanuit het kantoor, eerst vanuit de [adres 4] , later vanuit het kantoor aan de [adres 9] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] maken deel uit van de organisatie. De contante geldbedragen zijn geleverd of opgehaald door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en onbekend gebleven andere personen.
Uit het kasboek dat door [medeverdachte 2] is aangehouden en dat is aangetroffen bij de doorzoeking van zijn woning blijkt dat hij ook na de aanhouding van [naam 2] en de verandering van de werkwijze nog deel uitmaakt van de organisatie. Te lezen is immers dat [medeverdachte 2] bedragen (in totaal € 40.000,-) afdraagt aan [bijnaam verdachte] . [94] De notities uit het kasboek zijn vergeleken met de notities die zijn aangetroffen in het kantoor aan de [adres 4] , het kantoor aan de [adres 6] en de woningen aan de [adres 8] en de [adres 3] . Dit zijn adressen die in gebruik zijn bij verdachte, zoals eerder bij de bespreking van de criminele organisatie is komen vast te staan. Op de notities uit het kantoor aan de [adres 9] is een aantal (bij)namen vermeld die ook in het kasboek voorkomen ( [naam 6] , [naam 7] , [naam 5] , [naam 8] , [naam 9] ). Ook de handschriften lijken overeenkomsten te hebben. In de notities afkomstig van de [adres 4] en de [adres 8] komen ook namen overeen ( [naam 5] en [naam 10] ). Deze notities staan in dezelfde soort bureau-agenda. De handschriften lijken niet overeen te komen en komen ook niet overeen met de handschriften van de notities uit het kasboek en uit het kantoor aan de [adres 9] . Wel komt de naam [naam 5] in alle notities terug. [95]
In de woning aan [adres 3] is in de slaapkamer van verdachte een notitie aangetroffen met de naam [naam 11] en een bedrag van € 50.850,-. In het kasboek van [medeverdachte 2] komt de naam [naam 11] en ditzelfde bedrag voor op de tweede pagina van het schrift dat is aangetroffen op de [adres 7] onder 11-9. Het handschrift op de notitie (met name de letter j en het getal 50850) lijkt op het handschrift uit het kasboek van [medeverdachte 2] . [96] Dit doet vermoeden dat de notitie uit de [straatnaam 2] door dezelfde persoon is geschreven als de notitie in het kasboek van [medeverdachte 2] .
De rechtbank is op grond van de omstandigheden dat notities in het kasboek van [medeverdachte 2] qua inhoud overeenkomsten vertonen met notities, aangetroffen op de adressen aan de [adres 6] , de [adres 4] , de [adres 8] en de [adres 3] , van oordeel dat [medeverdachte 2] nog steeds nauw contact heeft met verdachte en dat deze nog steeds de bankier is van de organisatie. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat verdachte nauw betrokken is bij de geldtransacties die door [medeverdachte 2] worden uitgevoerd.
Op grond van alle bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bij medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bewezen geachte feiten heeft medegepleegd. Daarbij wist hij dat het steeds om witwassen van geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig van enig misdrijf ging.
