4.3.1Bespreking van de verweren
1. Hoofdelijke aansprakelijkheid
De rechtbank overweegt dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat veroordeelde de uitbuiting van [slachtoffer 2] samen met [medeverdachte] heeft gepleegd. Toch ziet de rechtbank onvoldoende reden om aan te nemen dat het geld dat [slachtoffer 2] verdiende, gedeeltelijk bij [veroordeelde] terecht is gekomen. [veroordeelde] heeft uitdrukkelijk ontkend van de werkzaamheden van [slachtoffer 2] te hebben geprofiteerd en [medeverdachte] heeft dat bevestigd. Volgens de officier van justitie was [veroordeelde] in feite de baas van [medeverdachte] en moet ook hij dus verdiend hebben aan de werkzaamheden van [slachtoffer 2] . Die redenering volgt de rechtbank, gelet op de verklaringen van [veroordeelde] en [medeverdachte] , dus niet. Op basis van het dossier en in de ontnemingsprocedure is dus onvoldoende vast komen te staan dat veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten van de inkomsten afkomstig uit prostitutiewerkzaamheden verricht door het slachtoffer [slachtoffer 2] . De rechtbank zal het wederrechtelijk verkregen voordeel afkomstig uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] volledig voor rekening van medeverdachte [medeverdachte] laten komen.
Ten aanzien van 2 (money transfer).
Uit onderzoek is gebleken dat het slachtoffer in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 16 april 2012 één money transfer heeft verricht van een bedrag van € 100,-- naar een persoon genaamd [naam] . Nu niet is gebleken dat deze persoon veroordeelde is, zal de rechtbank het voordeel met een bedrag van € 100,-- verminderen.
Ten aanzien van 3 (kosten werkkleding, persoonlijke verzorging, levensonderhoud en woning).De rechtbank verwerpt het verweer. Ten aanzien van de kosten voor levensonderhoud is in het rapport reeds rekening gehouden met een stelpost van € 500,--. Dit betreft een valide berekening waarmee voldoende rekening is gehouden met verrekking van voornoemde kosten. De door [slachtoffer 1] onlangs opgegeven kosten zijn niet met bonnen, bankafschriften of anderszins onderbouwd en komen onredelijk hoog voor. Daarom zal haar schatting van de gemaakte kosten niet worden overgenomen.
Ten aanzien van kosten die het slachtoffer heeft gemaakt ter zake van woninghuur, gas, water en licht overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel veroordeelde voordeel heeft genoten van de woning van het slachtoffer, omdat hij met enige regelmaat in de woning verbleef en beschikte over een eigen sleutel van de woning, komen deze kosten niet in aanmerking voor aftrek van het verkregen voordeel nu deze kosten niet in directe relatie staan tot het door veroordeelde gepleegde strafbare feit.
Ten aanzien van 4.
Bij de doorzoeking van de woning van veroordeelde werd een bedrag van totaal € 95.000,-- aangetroffen en inbeslaggenomen. Van dit bedrag behoorde € 50.000,-- toe aan veroordeelde. Dit bedrag is reeds door het gerechtshof verbeurdverklaard. De rechtbank zal daarom het verbeurd verklaarde bedrag in mindering brengen op het verkregen voordeel. Dat het arrest van het gerechtshof nog niet onherroepelijk is, doet daar niet aan af.
Het gerechtshof heeft overwogen dat het restant van het bedrag van € 45.000,-- toebehoort aan het slachtoffer en aan haar moet worden geretourneerd. Op zitting is gebleken dat het slachtoffer dat geldbedrag inmiddels heeft ontvangen. Ook dit bedrag zal de rechtbank in mindering brengen op het verkregen voordeel.
4.3.2Beoordeling van de vordering
De rechtbank neemt bij de beoordeling van de vordering de volgende maatstaf in acht. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is een wettig bewijsmiddel, dat zodanig is ingericht dat daarin, onder verwijzing naar of samenvatting van aan de inhoud van andere wettige bewijsmiddelen ontleende gegevens, gevolgtrekkingen zijn gemaakt over de verschillende posten die aan het in het rapport weergegeven wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag worden gelegd. Geen rechtsregel staat eraan in de weg om de schatting van het wederrechtelijk voordeel uitsluitend op de inhoud van een dergelijk financieel rapport te doen berusten.
