ECLI:NL:RBAMS:2019:10109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
C/13/673558 / FA RK 19-6231
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag en omgangsregeling na beëindiging relatie ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2019 een beschikking gegeven inzake de gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders over hun minderjarige zoon, geboren in 2007. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Gerson, verzocht om samen met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. ’t Hart, belast te worden met het ouderlijk gezag. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat er sprake is van langdurig huiselijk geweld en dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende is om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de betrokkenheid van de vader bij de zorg voor de minderjarige en de noodzaak van een goede communicatie tussen de ouders. De rechtbank oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast. Daarnaast is een zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de week van vrijdag uit school tot zondag 18:00 uur bij de vader verblijft, en er wekelijks telefonisch contact is tussen de vader en de minderjarige. De rechtbank heeft ook een verdeling van de vakanties vastgesteld en bepaald dat de moeder de vader maandelijks op de hoogte moet stellen van belangrijke zaken betreffende de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/673558 / FA RK 19-6231
datum uitspraak: 6 december 2019
Beschikking inzake geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M.S. Gerson te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J. ’t Hart te Haarlem.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikking van 13 november 2019 van deze rechtbank, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
1.2.
Vervolgens heeft de rechtbank ontvangen-het verzoek om verwijzing van de moeder van 5 december 2019.
1.3.
De minderjarige zoon van partijen is op 5 december 2019 door de kinderrechter gehoord.
1.4.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 6 december 2019.
Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, die inmiddels is beëindigd.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige] , hierna te noemen [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007.
2.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over [minderjarige] .
2.3.
Partijen en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Bij beschikking van 13 november 2019 heeft de rechtbank beslist op de provisionele vordering en een voorlopige omgangs- en contactregeling vastgesteld, onder afwijzing van het meer of anders verzochte. Voorts is bij deze beschikking de bodemzaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank en is de zittingsdatum bepaald op 6 december 2019.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt:
- hem samen met de moeder te belasten met de uitoefening van het ouderlijk gezag;
- te bepalen dat de vader iedere dinsdag en donderdag tussen 19:00 uur en 19:30 uur telefonisch, via Skype, Face Time, WhatsApp of op andere wijze, contact kan hebben met [minderjarige] ;
- een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, waarbij [minderjarige] om de week een weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondag 18:00 uur bij hem zal zijn, een en ander zoals nader onder punt 10 van zijn verzoekschrift is omschreven, althans een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank juist acht;
- een vakantieregeling vast te stellen als in het verzoekschrift omschreven;
- te bepalen dat de moeder hem maandelijks informatie dient te verstrekken over de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van [minderjarige] en dat de moeder de vader betrekt in belangrijke beslissingen over en/of belangrijke aangelegenheden aangaande [minderjarige] .
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de vader het volgende aangevoerd.
De moeder is zonder de vader op de hoogte te stellen op 2 september 2019 met haar nieuwe partner en [minderjarige] naar [plaats] vertrokken. De vader wil zo spoedig mogelijk herstel van het contact met [minderjarige] en een omgangsregeling.
De vader acht het in het belang van [minderjarige] dat hij mede met het gezag wordt belast. De moeder weigert echter tot op heden daaraan mee te werken. Hij is altijd een betrokken vader geweest en heeft vanaf [minderjarige] ’s geboorte mede voor hem gezorgd. Ten onrechte stelt de moeder dat er sprake is van een moeizame onderlinge communicatie. Partijen communiceren wel, maken ook afspraken en zijn in staat tot een behoorlijk gezamenlijke gezagsuitoefening. Partijen hebben bijvoorbeeld diverse scholen voor [minderjarige] gezocht en er een gevonden. De vader acht het een ongewenste situatie dat de moeder nu alleen over alle belangrijke zaken betreffende [minderjarige] beslist. Hij maakt zich daarover zorgen. Gezamenlijk gezag zal meebrengen dat de moeder de vader dient te respecteren als vader en dat hij een gelijkwaardige rol behoort te krijgen. De moeder zal meer met de vader (moeten) communiceren als zij het gezag moet delen.
3.3.
De moeder heeft zich verweerd tegen de verzoeken van de vader.
Volgens de moeder was er gedurende de relatie sprake van langdurig huiselijk geweld, machtsspel op financieel vlak en geestelijke mishandeling. De moeder heeft aangifte gedaan bij de politie en heeft Veilig Thuis ingeschakeld. De moeder was daarom genoodzaakt om met [minderjarige] (tijdelijk) naar België te vertrekken om tot rust te komen. [minderjarige] gaat daar naar school en zal dit schooljaar daar afmaken. De moeder is voornemens zich weer in Nederland te vestigen. Zij is bezig hier een huis te zoeken. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader en meent dat eerst moet worden gewerkt aan de onderlinge communicatie alvorens de vader met het gezag over [minderjarige] kan worden belast. De communicatie is op dit moment zo slecht dat er een groot risico is dat [minderjarige] klem en verloren zou raken tussen partijen. De moeder is bereid om met de vader een ouderschapsplan op te stellen, maar wenst eerst een traject bij Ouderschap Blijft of vergelijkbaar traject te volgen.

4.Inhoudelijke beoordeling

4.1.
De moeder heeft haar verzoek om verwijzing naar een andere rechtbank ter zitting ingetrokken. De rechtbank zal dan ook overgaan tot beoordeling van de overige verzoeken.
