ECLI:NL:RBAMS:2019:10187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
13/258953-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met emotionele schade en DNA-bewijs

Op 6 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak op 7 oktober 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, in de nachtelijke uren in een woning in [plaats] is ingebroken. De inbraak werd bewezen door de herkenning van de verdachte door drie verbalisanten op camerabeelden, alsook door DNA-bewijs dat op sokken werd aangetroffen die in de nabijheid van de woning waren gevonden. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen betrouwbaar waren, ondanks de verdediging die stelde dat deze niet bruikbaar waren voor bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening werd gehouden met de emotionele impact van de inbraak op de slachtoffers, die waardevolle en emotioneel beladen goederen verloren. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder materiële schadevergoeding aan [persoon 1] en immateriële schadevergoeding aan [persoon 2]. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraak en de gevolgen voor de slachtoffers, en legde de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORTVONNIS
Parketnummer: 13/258953-18
Datum uitspraak: 6 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat namens verdachte door zijn raadsvrouw mr. Y. Karga naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (op of omstreeks 01.56 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tegen de wil van de rechthebbende) in/uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen:
een of meer horloge(s) (Samsung S3 en/of Oceanic Veo) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een of meer geldbedragen (van in totaal 1020 euro) en/of een computer (Apple iMac) en/of een televisie (Samsung) en/of een of meer fotocamera(’s) (Nikon Coolpix en/of Fuji) en/of een luchtdrukwapen (Weirauch Hw50), in elk geval een of meer goed(eren), toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, namelijk door openbreken van de voordeur en/of het forceren van het slot met een breekijzer en/of koevoet, althans een daartoe geschikt stuk gereedschap.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde, woninginbraak. Verdachte is door drie verbalisanten op (stills van) de camerabeelden herkend. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat verdachten, voordat zij de woning binnengingen, sokken om hun handen deden. In de omgeving van de woning werden sokken aangetroffen waarop het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, omdat de drie herkenningen van verdachte, die zich in het dossier bevinden niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Het is niet duidelijk waaraan verdachte wordt herkend. Door verbalisanten wordt niet beschreven aan welke specifieke kenmerken zij verdachte herkennen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Betrouwbaarheid herkenningen
Vast staat, en dit wordt ook niet betwist door de verdediging, dat zich op 7 oktober 2018 een inbraak heeft voorgedaan zoals is opgenomen in de beschuldiging. Ook is niet betwist dat er sprake was van een drietal daders die deze inbraak pleegden. De vraag is of verdachte een van deze drie daders was.
Van deze inbraak bevinden zich stills van camerabeelden in het dossier op grond waarvan de herkenning van verdachte door in totaal drie verbalisanten heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de herkenningen betrouwbaar zijn. De rechtbank stelt voorop dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het toekennen van bewijskracht aan herkenningen. Bij de beoordeling van het bewijs moet worden getoetst of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken.
In de eerste plaats heeft de rechtbank, aan de hand van het bekijken van de stills in het dossier, beoordeeld of de stills/beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, en of er voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken.
Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang.
Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht.
Ten slotte heeft de rechtbank bezien of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stills van de camerabeelden van de inbraak van voldoende kwaliteit om daarop herkenningen te baseren. Het gaat om duidelijke foto’s waarop het gezicht van de persoon die herkend is als verdachte duidelijk zichtbaar is.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft zowel de stills als de bewegende camerabeelden bekeken en heeft verklaard dat hij verdachte onmiskenbaar op beide beelden herkent aan zijn algehele verschijning als persoon en aan zijn gezicht. [verbalisant 3] heeft verdachte dat zelfde jaar, in 2018, twee keer aangehouden en als verdachte verhoord.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte in 2014 aangehouden en verhoord. Ook nadien heeft [verbalisant 1] verdachte drie keer gecontroleerd tijdens werkzaamheden. De laatste keer dat [verbalisant 1] verdachte heeft gezien was in augustus 2018. Zodoende heeft [verbalisant 1] verdachte herkend op de getoonde stills.
Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte herkend van de stills van de camerabeelden. [verbalisant 2] kent verdachte amtshalve. Hij heeft verdachte in het verleden een keer aangehouden.
Nu drie verbalisanten hun eigen proces-verbaal op de eigen ambtsbelofte hebben opgemaakt, is sprake van drie afzonderlijke herkenningen. De rechtbank acht de herkenningen overtuigend. Zij betrekt hierbij dat het gaat om in totaal drie herkenningen en dat de verbalisanten voorafgaand aan hun afzonderlijke herkenningen met verdachte bekend waren. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] hebben verdachte beide meermalen gezien en gesproken. Van feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken is niet gebleken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen van de verbalisanten.
4.3.2
DNA bewijs
Op de camerabeelden is te zien dat drie verdachten na het openbreken van het keukenraam sokken over de handen deden. Verbalisanten hebben op ongeveer 6 meter afstand van de ingang van de voortuin drie zwarte sokken in de bosschage gevonden, welke in beslag zijn genomen. Uit onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel van verdachte op de drie sokken is aangetroffen.
4.3.3
Conclusie
Gelet op de herkenningen en het DNA-bewijs, in combinatie met het uitblijven van een verklaring van verdachte, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2] in [plaats]. Uit de camerabeelden komt bovendien naar voren dat hij dit samen met anderen gedaan heeft.
