ECLI:NL:RBAMS:2019:10266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
13/702455-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs

Op 30 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid harddrugs en softdrugs. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd, werd op 14 september 2018 en 4 november 2018 betrapt met verschillende soorten verdovende middelen, waaronder cocaïne, MDMA, amfetamine, en alprazolam. Tijdens de zitting op 16 januari 2019 heeft de officier van justitie, mr. L. Ang, de verdachte aangeklaagd, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. A. Wolffs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte hem wel schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn drugsprobleem. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugsgebruik op de samenleving, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn oprechte voornemen om zijn leven te beteren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702455-18 (Promis)
Datum uitspraak: 30 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] , [plaats] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Ang en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Wolffs naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
(het medeplegen van) het aanwezig hebben van ongeveer 69,77 gram cocaïne, 3858 tabletten en 262 gram MDMA, 49 tabletten 2C-B en 80,36 gram amfetamine op 14 september 2018 te [plaats] ;
(het medeplegen van) het aanwezig hebben van ongeveer 1232 tabletten alprazolam op 14 september 2018 te [plaats] ;
(het medeplegen van) het aanwezig hebben van ongeveer 0,51 gram cocaïne, 10 tabletten en 1,93 gram MDMA. 62 tabletten 2C-B, 65,8 gram amfetamine, 5 papieren eenheden LSD en 1,562 liter GHB op 4 november 2018 te Diemen;
(het medeplegen van) het aanwezig hebben van ongeveer 100 tabletten lorazepam op 4 november 2018 te Diemen;
(het medeplegen van) het aanwezig hebben van ongeveer 0,64 gram MDMA, 3,71 gram amfetamine, 0,06 gram 4-FA op 5 november 2018 te [plaats] .
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3.
Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 14 september 2018 krijgen verbalisanten het verzoek om naar het adres [adres 2] in [plaats] te gaan. Op dit adres zou een man hard schreeuwen en tegen de muren bonken. Daar aangekomen worden verbalisanten door de buurvrouw aangesproken. Zij heeft de bewoner van het adres [adres 2] meermalen horen schreeuwen en zij heeft gehoord dat er op de muren werd gebonkt. De buurvrouw vermoedt dat de bewoner onder invloed is van verdovende middelen of dat hij psychotisch is.
Als de politie aanbelt en de bewoner aanroept, verschijnt de bewoner (hierna: verdachte) met een ontbloot lichaam in de deuropening. Hij geeft aan dat de politie mag binnenkomen, waarna de politie de woning binnentreedt. Verbalisanten starten een gesprek met verdachte om te analyseren in welke geestelijke toestand hij verkeert. In de tussentijd ziet één van de verbalisanten in de slaapkamer grote hoeveelheden liggen van diverse mogelijk verdovende middelen. De situatie in de woning wordt bevroren in afwachting van de rechter-commissaris en de doorzoeking van de woning. Dit laatste gebeurt nog dezelfde dag. Er worden verschillende soorten verdovende middelen in de woning aangetroffen.
Op 4 november 2018 zien twee politieagenten verdachte in Diemen slingerend op een scooter rijden. Als agenten verdachte laten weten dat hij moet stoppen, stopt verdachte en stapt hij af. Hij blijkt te rijden onder invloed van diverse verdovende middelen, waarna verdachte wordt aangehouden. Bij zijn fouillering blijkt verdachte in zijn tas en op zijn lichaam verschillende soorten verdovende middelen te hebben. Naar aanleiding van deze constatering, in samenhang bezien met de verdenking van 14 september 2018, vindt op 5 november 2018 nogmaals een doorzoeking plaats op het adres [adres 2] te [plaats] . Er worden vijf zakjes en een kleine envelop met wit poeder aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de verdovende middelen in bewaring had voor een kennis.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat verdachte van het onder 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de middelen die zijn aangetroffen amfetamine, MDMA en of 4-FA bevatten.
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde acht de raadsvrouw bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde ongeveer 0,4682 liter GHB in plaats van de ten laste gelegde 1,562 liter kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft er daarnaast op gewezen dat bij het voorhanden hebben van de middelen geen sprake was medeplegen, met als gevolg dat verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte op 5 november 2018 in [plaats] verdovende middelen voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op 5 november 2018 werden op het adres [adres 2] te [plaats] vijf zakjes en een envelop met wit poeder aangetroffen. Er is geen kennisgeving van inbeslagneming van voornoemd materiaal in het dossier te vinden. Daarom is niet te achterhalen of de ten laste gelegde verdovende middelen daadwerkelijk in beslag zijn genomen. Weliswaar gaf een door de politie uitgevoerde indicatieve test blijkens een proces-verbaal (p. 9) een indicatie dat het poeder uit één zakje de werkzame stof MDMA bevatte en dat het poeder uit het andere aangetroffen materiaal de werkzame stof amfetamine bevatte, maar het dossier bevat geen informatie omtrent de wijze van testen van de middelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van dit proces-verbaal niet is komen vast te staan dat het door de politie aangetroffen poeder daadwerkelijk MDMA of amfetamine bevatte.
Ook overigens zijn in het dossier onvoldoende aanknopingspunten te vinden voor de aanname dat verdachte op 5 november 2018 verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Het gegeven dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina 1 en 2 van het dossier met nummer 2018225404 vermeldt dat de officier van justitie nog een beslissing moet nemen over de items 5657015 en 5657018, in samenhang met het gegeven dat uit een rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing blijkt dat de items 5657015 en 5657018 de in de tenlastelegging genoemde stoffen bevatten, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. In het bijzonder omdat de items in het proces-verbaal van bevindingen ook op 4 november 2018 in beslag genomen kunnen zijn.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 5 tenlastegelegde.
4.4.2.
Partiële vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de verdovende middelen voorhanden heeft gehad zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 2, 3 en 4. Het dossier bevat, behoudens de verklaring van verdachte, geen bewijsmiddelen die aantonen dat er bij voornoemde feiten enige nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de enkele verklaring van verdachte dat hij de verdovende middelen voor een ander bewaarde, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van het medeplegen. Verdachte zal dan ook van het medeplegen worden vrijgesproken.
4.4.3.
Bewijsoverwegingen
Volgens vaste rechtspraak is bij het beantwoorden van de vraag of een verdachte kan worden verweten verdovende middelen opzettelijk aanwezig te hebben gehad, van belang of verdachte zich in meer of mindere mate daarvan bewust moet zijn geweest, dan wel zich bewust behoorde te zijn. Niet noodzakelijk is dat de verdovende middelen de verdachte toebehoorden of dat hij de beschikkingsbevoegdheid had, voldoende is dat ze zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. Op grond van de bewijsmiddelen, die in
bijlage Bvan dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, komt de rechtbank tot de conclusie dat de aangetroffen verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en verdachte dit ook wist. Daarmee heeft verdachte de verdovende middelen aanwezig heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 14 september 2018 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • 69,77 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en
  • 3858 tabletten en 262 gram van een materiaal bevattende MDMA, en
  • 49 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B, en
  • 80,36 gram van een materiaal bevattende amfetamine;
2.
op 14 september 2018 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 1232 tabletten van een materiaal bevattende alprazolam;
3.
op 04 november 2018 te Diemen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer:
  • 0,51 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en
  • 10 tabletten van een materiaal bevattende MDMA, en
  • 62 tabletten van een materiaal bevattende 2C-B, en
  • 65,8 gram van een materiaal bevattende amfetamine, en
  • 1,4882 liter van een materiaal bevattende GHB;
4.
op 04 november 2018 te Diemen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 100 tabletten van een materiaal bevattende lorazepam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen (naast de algemene voorwaarden) als bijzondere voorwaarden te worden verbonden de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft verzocht om (naast de algemene voorwaarden) aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geformuleerd door de reclassering.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid harddrugs en softdrugs. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs en of softdrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Bovendien wordt drugsgebruik vaak bekostigd door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade aan de samenleving wordt toegebracht en gevoelens van onveiligheid ontstaan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 7 december 2018. De reclassering acht de kans op herhaling, bij ongewijzigde omstandigheden, groot. Uit de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijken risicofactoren op de gebieden: middelengebruik en verslaving, huisvestiging, dagbesteding en financiën. Verdachte geeft aan dat hij zijn drugsprobleem wil aanpakken. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat dit voornemen oprecht is. Om dit te kunnen realiseren wil hij zich laten behandelen voor zijn druggebruik bij de verslavingszorg. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting voor druggebruik bij de verslavingszorg (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid of beschermd wonen en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank acht, gelet op het voornoemde, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor drugsfeiten, hij naar de indruk van de rechtbank oprecht spijt toont en hij zich tijdens zijn detentie positief heeft ontwikkeld, waarmee hij heeft aangetoond serieus te zijn in zijn voornemen zijn leven een andere wending te geven.
Aangezien de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij haar eigen oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, is de op te leggen straf lager dan door de officier van justitie is gevorderd.