Periode uitbuitingIn haar arrest heeft het gerechtshof bewezenverklaard dat de uitbuiting van het slachtoffer de periode van 1 augustus 2007 tot 16 april 2012 besloeg. Het slachtoffer heeft gedurende deze periode haar verdiensten uit de prostitutie aan veroordeelde moeten afdragen. De rechtbank zal deze periode als uitganspunt nemen in haar berekening. De opbrengsten van deze werkzaamheden zijn de basis van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengsten uit prostitutiewerkzaamhedenDe rechtbank schat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel uit de werkzaamheden van het slachtoffer als volgt.
Aantal werkdagenOp basis van de verklaring van [slachtoffer 1] kan ervan worden uitgegaan dat het slachtoffer gemiddeld 5 dagen per week als prostituee heeft gewerkt en zij elk jaar 3 vakantieweken had. Gelet op de bewezenverklaarde periode heeft het slachtoffer in de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 52 weken gewerkt, wat maakt dat het aantal werkdagen per jaar 52 weken x 5 dagen = 260 dagen – 21 vakantiedagen = 239 dagen is. In 2007 heeft het slachtoffer 21 weken gewerkt waardoor het aantal gewerkte dagen over dat jaar 21 weken x 5 dagen = 105 is. Naar evenredigheid dienen over 2007 9 dagen vakantie te worden afgetrokken (105 – 9 = 96 dagen). In 2012 heeft het slachtoffer 15 weken gewerkt waardoor het aantal gewerkte dagen over dat jaar 15 weken x 5 dagen – 6 dagen vakantie = 69 is.
Het totaal aantal gewerkte dagen is 96 + 239 + 239 + 239 + 239 + 69 = 1.121 dagen.
VerdienstenHet slachtoffer verdiende, op basis van haar eigen verklaring, in de jaren 2007 en 2008 gemiddeld € 362,50 per dag. Het door de veroordeelde verkregen bedrag over de jaren 2007 en 2008 is 96 dagen + 239 dagen = 335 dagen x € 362,50 = € 121.270,--.
In de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 verdiende het slachtoffer naar eigen zeggen gemiddeld € 212,50 per dag. Het door de veroordeelde verkregen bedrag over deze jaren is 239 + 239 + 239 + 69 = 786 dagen x € 212,50 = € 167.025,--.
Tussenberekening totale opbrengstHet voorgaande brengt de rechtbank tot de volgende berekening:
€ 121.270,-- + € 167.025,-- = € 288.295,-- als zijnde de totale opbrengst.
KostenContante stortingenUit dagafschriften van de ING bankrekening en de Duitse bankrekening blijkt dat voor een bedrag van in totaal € 36.439,-- aan contante stortingen op de bankrekening van het slachtoffer zijn gedaan.
Het in totaal in mindering te brengen bedrag aan contante storingen is: € 36.439,--.
Money transfersUit onderzoek is gebleken dat het slachtoffer € 100,-- naar een ander persoon dan veroordeelde heeft verstuurd.
Het in totaal in mindering te brengen bedrag aan money transfers is: € 100,--.
Kosten levensonderhoud en werkkledingDe rechtbank acht het, met de opsteller van het rapport, aannemelijk dat er per maand voor € 500,- aan kosten werd gemaakt ten aanzien van werkkleding en persoonlijke verzorging als kapper, zonnebank etc. De periode waarin de veroordeelde heeft geprofiteerd van de verdiensten van het slachtoffer betreft 57 maanden (1 augustus 2007 tot 16 april 2012).
De totale kosten voor levensonderhoud en werkkleding bedragen 57 x € 500,- = € 28.500,--.
Plastische chirurgieDe kosten voor plastische chirurgie die het slachtoffer heeft gemaakt dienen in redelijkheid op het voordeel in mindering te worden gebracht.
De totale kosten voor plastische chirurgie zijn: € 18.600,--.
Inbeslaggenomen en aan het slachtoffer geretourneerde geldbedragHet in totaal in mindering te brengen bedrag dat aan het slachtoffer is geretourneerd is: € 45.000,--.
Verbeurdverklaard geldbedragHet in totaal in mindering te brengen bedrag dat toebehoorde aan veroordeelde een door het gerechtshof is verbeurdverklaard is: € 50.000,--.
Tussenberekening in mindering te brengen bedragHet in totaal in mindering te brengen bedrag is:
€ 36.439,-- + € 100,-- + € 28.500,-- + € 18.600,-- + € 45.000,-- + € 50.000,-- = € 178.639,--.
EindberekeningHet voorgaande levert het volgende bedrag aan door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op.
€ 288.295,-- - € 178.639,-- =
€ 109.656,--.