€ 30.000,- ( [adres 4] )
Op 4 augustus 2015 heeft een heimelijke doorzoeking plaatsgevonden in het kantoor van [naam bedrijf BV] aan de [adres 4] . Op videobeelden, opgenomen van het kantoor van [naam bedrijf BV] , is bij herhaling gezien dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deze kantoorruimte gebruiken. Ook is bij herhaling gezien dat ogenschijnlijk gevulde tassen het kantoor in en uit gaan. [97] Bij de doorzoeking van het kantoor zijn een hoop lege Albert Heijn-tassen aangetroffen. In een lade van de ladekast lagen bundels met geld. Er lagen drie gebundelde pakketten van 20 euro biljetten. Elk gebundeld pakket bestond uit vijf apart pakketjes. Na vluchtige telling bleek het te gaan om een totaalbedrag van € 30.000,-. In de lade lagen ook nog losse biljetten van 10, 20, 50, 100 en 200 euro. Ook is een geldtelmachine aangetroffen en een kantooragenda met getallen en bedragen en lagen er kladjes met aantekeningen met namen/woorden en getallen/bedragen. Op een bureau (bureau 2) lagen onder meer een rekenmachine en een zwarte plastic tas met kleine logo’s. In de lade van een ander bureau (bureau 1) lagen twee kilozakken met elastiekjes, identiek aan de elastiekjes waarmee het aangetroffen geld was samengebundeld. In een kast met roldeurtjes werd op de bovenste plank nieuwe zwarte plastic tasjes met logo aangetroffen. Deze plastic tasjes waren hetzelfde als het plastic tasje dat op bureau 2 was aangetroffen. [98]
Verdachte was vaker en gedurende langere tijd dan de andere verdachten in het kantoor aan de [adres 4] aanwezig. Hij had, zo blijkt uit een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [persoon 9] van 30 juli 2015 [99] , daar de sleutels van. Ook is uit de observaties gebleken dat hij daar diverse personen ontving. De rechtbank gaat er vanuit dat het aangetroffen geld van de organisatie is, nu - zoals eerder aangehaald - van legale activiteiten van [naam bedrijf BV] niet is gebleken. Verdachte is als bankier van de organisatie verantwoordelijk voor het geld, zoals ook blijkt uit het eerder aangehaalde tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [persoon 9] en het latere gesprek waarin [medeverdachte 2] tegen [persoon 9] zegt dat hij (bedoeld wordt verdachte) tegen [medeverdachte 2] heeft gezegd dat hij veel mensen heeft voor wie hij zorgt dat hij er alleen maar stress van heeft. [100]
Dit betekent dat verdachte degene is die dit bedrag voorhanden heeft gehad.
Gewoontewitwassen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gewoontewitwassen. Dit blijkt uit de bewezen geachte wit gewassen bedragen, de regelmaat die uit het kasboek naar voren komt en dat er sprake is van een criminele organisatie die witwassen als oogmerk had. In de onderzochte periode is met grote regelmaat gezien dat tassen met geld werden vervoerd.
4.4.4.
Bankieren zonder vergunning
Uit onderzoek in het openbaar bankenregister van De Nederlandse Bank is niet gebleken dat verdachte, [medeverdachte 1] , [persoon 1] of [medeverdachte 2] een bankvergunning hebben. Navraag bij De Nederlandse Bank heeft uitgewezen dat zij niet voorkomen in het systeem met betrekking tot een vergunning of een vergunningaanvraag. [101]
Door de verdediging is niet betwist dat sprake is van bankieren zonder vergunning.
