7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging. Bij de bedreiging heeft verdachte beide keren een scherp wapen getoond en zich hiermee agressief gedragen richting de aangeefsters. Zijn gedrag is beangstigend en zijn boosheid kan zich, zo blijkt uit het bewezen verklaarde, zonder duidelijke aanleiding ineens richten op ogenschijnlijk willekeurige personen. Bij zijn aanhouding heeft hij een politiemedewerker beledigd. Dit zijn nare feiten, die de rechtbank ook zorgen baren voor de omstandigheden van verdachte zelf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavig feit te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa van 6 december 2019, opgemaakt door R. Nuyens. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
‘Er is sprake van complexe problematiek. Betrokkene is dakloos en arbeidsongeschikt. Hij staat onder bewind en beschikt naar zijn zeggen, als gevolg van zijn middelengebruik, over onvoldoende leefgeld. De [verdachte] kampt met overmatig middelengebruik, verstoorde agressieregulatie, matige copingvaardigheden en een cognitieve beperking. Eerdere drangkaders verliepen negatief. Blijkens het diagnostisch instrument RISC zijn de leefgebieden: Financiën, Middelengebruik en verslaving, Psychsociaal functioneren en Houding criminogene factoren. De [verdachte] wijt zijn problemen aan ‘aantasting van zijn aura’ door derden. Blijkens het reclasseringsdossier vertelt betrokkene reeds jaren dat een rituele bewassing in Suriname de oplossing is voor zijn problemen. Alle overige oplossingen bieden, naar zijn zeggen, geen soelaas. Tot op heden heeft de rituele bewassing niet plaatsgevonden. Een hernieuwd toezicht zal, als gebleken, niet leiden tot afname van recidive. Reclassering Inforsa acht derhalve oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel geïndiceerd. De [verdachte] staat daar afwijzend tegenover.
(..)
In het kader van de beoogde ISD-maatregel kan worden getracht om de [verdachte] te motiveren mee te werken aan plaatsing in een beschermde en gestructureerde woonvoorziening. Betrokkene zal waarschijnlijk, gelet op zijn weigerachtige houding, geen gebruik maken van het aanbod op de ISD-unit. Desondanks zal de [verdachte] wel voortdurend worden gemotiveerd opdat hij alsnog zal meewerken aan diagnostiek en behandeling. De kracht van de herhaling in een setting waaraan betrokkene zich niet kan onttrekken kan een positieve bijdrage leveren aan ontvankelijkheid voor hulpverlening.’
Op zitting heeft deskundige R. Nuyens, als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, het rapport toegelicht. Nuyens heeft – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende verklaard:
‘Tot nu toe heeft het reclasseringstoezicht niet het gewenste resultaat opgeleverd. Verdachte is verbaal agressief en voelt zich snel aangevallen. Het is een wonder dat verdachte zich jarenlang heeft kunnen handhaven in de maatschappelijke opvang van ‘ [naam woonvoorziening] ’. Ik zie een patroon van geweldsdelicten. Een verblijf in de nachtopvang acht ik niet wenselijk, nu het daar veel te hectisch is voor verdachte. Sinds de e-mail van A. Schule van 23 september 2019 is de situatie van verdachte veranderd. Binnen de ISD-maatregel kan worden toegewerkt naar een duurzaam verblijf voor verdachte. Dit duurzame verblijf is speciaal gericht op mensen met een verstandelijke beperking.’
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemd rapport en neemt het advies van de reclassering over. De dynamiek op de zitting illustreert voor de rechtbank dat er sprake is van complexe problematiek bij verdachte. Hij raakt snel in conflict met mensen in zijn omgeving. Dat blijkt ook uit de bewezen geachte feiten. De omgang met verdachte vergt dan ook een bijzondere aanpak.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 7 november 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 28 augustus 2019 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. De in het onderhavige vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en verder ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.