ECLI:NL:RBAMS:2019:10181

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
13/684244-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 31 december 2019 veroordeeld voor openlijke geweldpleging en het opzettelijk aanwezig hebben van drugs. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 juni 2018 te Amstelveen, waar de verdachte samen met twee anderen een confrontatie zocht met het slachtoffer, die hen aansprak op hun provocerende gedrag. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen met een riem, geschopt en zijn scooter omgegooid. Daarnaast had de verdachte op 5 september 2018 in Amsterdam een hoeveelheid cocaïne en MDMA in zijn bezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar de strafmaat verlaagd. De rechtbank heeft een taakstraf van 80 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week en een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de geweldpleging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 824,27 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684244-18
Datum uitspraak: 31 december 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst opgegeven adres: [adres].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
1. openlijke geweldpleging tegen [persoon] op 7 juni 2018 te Amstelveen, welk geweld bestond uit het slaan met een riem, schoppen, en het omgooien van zijn scooter;
subsidiair: medeplegen van:
- mishandeling van [persoon] en/of
- vernieling van de scooter van [persoon];
2. het opzettelijk aanwezig hebben van 0,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne, 4,54 gram van een materiaal bevattende MDMA en 2 tabletten bevattende MDMA op 5 september 2018 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 7 juni 2018 te Amstelveen, met anderen, op de openbare weg, te weten het fietspad van het Handelsplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon], welk geweld bestond uit het met een riem slaan en schoppen tegen het lichaam van voornoemde [persoon] en uit het omgooien van de scooter van voornoemde [persoon] en uit het schoppen tegen die scooter van voornoemde [persoon];
2.
op 5 september 2018 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 0,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 4,54 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- 2 tabletten bevattende MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 primair en onder 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals uit het dossier is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met twee anderen de confrontatie te zoeken met het slachtoffer [persoon], nadat die hen aansprak op hun provocerende gedrag. [persoon] werd op de openbare weg geslagen met een riem, geschopt, zijn scooter werd omgegooid en er werd tegen zijn scooter geschopt. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit soort strafbare feiten veroorzaakt daarnaast gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, zeker als ze plaatsvinden op of aan de openbare weg en er mensen getuige van zijn, zoals blijkt uit de verklaringen in het dossier. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte heeft tevens een hoeveelheid MDMA en cocaïne voorhanden gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 november 2019 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van een geweldsdelict.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de omstandigheid dat de feiten enige tijd geleden zijn gepleegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de - in verhouding tot de man die met de riem heeft geslagen - kleinere rol van verdachte in de gehele openlijke geweldpleging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank – anders dan de officier van justitie – een taakstraf voor de duur van 80 uren passend. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaar. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon] vordert € 1.287,77 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt gematigd tot een bedrag van € 858,51, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De rechtbank zal desondanks de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de reparatiekosten van de mobiele telefoon, nu uit de bijgevoegde offerte (die dateert van ruim een maand later) niet blijkt waar de reparatiekosten op zien en daarnaast de bijgevoegde kassabon niet in overeenstemming is met het gevorderde bedrag. De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de toekomstige kosten voor fysiotherapie. De gevorderde reparatiekosten van de scooter en de reeds gemaakte kosten voor fysiotherapie komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom hoofdelijk worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2018.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Conclusie
De rechtbank wijst de vordering van [persoon] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 824,27. Ten aanzien van het restant aan gevorderde schade, zijnde een bedrag van € 463,50, wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon] naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 824,27.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf,bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) week.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon] toe tot een bedrag van € 824,27 (achthonderdvierentwintig euro en zevenentwintig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 juni 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte aan [persoon] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon], te betalen de som van € 824,27 (achthonderdvierentwintig euro en zevenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 7 juni 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 december 2019.
[...]