De rechtbank acht dit feit bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair
in de periode van 11 juli 2015 tot en met 17 november 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededaders geldbedragen, te weten (onder meer):
- een geldbedrag van EUR 459.650,- (zaak [naam 2] ), en
- een geldbedrag van EUR 100.000,- (zaak 13Molen), en
- een geldbedrag van EUR 330.800,- (uit Mercedes), en
- een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,- (kantoorpand [adres 4] ) en
- geldbedragen met een totale waarde van EUR 17.442.498,- (kasboek)
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2
in de periode van 11 juli 2015 tot en met 17 november 2015 te Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte en [medeverdachte 1] en [persoon 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- gewoontewitwassen, van geldbedragen, te weten:
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen van geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig en
- het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a Wet op het financieel toezicht jo artikel 1 sub 2, 2 en 6 Wet op de economische delicten;
welke deelneming bestaat uit het opdracht geven tot het uitvoeren van geldtransacties, terwijl hij, verdachte, binnen die organisatie een leidinggevende rol en/of een opdrachtgevende rol heeft vervuld;
Feit 3
in de periode van 11 juli 2015 tot en met 17 november 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandse Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend, als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht,
immers hebben hij en zijn mededaders ten behoeve van of op verzoek van onbekend gebleven begunstigden en/of onbekend gebleven betalers contante geldtransacties uitgevoerd of voor een of meer van de voornoemde begunstigden of betalers gehouden, te weten:
- een geldbedrag van EUR 459.650,- (zaak [naam 2] ), en
- een geldbedrag van EUR 100.000,- (zaak 13Molen), en
- een geldbedrag van EUR 330.800,- (uit Mercedes), en
- een geldbedrag van ongeveer EUR 30.000,- (kantoorpand [adres 4] ) en
- geldbedragen met een totale waarde EUR 17.442.498,- (kasboek);

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1subsidiair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 62 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat slechts bewezen kan worden dat verdachte in een periode van vier maanden heeft gebankierd zonder vergunning. Dit rechtvaardigt niet de hoge straf die de officier van justitie heeft geëist. Nu verdachte enkele maanden heeft vastgezeten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en ondergronds bankieren met geld van criminele herkomst. Verdachte heeft zich onttrokken aan het toezicht dat op bankkantoren behoort te worden uitgeoefend en heeft anderen ondersteund die op deze wijze hun criminele handel konden uitvoeren en financieren. Daarbij tast witwassen de integriteit van het formele, aan regels gebonden financieel-economische verkeer aan en vormt het een bedreiging voor het vertrouwen dat de samenleving in de integriteit daarvan behoort te kunnen stellen.
Verdachte heeft leiding gegeven aan een criminele organisatie die dit alles ten doel had. Hierbij is op vernuftige wijze gebruik gemaakt van een rechtspersoon die moest dienen als dekmantel voor de organisatie.
Bij het bepalen van de strafmaat wordt rekening gehouden met de bewezenverklaringen en op te leggen straffen in de zaken van de medeverdachten in het onderhavige strafrechtelijke onderzoek. Er is namelijk sprake van verschillende rollen die de verdachten hebben vervuld en die aanleiding zijn hun zaken wat de op te leggen straf betreft verschillend te beoordelen.
Verdachte was de facilitator, de bankier en de spil van de organisatie. Hij heeft anderen opdracht gegeven tot het uitvoeren van geldtransacties met illegaal vermogen en heeft getracht zelf hierbij zoveel mogelijk uit beeld te blijven.
Verdachte is naar het buitenland geëmigreerd en nergens blijkt uit dat hij verantwoording voor zijn handelen heeft willen afleggen. De rechtbank vindt dit strafverzwarend.
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is een vrijheidsbenemende straf van 60 maanden passend. De rechtbank zoekt bij de strafbepaling aansluiting bij de oriëntatiepunten voor fraude van het LOVS. Daar geldt als oriëntatiepunt voor een fraudebedrag van € 1.000.000,- een gevangenisstraf van 24 maanden of meer. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een veelvoud van dit bedrag. Daarbij heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het leiding geven aan een criminele organisatie en het bankieren zonder vergunning.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder in Nederland voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn berecht, is overschreden met anderhalf jaar. Deze overschrijding is niet de verdediging te wijten, terwijl deze ook niet gerechtvaardigd wordt door de ingewikkeldheid van de zaak. Gelet op vaste jurisprudentie zal de rechtbank de straf matigen met 10%, zodat uiteindelijk een gevangenisstraf van 54 maanden zal worden opgelegd.