4.3.4
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor in rubriek 4.3 is overwogen bewezen dat verdachte
op 7 oktober 2018 te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tegen de wil van de rechthebbende uit een woning aan de [adres 2] heeft weggenomen:
horloges (Samsung S3 en Oceanic Veo) en een hoeveelheid sieraden en geldbedragen (van in totaal 1.020,- euro) en een computer (Apple iMac) en een televisie (Samsung) en fotocamera’s (Nikon Coolpix en Fuji) en een luchtdrukwapen (Weirauch Hw50), toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] ,
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem niet opnieuw een gevangenisstraf op te leggen. Onder de huidige voorwaarden gaat het goed met verdachte. Verdachte heeft een inkomen en zijn schulden worden in kaart gebracht. Hopelijk komt verdachte binnenkort in aanmerking voor een kamer. Als verdachte een gevangenisstraf moet uitzitten, raakt hij dit allemaal kwijt. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een kans te geven en hem een voorwaardelijke straf op te leggen of een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij waardevolle goederen, met veel emotionele waarde, zijn weggenomen. De deur en het keukenraam van de woning van de slachtoffers zijn beschadigd en de woning is door verdachte en de mededaders doorzocht. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van slachtoffers. De slachtoffers, met name mevrouw [persoon 2] , hebben op de zitting verklaard dat het hen een ontzettend angstig gevoel geeft dat anderen ongevraagd in hun huis zijn geweest. Dat is ook goed voorstelbaar. Verdachte heeft bij het plegen van de inbraak slechts zijn eigen gewin in gedachten gehad en kennelijk geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. Het handelen van verdachte draagt daarnaast bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens het strafblad van 24 september 2019 is verdachte eerder voor soortgelijke misdrijven veroordeeld. Deze veroordelingen dateren echter van na de pleegdatum van het huidige feit zodat de rechtbank rekening dient te houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en niet uitgaat van recidive.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn neergelegd in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. In deze oriëntatiepunten wordt voor het plegen van een woninginbraak uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Strafverzwarend acht de rechtbank dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd, gedurende de nacht, dat zij veel schade hebben veroorzaakt aan de woning, een buit van emotionele waarde hebben weggenomen alsmede de proceshouding van verdachte. Ondanks zeer belastend bewijs tegen verdachte heeft hij niet willen verklaren en is hij niet op zitting verschenen om uitleg te geven.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen voldoende zijn onderbouwd en dat deze ook kunnen worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Algemene beschouwing ten aanzien van de vorderingen tot immateriële schade
De wet regelt in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Als van fysiek letsel geen sprake is, dient te worden bezien of sprake is van aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Het uitgangspunt hierbij is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Een ‘enkel psychisch onbehagen’ of het zich gekwetst voelen is niet genoeg. De Hoge Raad heeft bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. In dat geval hoeft geen sprake te zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De toewijsbaarheid hangt sterk af van wat ten aanzien van die schade is aangevoerd.
9.3.2
De vordering van [persoon 1]
De benadeelde partij [persoon 1] heeft (ook namens zijn partner [persoon 2] ) € 4.870,- aan materiële schadevergoeding gevorderd. Daarnaast heeft [persoon 1] ter terechtzitting de eerder schriftelijk ingediende vordering tot immateriële schade gewijzigd, met dien verstande dat de benadeelde partij
€ 200,- aan immateriële schadevergoeding heeft gevorderd. Verzocht is het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Materiële schadevergoeding
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom (in zoverre) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd op 7 oktober 2018.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Immateriële schadevergoeding
De benadeelde partij [persoon 1] heeft gesteld dat hij vooral erg boos is over de inbraak en de gevolgen daarvan. De rechtbank kan dit goed begrijpen. Volgens de zojuist onder 9.3.1 bedoelde rechtspraak van de Hoge Raad is boosheid echter onvoldoende om immateriële schadevergoeding voor toe te kennen. De vordering tot immateriële schadevergoeding wordt derhalve afgewezen.
9.3.3
De vordering van [persoon 2]
De benadeelde partij [persoon 2] heeft ter terechtzitting de eerder schriftelijk ingediende vordering tot immateriële schade gewijzigd, met dien verstande dat de benadeelde partij € 350,- aan immateriële schadevergoeding heeft gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat de inbraak een enorme impact op haar heeft en dat zij er erg onder lijdt. Verdachte en de medeverdachten zijn in hun huis geweest, zij hebben aan hun spullen gezeten en zij hebben dierbare spullen met een grote waarde weggenomen. Bovenal is de benadeelde sindsdien bang in haar eigen huis. Na de inbraak is op het bed van de benadeelde een steelpan gevonden die de verdachten uit de keuken mee naar boven hadden genomen, kennelijk om als wapen te gebruiken indien de benadeelden thuis bleken te zijn. De benadeelde is ‘s avonds liever niet alleen thuis en controleert steeds of de deuren goed zijn afgesloten. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij hiermee voldoende heeft onderbouwd dat het bewezen verklaarde feit een grote inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en dat de inbraak grote gevolgen voor haar veiligheidsgevoel in haar eigen huis heeft gehad en nog steeds heeft. De rechtbank stelt dan ook vast dat zij schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 BW. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van
€ 350,- acht de rechtbank billijk en zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd op 7 oktober 2018.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van
[persoon 1], toe tot € 4.870,- (zegge vierduizend achthonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , € 4.870,- (zegge vierduizend achthonderdzeventig euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 58 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[persoon 2], toe tot € 350,- (zegge driehonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 350,- (zegge driehonderd vijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 november 2019.
De jongste rechter is buiten staat mede te tekenen.