ECLI:NL:RBAMS:2019:10334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2019
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
7800317
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking huurder voor geluidsisolatie van houten vloer afgewezen

In deze zaak vorderde Rock Projects B.V. van de huurder, aangeduid als [gedaagde], medewerking tot het leggen van een vloerbedekking met isolatiemateriaal in verband met geluidsoverlast die door de benedenburen werd ervaren. De huurder had de woning gehuurd van de rechtsvoorgangster van Rock Projects en had geen vloerbedekking op de houten vloer gelegd. Rock Projects had het pand in 2017 verworven en verbouwd, wat leidde tot klachten van de huurders van de benedenwoning over geluidsoverlast. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2019 werd duidelijk dat de huurder bereid was om in de slaapkamer vloerbedekking te leggen, maar niet om de houten vloer te isoleren. Geluidsmetingen uitgevoerd door Raadgevend Bureau Metz toonden aan dat er substantiële tekortkomingen waren in de geluidsisolatie. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Rock Projects niet kon worden toegewezen, omdat niet voldoende was aangetoond dat de huurder verantwoordelijk was voor de geluidsoverlast. De rechter concludeerde dat de verslechtering van de geluidsisolatie vooral te wijten was aan de verbouwing van de benedenwoning door Rock Projects zelf. De vordering werd afgewezen en Rock Projects werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7800317 \ KK EXPL 19-564
vonnis van: 2 september 2019
func.: 178

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

Rock Projects B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen Rock Projects,
gemachtigde: mr. J. Groenewoud,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
nader te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.P. Alspeer.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 3 juni 2019 met twee producties, heeft Rock Projects een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 10 juli 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Rock Projects is verschenen vertegenwoordigd door hun eigenaars [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen in persoon, vergezeld door zijn gemachtigde. Voorafgaand aan de zitting heeft Rock Projects 21 producties ingediend en daarbij haar eis vermeerderd. [gedaagde] heef een verweerschrift met 8 producties en daarbij een voorwaardelijke vordering in reconventie ingesteld. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten toegelicht elk aan de hand van een overgelegde pleitnota. De zaak is vervolgens vier weken aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om de zaak onderling te regelen. Bij brieven van 29 juli en 1 augustus 2019 hebben partijen te kennen gegeven dat zij geen overeenstemming hebben weten te bereiken en vonnis vragen. Daarbij heeft [gedaagde] nog een akte ingediend die na bezwaar van de zijde van Rock Projects door de kantonrechter is geweigerd. In een e-mail van 26 augustus 2019 heeft Rock Projects de vermeerdering van eis weer ingetrokken. Vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 1 juni 2014 van de rechtsvoorgangster van Rock Projects de woning aan de [adres] (hierna ook: het gehuurde). Het pand waarvan het gehuurde deel uitmaakt dateert uit de achttiende of negentiende eeuw en heeft de status van gemeentelijk monument. De vloer aan de voorkant van het gehuurde bestaat uit de oorspronkelijke houten vloerdelen. Op die vloerdelen heeft [gedaagde] geen vloerbedekking gelegd.
1.2.
Rock Projects heeft op 8 maart 2017 de eigendom verkregen van het gehele pand [locatie] . Zij heeft vervolgens onder meer de kantoorruimte op de begane grond onder het gehuurde verbouwd tot woning. Behalve in de keuken heeft zij daarbij het bestaande verlaagde plafond dat onder de aanwezige vloerbalken doorliep vervangen door een plafond dat tussen de balken werd aangebracht. Zij heeft de nieuw ontstane woning verkocht en op 31 januari 2018 geleverd aan mevrouw [naam 3] (hierna [naam 3] ), die de woning op haar beurt heeft verhuurd.
1.3.
De huurders van de onder 1.2 genoemde woning hebben bij e-mail van 12 februari 2019 geklaagd bij Rock Projects over geluidsoverlast vanuit het gehuurde.
1.4.
Op 6 maart hebben [naam 1] en [naam 2] van Rock Projects een gesprek over de overlastklachten met [gedaagde] gehad. Daarbij heeft [gedaagde] zich bereid verklaard om in de slaapkamer aan de achterzijde van het gehuurde vloerbedekking te laten leggen en in de keuken vinyl. [gedaagde] heeft echter geweigerd om medewerking te verlenen aan het isoleren van de onder 1.1 genoemde houten vloer.
1.5.
In opdracht van [naam 3] heeft Raadgevend Bureau Metz (hierna Metz) met medewerking van [gedaagde] , geluidsmetingen gedaan in het gehuurde en de benedenwoning. Daarbij is getoetst aan normen van de in 1965 geldende “model bouwverordening”. In het van het onderzoek op 26 april 2019 opgemaakte rapport heeft Metz geconcludeerd dat zowel voor lucht- als contactgeluid er in veel gevallen sprake is van substantiële tekortkomingen op de grenswaarden uit de ”model bouwverordening”. Het rapport meldt dat op grond van de meetresultaten verwacht mag worden dat het akoestisch klimaat door veel mensen als (zeer) hinderlijk zal worden ervaren. Metz adviseert zowel aanpassingen aan de vloer van het gehuurde als ook aan het plafond van de benedenwoning.
1.6.
Op verzoek van [gedaagde] heeft een deskundige van Peutz B.V. (hierna Peutz) in een notitie het rapport van Metz besproken en adviezen gegeven voor de verbetering van de luchtgeluidisolaties voor zowel van boven naar beneden als van beneden naar boven. Peutz komt tot de conclusie dat door de vervanging van het verlaagde plafond door het plafond tussen de balken de luchtgeluidisolatie in beide richtingen is afgenomen alsook de contactgeluidsisolatie van boven naar beneden. In het feit dat Metz heeft geconstateerd dat in de keuken (waar wel weer een verlaagd plafond is aangebracht) wel aan de luchtgeluidsisolatie-eis is voldaan ziet Peutz bevestiging van die conclusie. Naar aanleiding van de adviezen van Metz adviseert Peutz om een volledig gesloten bij voorkeur vrijdragend plafond te realiseren. Met deze maatregel zal volgens Peutz niet alleen de luchtgeluidsisolatie verbeteren, maar ook de contactgeluidsisolatie. Ten aanzien van de door Metz aangegeven maatregelen aan de bovenzijde van de vloer van de eerste verdieping merkt zij op dat deze met name de contactgeluidsisolatie zullen verbeteren, maar de luchtgeluidsisolatie zal hierdoor relatief beperkt verbeteren.