8.4.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Een geldbedrag van € 2.020,-
  • Een kentekenbewijs van de Porsche Cayenne, kenteken [kenteken 4]
  • Een geldbedrag van € 3.200,-
  • Een simkaart van T-mobile
  • Een Nokia zaktelefoon (5085866)
  • Een BlackBerry zaktelefoon (5085870)
  • Een Nokia zaktelefoon (5085879)
  • Een Wynncom zaktelefoon (5085881)
  • Een Samsung zaktelefoon (5085884)
  • Een Samsung zaktelefoon (5085882)
  • Een geldbedrag van € 1930,-
  • Een BlackBerry zaktelefoon (5085899)
  • 10 zaktelefoons BlackBerry Curve (5085810, 5085811, 5085788, 5085789, 5085790, 5085792, 5085805, 5085806, 5085807, 5085808)
  • Een rood schrift
  • Een automaat, pro pro 57 (5093480)
De officier van justitie heeft gevorderd dat de geldbedragen zullen worden verbeurd verklaard. Het kentekenbewijs kan worden teruggeven aan verdachte. De overige inbeslaggenomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van het geld, gelet op het standpunt dat is ingenomen ten aanzien van het witwassen.
Verbeurdverklaring
De geldbedragen behoren aan verdachte toe. Nu verdachte deze te eigen bate kan aanwenden en deze door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, worden deze geldbedragen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De simkaart, zaktelefoons, het rode schrift en de automaat ProPro worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van de onder 1, 2 en 3 bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair
Medeplegen van gewoontewitwassen
Feit 2
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Feit 3:
Medeplegen van het opzettelijk zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
54 (vierenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • Een geldbedrag van € 2020,-
  • Een geldbedrag van € 3200,-
  • Een geldbedrag van € 1930,-
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Een simkaart van T-mobile
  • Een Nokia zaktelefoon (5085866)
  • Een BlackBerry zaktelefoon (5085870)
  • Een Nokia zaktelefoon (5085879)
  • Een Wynncom zaktelefoon (5085881)
  • Een Samsung zaktelefoon (5085884)
  • Een Samsung zaktelefoon (5085882)
  • Een BlackBerry zaktelefoon (5085899)
  • 10 zaktelefoons BlackBerry Curve (5085810, 5085811, 5085788, 5085789, 5085790, 5085792, 5085805, 5085806, 5085807, 5085808)
  • Een rood schrift
  • Een automaat, pro pro 57 (5093480)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Een kentekenbewijs van de Porsche Cayenne, kenteken [kenteken 4]
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina’s in de dossiers.
2.Rubriek AD-03-1, pag. 27 (proces-verbaal observatie 3 juni 2015) en rubriek AD-02, pag. 108 (proces-verbaal identificatie [medeverdachte 1] );
3.Rubriek AD-03-2, pag. 37 (proces-verbaal van observatie 10 juni 2015);
4.ZD-04, bijlage 1, pag. 97-99 (Een geschrift, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 20 juli 2015);
5.Rubriek AD-05, pag. 11 (antwoord details afdrukrapport CIOT-bevraging)
6.ZD-04, bijlage 12, pag. 175 e.v. (Een geschrift, zijnde een kopie van de huurovereenkomst kantoorruimte);
7.Rubriek AD02, pag. 206 e.v. (proces-verbaal van bevindingen, relatie [medeverdachte 1] met [naam bedrijf BV] );
8.Rubriek AD-01, pag. 8 (proces-verbaal Algemeen relaas) en de processen-verbaal van observaties (rubriek AD-03-2, pag. 2, 12, 19, 20, 30, 34, 44, 45, 46, 60, 70, 79, 81, 86, 87, 94, 101, 103, 116, 119, 123, 124, 129);
9.Rubriek AD-06, p. 3-4 (proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, d.d. 5 aug 2015);
10.ZD-04, pag. 175 e.v. (een geschrift, te weten een huurovereenkomst kantoorruimte);
11.Rubriek AD-06 pag. 56 (lijst van inbeslaggenomen goederen, als bijlage gevoegd bij proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming);
12.ZD-04 pag. 12 (Proces-verbaal 140 Sr);
13.ZD-04, pag. 16 (betreft [adres 4] ) en pag. 17 (betreft [adres 6] );
14.ZD-04, pag. 24;
15.ZD-04, pag. 19 (zaaksdossier deelneming aan een criminele organisatie) en bijlage 22, pag. 257 (proces-verbaal [naam bedrijf BV] bv);
16.ZD-04, pag. 28-30;
17.Idem, pag. 32 en 33;
18.AD-04, p. 60.
