ECLI:NL:RBAMS:2019:10219

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
13/669120-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan inbraak

Op 9 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een inbraak. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de verdediging door raadsman mr. J.M. Koppert. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van de daders van de inbraak en het wachten op hen in de nabijheid van de plaats delict. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt, omdat hij niet actief betrokken was bij de inbraak zelf, maar wel medeplichtig was door zijn rol als chauffeur. De rechtbank achtte de medeplichtigheid bewezen, mede op basis van verklaringen van de verdachte en bewijsstukken zoals aangiften en WhatsApp-berichten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door mr. A. Eichperger, voorzitter, en mrs. M.J.E. Geradts en R.A.J. Hübel, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. I. Verkaik.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/669120-17 en 16/015420-18 (TUL)
Datum uitspraak: 9 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
ter terechtzitting opgegeven verblijfadres [adres 1] , [plaats 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [locatie] ” te [plaats 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. Koppert, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] en/of in/uit een garage behorende bij die woning heeft weggenomen:
- een televisie (merk Samsung) en/of
- een laptop (merk Acer) en/of
- een fototoestel (merk Kodak) en/of
- een laptop (merk Compas) en/of
- een laptoptas en/of
- een tensiemeter (merk Levita) en/of
- een electrische gitaar (kleur rood) en/of
- meerdere stripboeken (waaronder van Suske & Wiske, Robbedoes, Lombard, TinTin, Mickey Mouse, en/of Pluto) en/of
- speelgoed (waaronder spaarpotten, een brandweerauto, een auto, motorfietsen en/of een beeld van kuifje) en/of
- een of meer potjes/bekers met klein geld en/of
- twee, althans een of meer, gouden trouwring(en) en/of
- een pak sigaretten en/of
- een vergrootglas en/of
- een beeld (van een vrouw en een tijger) en/of
- vier, althans een of meer, horloge(s) en/of
- een spelletje,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning en/of
die garage heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
[medeverdachte] en/of een onbekend gebleven dader op of omstreeks 15 oktober 2017, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres 2] en/of in/uit een garage behorende bij die woning heeft weggenomen:
- een televisie (merk Samsung) en/of
- een laptop (merk Acer)
- een fototoestel (merk Kodak) en/of
- een laptop (merk Compas) en/of
- een laptoptas en/of
- een tensiemeter (merk Levita) en/of
- een electrische gitaar (kleur rood) en/of
- meerdere stripboeken (waaronder van Suske & Wiske, Robbedoes, Lombard, TinTin, Mickey Mouse, en/of Pluto) en/of
- speelgoed (waaronder spaarpotten, een brandweerauto, een auto, motorfietsen en/of een beeld van kuifje) en/of
- een of meer potjes/bekers met klein geld en/of
- twee, althans een of meer, gouden trouwring(en) en/of
- een pak sigaretten en/of
- een vergrootglas en/of
- een beeld (van een vrouw en een tijger) en/of
- vier, althans een of meer, horloge(s) en/of
- een spelletje,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot die woning en/of garage heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 15 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- [medeverdachte] en/of een onbekend gebleven dader met zijn, verdachtes, voertuig naar Amsterdam te rijden/vervoeren en/of in de buurt van de [adres 2] af te zetten en/of
- in de nabijheid van het pand waar [medeverdachte] en/of een onbekend gebleven dader opzettelijk en wederrechtelijk goederen hebben weggenomen met zijn, verdachtes, auto te wachten op die [medeverdachte] en/of een onbekend gebleven dader en/of
- vervolgens de wederrechtelijk weggenomen goederen in zijn, verdachtes, auto te (laten) laden en/of
- ( vervolgens) met [medeverdachte] en/of een onbekend gebleven dader van de plaats delict weg te rijden.
(artikel 311 jo 48 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde inbraak, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte heeft verklaard dat hij bij de inbraak behulpzaam is geweest door de daders weg te brengen en hen van de plaats delict op te halen zonder dat hij uit zijn auto is gestapt. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij van te voren niet wist dat er een inbraak zou worden gepleegd.
De materiële en intellectuele bijdrage van de verdachte aan de inbraak isnaar het oordeel van de rechtbank, uitgaande van de verklaringen van verdachte en de overige inhoud van het dossier, niet van voldoende gewicht om te spreken van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met de daders.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Bewijsoverweging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de inbraak, zoals subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte heeft verklaard behulpzaam te zijn geweest bij de inbraak door als chauffeur te fungeren. Zijn verklaring vindt voldoen de steun in het dossier, onder andere in de aangifte, de bij verdachte aangetroffen gestolen laptop en de WhatsApp-berichten tussen verdachte en [persoon 2].
