ECLI:NL:RBAMS:2019:10211
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot moord/doodslag en medeplichtigheid
Op 3 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen. De zaak betreft een tenlastelegging van poging tot moord en doodslag, waarbij de verdachte op of omstreeks 6 augustus 2018 in Amsterdam zou hebben geprobeerd een persoon van het leven te beroven met een vuurwapen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 6 november 2018 en 3 mei 2019, waarbij de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.J.R. Roethof, hun standpunten naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de feiten en dat de officier van justitie ontvankelijk is. Na het horen van de argumenten van beide partijen, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastelegging. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben de vrijspraak bepleit.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen is, en heeft zij de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. K.A. Brunner als voorzitter, en mrs. M.C.M. Hamer en M.T.C. de Vries als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. I. Verkaik.