19.Rubriek AD-06, pag. 77-82 (proces-verbaal doorzoeking [adres 3] , inclusief beslaglijst);
20.Rubriek AD-12, bijlage 12.06, pag. 22 e.v.(proces-verbaal onderzoek aangetroffen notities [adres 3] );
21.Rubriek AD-12, pag. 796 e.v. (proces-verbaal resultaten destructief onderzoek BB)
22.ZD-04, pag. 403 e.v. (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 816 van 30 juli 2015);
23.ZD-04, pag. 407 e.v. (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 897 van 30 juli 2015);
24.ZD-04, pag. 411 e.v. (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 1074 van 31 juli 2015);
25.ZD-04, pag. 412 (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 2112 van 4 augustus 2015);
26.ZD-04 pag. 413 (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 2338 van 5 augustus 2015);
27.ZD-04, pag. 109 e.v. (een geschrift, te weten een huurovereenkomst tijdelijk gebruik woonruimte);
28.ZD-04, pag. 123 e.v. (proces-verbaal van observatie, d.d. 17 augustus 2015);
29.geschriften, te weten een tapgesprekken van 6 augustus en van 10 augustus 2015, Rubriek AD-06 pag. 101 en ZD-04, pag. 129);
30.ZD-04, pag. 175 e.v. (een geschrift, te weten een huurovereenkomst kantoorruimte);
31.ZD-04, pag. 211 e.v. (een geschrift, te weten een overeenkomst van dienstverlening);
32.ZD-04, pag. 334 (een geschrift, te weten een uitdraai van een tapgesprek van 31 augustus 2015); 0
33.ZD-03.1, pag. 130 (proces-verbaal van observatie van 31 augustus 2015);
34.Zie de tapgesprekken vermeld onder voetnoten 22 t/m 26;
35.ZD-04, pag. 33-34 (relaas);
36.Rubriek AD-03-2, pag. 2 e.v. (proces-verbaal uitkijken camerabeelden [adres 4] van 23 juli 2015);
37.Een geschrift, te weten een uitdraai GBA-bevraging, gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van verdenking, Rubriek AD-02, pag. 84;
38.Geschriften, zijnde tapgesprekken 4449 van 12 aug. 2015, 4762 van 13 aug. 2015,5901 van 14 aug. 2015 (ZD-04, pag. 379-381) en tapgesprek 36 van 19 aug. 2015 (Rubriek AD-02, pag. 461);
39.Geschriften, zijnde tapgesprekken 57 van 30 aug en 106 van 7 sep 2015 (ZD-04, p. 424 – 427);
40.ZD-04, bijlage 52, pag. 435 e.v. (proces-verbaal van bevindingen: salaris [naam 12] en [medeverdachte 2] )
41.ZD-03-2, pag. 188 e.v. (processen-verbaal van observatie van 1 oktober, 5 oktober, 7 oktober, 8 oktober 2015);
42.ZD-04, pag. 73 (proces-verbaal van relaas criminele organisatie);
43.ZD-01, pag. 55 e.v. (proces-verbaal aantreffen en tellen geld), Rubriek AD-06, pag. 4 (proces-verbaal van doorzoeking), ZD-02, pag. 55 (proces-verbaal tellen geldbedragen), ZD-05, pag. 199 (proces-verbaal geldtelling);
44.Rubriek AD-01, pag. 6 (algemeen relaas dossier FA);
45.ZD-02, bijlage 14, pag. 49 (proces-verbaal doorzoeking woning [adres 11] );
46.ZD-01 pag. 117 (KVI in beslagneming BlackBerry, item 5027897)l;
47.ZD-02, pag. 14 (algemeen relaas 13 [naam 3] );
48.ZD-05, pag. 11 (proces-verbaal relaas [adres 10] Rotterdam);
