In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een boekhouder, die beschuldigd werd van het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting voor vier verschillende bedrijven in de periode van 2011 tot en met 2017. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 23 mei 2019, waar de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, de vordering heeft gedaan en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.W. Newitt, zijn verdediging heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal 91 onjuiste aangiften heeft ingediend, wat heeft geleid tot een aanzienlijk benadelingsbedrag voor de belastingdienst.
De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder ambtsedige verklaringen van de Belastingdienst en processen-verbaal van ambtshandeling. De verdachte heeft erkend dat hij de aangiften niet conform de boekhouding heeft ingediend, maar deze heeft aangepast op verzoek van een cliënt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de tenuitvoerlegging is opgeschort, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is hem een beroepsverbod van vijf jaar opgelegd.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de rol van de verdachte, zijn proceshouding en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. Ondanks het hoge benadelingsbedrag heeft de rechtbank besloten om af te wijken van de eis van de officier van justitie, omdat de verdachte geen financieel voordeel heeft genoten van de fraude en openheid van zaken heeft gegeven tijdens het onderzoek. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte als boekhouder zich bewust moest zijn van de ernst van zijn handelen en dat hij de maatschappij heeft benadeeld door zijn daden.