5.2
Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien hoger beroep wordt ingesteld tegen dit verkort vonnis zal de rechtbank de gebruikte bewijsmiddelen opnemen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat
een onbekend gebleven dader op 15 oktober 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen:
- een televisie (merk Samsung) en
- een laptop (merk Acer) en
- een fototoestel (merk Kodak) en
- een laptop (merk Compaq) en
- een laptoptas en
- een tensiemeter (merk Levita) en
- een elektrische gitaar (kleur rood) en
- meerdere stripboeken, waaronder van Suske & Wiske, Robbedoes, Lombard, TinTin, Mickey Mouse en Pluto, en
- speelgoed, waaronder spaarpotten, een brandweerauto, een auto, motorfietsen en een beeld van kuifje, en
- potjes met klein geld en
- twee gouden trouwringen en
- een pak sigaretten en
- een vergrootglas en
- een beeld van een vrouw en een tijger en
- vier horloges en
- een spelletje,
toebehorende aan [persoon 1] , waarbij de daders zich de toegang tot die woning hebben verschaft door middel van braak,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 15 oktober 2017 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door
- de onbekend gebleven daders met zijn voertuig naar Amsterdam te rijden en in de buurt van de [adres 2] af te zetten en
- in de nabijheid van het pand waar de onbekend gebleven daders opzettelijk en wederrechtelijk goederen hebben weggenomen met zijn auto te wachten op die onbekend gebleven daders en
- vervolgens de wederrechtelijk weggenomen goederen in zijn auto te laten laden en
- vervolgens met die onbekend gebleven daders van de plaats delict weg te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daarbij opgelegd de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft meegedeeld zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is behulpzaam geweest bij een inbraak door de daders naar de plaats delict te rijden en hen met de gestolen goederen weer op te halen. Dit is een ernstig feit. Bij de inbraak zijn er veel unieke en voor het slachtoffer waardevolle spullen weggenomen. Een dergelijk feit heeft grote impact op slachtoffers en geeft een groot gevoel van onveiligheid. Verdachte heeft uit geldelijk gewin gehandeld en zich niet bekommerd om de schade die hij hiermee heeft veroorzaakt bij het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat voorts rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte meermalen voor vermogensdelicten is veroordeeld, zoals blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 maart 2019. Voorts heeft de rechtbank in matigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is, aangezien verdachte na de pleegdatum van 15 oktober 2017 meermalen een straf is opgelegd.

10.De vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 8.000,- aan materiële schadevergoeding,
te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijsbaar geacht voor een bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering benadeelde partij is betwist door de raadsman. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat rekening moet worden gehouden met het minimale aandeel van verdachte bij de inbraak.
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de benadeelde partij door het subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan zijn gehele vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.De vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 13 december 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 16/015420-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 april 2018 van de politierechter te Lelystad, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 april 2019 meegedeeld dat de tenuitvoerlegging van deze veroordeling al door de politierechter in het arrondissement Midden-Nederland is gelast bij vonnis van 13 februari 2019 en dat uit de mededeling van verdachte ter zitting dat hij niet in hoger beroep is gegaan tegen die uitspraak, volgt dat de uitspraak onherroepelijk is. De officier van justitie heeft de rechtbank om die reden verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tenuitvoerlegging, hetgeen de rechtbank gelet op het voorgaande, ook zal doen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c (oud), 48, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 (één) maand, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte
4. zich binnen drie werkdagen nadat hij uit detentie is vrijgelaten meldt bij de reclassering;
5. zich ambulant zal laten behandelen voor zijn verslaving door een instelling, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6. zich gedurende de proeftijd blijven melden zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/015420-18.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. M.J.E. Geradts en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 mei 2019.