49.ZD-04, bijlage 53, pag. 444 (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 5438 van 4 september 2015);
50.Rubriek AD-06, pag. 115 (proces-verbaal doorzoeking [adres 8] );
51.ZD-04, bijlage 25, pag. 335 e.v. (proces-verbaal van bevindingen inzake 5 euro biljetten);
52.ZD-04, bijlage 26, pag. 339 (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 18728 van 5 oktober 2015);
53.ZD-04, bijlage 67, pag. 2 en 3 (proces-verbaal van bevindingen, [naam 4] is een broker);
54.ZD-04, bijlage 67, pag. 3 (idem);
55.ZD-01, pag. 108 (proces-verbaal bevindingen overeenkomst plastic tasjes) en ZD-02, bijlage 24, pag. 83 (proces-verbaal bevindingen aantreffen gebundeld geld);
56.ZD-04, bijl. 76, pag. 615 e.v. (proces-verbaal bevindingen overeenkomsten aangetroffen plastic draagtasjes bij verschillende geldvondsten en doorzoekingen);
57.Rubriek AD-06, pag. 7 (proces-verbaal doorzoeking);
58.Rubriek AD-06, pag. 56 (beslaglijst horend bij proces-verbaal doorzoeking);
59.Rubriek AD-06, pag. 153 (proces-verbaal doorzoeking);
60.ZD-04, bijlage 70, pag. 591 (proces-verbaal Onderzoek elektronische voertuigsystemen) en bijlage 72, pag. 597 (rapport Douane onderzoek Jetta);
61.ZD-04, bijlage 75, pag. 611 e.v. (proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Mercedes [kenteken 5] );
62.ZD-04, pag. 35;
63.ZD-04, pag. 35 en rubriek AD-02, pag. 89
64.ZD-04, pag. 27 (relaas zaaksdossier criminele organisatie) en rubriek AD-13, p. 203 en pag. 213 (informatie uit Groot Brittannië met betrekking tot strafrechtelijk onderzoek tegen [verdachte] );
65.Ten aanzien van [verdachte] : ZD-04, pag. 57 (proces-verbaal criminele organisatie)en bijlage 87, pag. 701 e.v.(proces-verbaal van bevindingen inkomsten en uitgaven 01-01-2012 tot en met 30-9-2015 van [verdachte] en [persoon 5] );
66.Ten aanzien van [medeverdachte 2] : ZD-04, pag. 20 (proces-verbaal criminele organisatie) en bijlage 65, pag. 557 (proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Belastingdienst);
67.Ten aanzien van [medeverdachte 1] : ZD-04, pag. 60 (proces-verbaal criminele organisatie) en bijlage 64, pag. 538, 539 en 543 (proces-verbaal bevindingen mogelijke inkomsten [medeverdachte 1] );
68.ZD-04, pag. 77 (proces-verbaal criminele organisatie);
69.ZD-01, pag. 15 e.v. (proces-verbaal van stelselmatige observatie van 11 augustus 2015, d.d. 11 augustus 2015) en ZD-01, pag. 24 e.v. (proces-verbaal van uitkijken beelden van 11-8-2015, d.d. 12 augustus 2015);
70.ZD-04, pag. 33-34 (relaas);
71.ZD-01, pag. 17 e.v. (proces-verbaal van stelselmatige observatie van 11 augustus 2015, d.d. 11 augustus 2015);
72.ZD-01, pag. 8 (proces-verbaal van relaas, d.d. 26 augustus 2015);
73.ZD-01, pag. 55 e.v. (proces-verbaal van bevindingen aantreffen en tellen geld, d.d. 12 augustus 2015);
74.ZD-01, pag. 117 (proces-verbaal kennisgeving van inbeslagname);
