Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 juli 2017 betrokken was bij een verkeersongeval op de Ceintuurbaan te Amsterdam. De verdachte, een taxichauffeur, heeft door zijn onvoorzichtige rijgedrag een scootmobielrijdende voetganger, hierna aangeduid als het slachtoffer, zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende op de verkeerssituatie lette en geen voorrang verleende aan het slachtoffer, dat op een voetgangersoversteekplaats overstak. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 heeft de officier van justitie gepleit voor een veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat er geen sprake was van roekeloosheid of aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is, omdat hij aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer, die nog steeds lijdt onder de gevolgen van de opgelopen verwondingen.