Vordering en verweer

2. Rock Projects vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om - verkort weergegeven - medewerking te verlenen aan het leggen van vloerbedekking met isolatiemateriaal en om voor de duur van de werkzaamheden de woning tijdelijk te ontruimen, een en ander op straffe van een dwangsom.
3. Rock Projects stelt hiertoe dat de bewoners van de benedenwoning ernstige geluidsoverlast ervaren vanuit het gehuurde. Eigenares [naam 3] heeft haar huurders in verband met de ontstane situatie huurvermindering gegeven en Rock Projects aansprakelijk gesteld voor alle schade die het gevolg is van de overlastklachten. Uit het rapport van Metz blijkt dat door het aanbrengen van een zwevende dekvloer de geluidsisolatie aanzienlijk zal verbeteren. Ter zitting heeft Rock Projects de vordering gepreciseerd en gewijzigd in die zin dat het gaat om een volledig door haar te bekostigen parketvloer. De te verwachten verbetering in de geluidsisolatie maakt dat [gedaagde] zal moeten meewerken aan de werkzaamheden om deze vloer te realiseren. Het gaat hier om dringende werkzaamheden in de zin van 7:220 lid 1 BW. Of er ook werkzaamheden aan het plafond worden uitgevoerd ligt buiten de macht van Rock Projects. Zij heeft geen nieuwe vergunning nodig voor de aanpassing aan de vloer, daar deze werkzaamheden vallen onder de vergunning die zij heeft verkregen voor de eerder uitgevoerde renovatie van de benedenverdieping en de andere woningen in het pand. Ten aanzien van de lekkageklachten geldt dat er onderzoek in de woning van [gedaagde] nodig is. [gedaagde] heeft daar tot op heden geen gelegenheid voor geboden, aldus Rock Projects.
4. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij voert daartoe aan dat Rock Projects niet heeft aangetoond dat er sprake is van onevenredige geluidsoverlast. Er is slechts één e-mail overgelegd waarin door de benedenburen is geklaagd. In de binnenstad van Amsterdam heb je contactgeluiden van elkaar te dulden. Dat de geluidsisolatie is afgenomen komt door de verbouwing van de benedenwoning en met name de wijze waarop het plafond in de benedenwoning is gerealiseerd. Dit blijkt uit het advies van Peutz. Indien de vloer zou moeten worden geïsoleerd is stoffering niet voldoende. Het gaat volgens Metz en Peutz om een ingrijpende wijziging. Hiervoor is een vergunning van de gemeente vereist, aldus [gedaagde] .
5. [gedaagde] heeft een voorwaardelijke vordering in reconventie ingesteld die deels bestaat uit een verzoek om in geval van toewijzing van de vordering van Rock Projects dit alleen te doen onder de voorwaarde dat Rock Projects aantoont over een geldige vergunning voor deze verbouwing te beschikken en bovendien deze verbouwing volledig bekostigt. Voorts vordert [gedaagde] in dat geval een voorschot op huurvermindering en vergoeding van verblijfskosten voor de duur van de werkzaamheden.

Beoordeling.