75.ZD-01, pag. 90 (proces-verbaal van bevindingen onderzoek mobiele telefoon);
76.ZD-02, pag. 5 en 6 (algemeen relaas 13Molen);
77.ZD-02, bijlage 3, pag. 26-28 (proces-verbaal van observatie van 28 oktober 2015);
78.ZD-02, bijlage 25, pag. 100-107 (proces-verbaal van bevindingen hennep d.d. 3 november 2015) en ZD-02, bijlage 58, pag. 527 (een geschrift, te weten een rapport opgesteld op 2 november 2015 door R.F. Kranenburg, forensisch expert);
79.ZD-02, bijlage 30, pag. 128-131 (proces-verbaal van bevindingen telefoons);
80.ZD-02, bijlage 15, pag. 55 (proces-verbaal tellen geldbedragen);
81.ZD-02, bijlage 14, pag. 48-49 (proces-verbaal doorzoeking woning [adres 11] te Amsterdam);
82.ZD-02, bijlage 79, pag. 797 (een geschrift, zijnde een rapport, opgesteld op 8 december 2015 door P. Hommersom, forensisch expert);
83.ZD-02, pag. 14 (algemeen relaas 13Molen);
84.ZD-02, bijlage 69, pag. 738-739 (proces-verbaal van sporenonderzoek) en ZD-02, bijlage 78, pag. 785-796 (een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek);
85.ZD-04, bijlage 76, pag. 615, 619 en 620 (proces-verbaal bevindingen overeenkomsten aangetroffen zwarte plastic draagtasjes);
86.Rubriek AD-03-1, pag. 240 (proces-verbaal van bevindingen);
87.Rubriek AD-03-1, pag. 242-243 (proces-verbaal van observatie);
88.ZD-05, bijlage 3, pag. 60 (proces-verbaal doorzoeking Mercedes) en bijlage 23, pag. 213 (een geschrift, te weten een tellijst [telelijst] bij inbeslagname geld 330.800 euro);
89.ZD-05, bijlage 24, pag. 214-218 (een geschrift, te weten een fotobijlage van de inhoud van de rode Dirk-tas);
90.ZD-05, bijlage 2, pag. 44 e.v. (twee processen-verbaal van verhoor [persoon 12] );
91.Rubriek AD-12, bijlage 12.20, pag. 193-194 (proces-verbaal van bevindingen notitieboekje [adres 7] );
92.ZD-05, bijlage 26, pag. 247-256 (proces-verbaal van bevindingen observaties en bakengegevens in relatie tot notities in schrift [medeverdachte 2] ;
93.Rubriek AD-12, bijlage 12.20, bag. 196 (proces-verbaal van bevindingen notitieboekje [adres 7] );
94.Rubriek AD-12, p. 201, 209 en 210 (geschriften, te weten fotokopieën van het kasboek van [medeverdachte 2] , als bijlage 1 gevoegd bij proces-verbaal van bevindingen notitieboekje [adres 7] );
95.Rubriek AD-12, pag. 28-43 (proces-verbaal van vergelijking notities doorzochte panden);
96.Rubriek AD-12, pag. 64-67 (proces-verbaal van bevindingen omtrent notities met de aanduiding ‘ [naam 11] ”);
97.Rubriek AD-06, pag. 1 (proces-verbaal aanvraag doorzoeking [adres 4] );
98.Rubriek AD-06, pag. 3 en 4 (proces-verbaal van doorzoeking);
99.ZD-04.2, pag. 404 (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 816 van 30 juli 2015);
100.ZD04.2, pag. 407-408 (een geschrift, te weten een uitdraai van tapgesprek 897 van 30 juli 2015);
101.ZD-04, pag. 77 (proces-verbaal deelneming criminele organisatie) en ZD-04, bijlage 82, pag. 653 (proces-verbaal bevindingen onderzoek bankenregister);