9.Beslag

Onder verdachte is in beslag genomen:
  • een kentekenbewijs, goednummer 5631472;
  • oorbellen, goednummer 5631470;
  • een vacuümmeter, goednummer 5630280;
  • een geldtelmachine, goednummer 5630557;
  • een kluis, goednummer 5630356 en
  • een bromfiets, goednummer 5656717.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen kentekenbewijs en de bromfiets. De officier van justitie heeft voorts onttrekking aan het verkeer gevorderd van de onder verdachte in beslag genomen geldtelmachine. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij ervan uitgaat dat, hoewel niet ten laste gelegd, verdachte heeft gehandeld in verdovende middelen en dat voornoemde goederen zijn gebruikt voor de handel. Ten aanzien van de in beslag genomen oorbellen, vacuümmeter en kluis heeft de officier van justitie teruggave aan de rechthebbende gevorderd.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet over het beslag uitgelaten.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet vaststaan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen. De rechtbank zal daarom gelasten dat de inbeslaggenomen goederen worden teruggegeven aan verdachte. Behalve de oorbellen, waarvan verdachte heeft gezegd dat die niet van hem zijn en hij ook niet weet wie de eigenaar is. De oorbellen dienen bewaard te worden ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijk voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op het grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa, [adres 3] . Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht en moet hij zich houden aan de aanwijzingen die van daaruit gegeven worden;
meewerkt aan een intake en de risicotaxatie fase bij de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa, althans een soortgelijke instelling, en zich - mocht uit de intake en de risicotaxatie fase een behandelindicatie komen - onder behandeling zal laten stellen, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen/voorschriften die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar(s) worden gegeven, ook als dit inhoudt een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken;
verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • het kentekenbewijs, goednummer 5631472;
  • de vacuümmeter, goednummer 5630280;
  • de geldtelmachine, goednummer 5630557;
  • de kluis, goednummer 5630356 en
  • de bromfiets, goednummer 5656717.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- de oorbellen, goednummer 5631470.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. E.G.C. Groenendaal en J.H. Broek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[…]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]

[…]

  • […]
  • […]
  • […]

1.

[…]
[…]