In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid consumentenvuurwerk. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van ongeveer 5323 kilogram vuurwerk in de periode van 29 december 2014 tot en met 10 januari 2015, zonder de vereiste vergunningen of meldingen zoals voorgeschreven in het Vuurwerkbesluit. Tijdens de zitting op 26 februari 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en de verdediging van de verdachte, mr. A.W.J. van Galen, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwerk, dat was opgeslagen in een garagebedrijf waar hij dagelijks werkte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als mede-gebruiker van de ruimte de beschikkingsmacht had over het vuurwerk en daarmee verantwoordelijk was voor de overtreding van het Vuurwerkbesluit. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte meer dan 25 kilogram consumentenvuurwerk voorhanden had, maar verwierp het medeplegen en de wetenschap van andere partijen in de opslag.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 dagen, waarvan 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een geldboete van € 5.000,-. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan, de gevaarlijke situatie die was ontstaan door de opslag van het vuurwerk, en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.