6. Een maatregel in kort geding vooruitlopend op de uitspraak in een bodemprocedure is alleen toewijsbaar indien toewijzing van de vordering in de bodemprocedure met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten. Dat geldt in dit geval temeer, nu het hier gaat om een maatregel, een ingrijpende verbouwing van de vloer, die bezwaarlijk weer ongedaan kan worden gemaakt.
7. Rock Projects stelt dat in deze zaak sprake is van overlast bestaande uit extreme gehorigheid tussen de woningen, dusdanig dat zelfs gewone leefgeluiden (waaronder babygehuil) vanuit de woning van [gedaagde] leiden tot naar objectieve maatstaven onaanvaardbare geluidsoverlast voor de bewoners van de benedenwoning. Indien vast komt te staan dat daarvan sprake is volgt daarop de vraag of [gedaagde] kan worden verplicht om mee te werken aan een oplossing van dit geluidsprobleem op de wijze zoals gevorderd door Rock Projects.
8. Het verweer van [gedaagde] dat de ernstige geluidsoverlast niet is aangetoond wordt voorshands verworpen. Uit de overgelegde stukken van Metz en Peutz blijkt dat er een groot probleem met betrekking tot de geluidsisolatie bestaat. Bovendien heeft [gedaagde] niet betwist dat hij zelf op enig moment tegenover zijn benedenburen heeft verklaard hun gesprekken soms woordelijk te kunnen volgen. Het feit dat er slechts één schriftelijke klacht van de benedenburen is overgelegd maakt dit niet anders, temeer daar die klacht de ernst van de situatie voldoende beschrijft.
9. Op grond van de overgelegde rapportage van Metz en het commentaar daarop van Peutz staat onvoldoende vast dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen. Immers uit zowel het rapport van Metz als het commentaar van Peutz valt op te maken dat de door Rock Projects uitgevoerde vervanging van het verlaagde plafond door het huidige plafond tussen de balken de geluidsisolatie tussen de woningen (aanzienlijk) heeft verslechterd. Het komt dan voorshands niet redelijk voor om de gevolgen van deze verslechtering eenzijdig af te wentelen op [gedaagde] , die zijn woning met houten vloer heeft gehuurd op het moment dat de geluidsisolatie met de benedenwoning althans benedenverdieping door het verlaagde plafond mogelijk wel voldoende was. Dat betekent dat het voor de hand ligt om eerst te kijken naar de adviezen van Metz en Peutz met betrekking tot aanpassing van het plafond, hetzij door het plafond tussen de balken te verbeteren, hetzij door het plafond opnieuw te verlagen (de door Peutz sterk aanbevolen oplossing). Het feit dat het verrichten van deze ingrepen niet in de macht ligt van Rock Projects verandert niets aan het feit dat niet de onveranderde staat van de vloer van het gehuurde, maar onvoldoende isolatie van het door Rock Projects aangebrachte plafond van de benedenwoning de oorzaak is van de verslechterde geluidssituatie. Mogelijk is Rock Projects tegenover [naam 3] aansprakelijk voor de gevolgen van de door haar toedoen ontstane situatie, maar dat betekent nog niet dat het daarom redelijk is als Rock Projects die gevolgen op [gedaagde] afwentelt door de door haarzelf veroorzaakte verslechtering in de plafondisolatie van de benedenwoning te compenseren met een ingrijpende verbouwing aan de vloer van de woning van [gedaagde] en dit alleen maar omdat Rock Projects toevallig nog eigenares van die woning is. Daar komt bij dat Peutz heeft verklaard dat het leggen van een vloer in het gehuurde zoals voorgesteld door Metz wel de contactgeluidsisolatie zal verbeteren, maar slechts relatief beperkt de luchtgeluidsisolatie.
10. Toewijzing in kort geding ligt bovendien niet voor de hand zolang er geen duidelijkheid is over een vergunning om de betreffende ingreep aan de vloer te verrichten. Partijen zijn het erover eens dat een ingreep aan de vloer zoals voorgestaan door Rock Projects vergunningplichtig is. [gedaagde] betwist dat die vergunning is verleend. Het is onder die omstandigheden aan Rock Projects om aan te tonen dat de vergunning is verleend dan wel zal worden verleend. De ter zitting mondeling uitgesproken stelling dat de eerder verkregen vergunningen in verband met de inmiddels afgeronde verbouwingen in het pand ook geldig is voor de toen nog niet voorziene verbouwing van de vloer van het gehuurde is daartoe zonder nader bewijs onvoldoende.
11. Dat betekent dat de vordering tot het treffen van een voorlopige maatregel wordt afgewezen.
12. Nu de vordering wordt afgewezen wordt niet toegekomen aan bespreking van het bij reconventie verzochte en gevorderde.
13. Rock Projects dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Rock Projects in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Rock Projects in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Rock Projects niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. van de Poel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.