Gezamenlijk gezag.
4.2.
Uitgangspunt van de wet is dat beide ouders van een kind belast zijn met het gezag, behoudens uitzonderingen. Dat geldt zowel voor gehuwde als ongehuwde ouders. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat dit binnen afzienbare tijd verbetert.
4.3.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.4.
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat het in het belang van [minderjarige] is dat ouderlijk gezag uitsluitend door de moeder dient te worden gedragen. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders feitelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over [minderjarige] in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond [minderjarige] kunnen voordoen, zodanig dat hij niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
4.5.
De ouders hebben elf jaar samen voor hun kind gezorgd en gesteld noch gebleken is dat de vader de gezagsuitoefening van de moeder bij het nemen van beslissingen van enig belang over [minderjarige] ooit op enige wijze heeft gehinderd. Volgens de vader hebben partijen in het recente verleden wel degelijk beslissingen kunnen nemen over [minderjarige] , zoals bijvoorbeeld over de schoolkeuze. De moeder heeft dit niet betwist. Verder ziet de rechtbank een vader die zeer betrokken is bij zijn zoon en een zoon die overduidelijk ook dol is op zijn vader. De moeder heeft te weinig feiten en of omstandigheden gesteld om te concluderen dat er daadwerkelijk sprake is van een risico dat [minderjarige] klem en/of verloren zal raken tussen de ouders en/of dat het in zijn belang anderszins noodzakelijk is om het gezag over hem alleen door de moeder te laten uitoefenen.
De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom toewijzen.
De zorgregeling
4.6.
De bij beschikking van 13 november 2019 vastgestelde voorlopige regeling luidt als volgt:
[minderjarige] is van vrijdag uit school (15:00 uur) tot zondag 18:00 uur bij zich de vader, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt van school en de moeder [minderjarige] ophaalt bij de vader;
Daarnaast is er iedere week op dinsdag en donderdag tussen 19:00 uur en 19:30 uur telefonisch, via Skype, FaceTime of Whatsapp contact tussen de vader en [minderjarige] .
4.7.
De moeder heeft ter zitting aangevoerd dat er praktische problemen zijn met de zorgregeling, zoals vastgesteld in de beschikking van 13 november 2019. Er is sprake van een lange reistijd van drie uur van de moeder in [plaats] naar vader in [plaats] . Zij wenst dat de vader [minderjarige] later en niet bij school ophaalt en dat [minderjarige] op zondag eerder terugkomt, zodat hij thuis tot rust kan komen voor het slapengaan. Verder verzoekt zij te bepalen dat de vader [minderjarige] in de winter zal halen en brengen, omdat de moeder in die periode moeilijk auto kan rijden. De moeder zal dan in de zomer het halen en brengen voor haar rekening nemen. [minderjarige] is een meer dan gemiddeld gevoelig kind en hij heeft het nodig dat hij de moeder kan bellen als hij bij de vader is.
De moeder verzoekt de voorjaars- en de meivakanties vast toe te wijzen aan de ene en de andere ouder.
De Vader- en Moederdag volgen de zorgregeling. Voorts wenst de moeder de aanstaande Kerstvakantie meer tijd te hebben met [minderjarige] dan de vader, omdat zij zijn verjaardag heeft moeten missen.
4.8.
De kinderrechter heeft met [minderjarige] gesproken en van hem vernomen dat hij tevreden is over de zorgregeling
.De redenen van de moeder om de regeling te wijzigen zijn gelegen in praktische bezwaren en hangen samen met haar verblijf in België. Dit is echter een omstandigheid die te wijten is aan de moeder, zodat zij daarvan zelf de gevolgen moet dragen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de zorgregeling moet blijven gelden zoals vastgesteld in de beschikking van 13 november 2019. De vader heeft ter zitting welwillend gereageerd op het verzoek van zijn zoon om bij het ophalen niet lang met andere moeders te praten en direct te vertrekken van het schoolplein. De rechtbank is van oordeel dat dit geen voorwaarde is voor de zorgregeling.
4.9.
De vakanties worden bij helfte verdeeld. De ouder die het vakantiedeel heeft haalt [minderjarige] op. De regeling zal wordt als volgt vastgesteld:
Voorjaarsvakantie: in het ene jaar bij de moeder, in het andere jaar bij de vader;
Meivakantie: de eerste week bij de moeder en de laatste week bij de vader, wisselend om het jaar;
Herfstvakantie: in het ene jaar bij de moeder, in het andere jaar bij de vader;
Pasen: het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder;
Pinksteren: het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder;
Zomervakantie: drie weken aaneengesloten bij de moeder en drie weken aaneengesloten bij de vader,
wisselend om het jaar;
Kerstvakantie: één week bij de moeder, één week bij de vader, wisselend om het jaar;
Vaderdag: bij de vader;
Moederdag: bij de moeder;
Koningsdag: het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder;
Verjaardag van de minderjarige: het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder;
Sinterklaas: het ene jaar bij de vader en het andere jaar bij de moeder;
Verjaardag van de vader: bij de vader;
Verjaardag van de moeder: bij de moeder.
4.10.
De rechtbank is van mening dat met een wisseling per jaar het kind de ruimte heeft om met beide ouders de dingen te doen die bij alle jaargetijden passen. Het verzoek van de moeder om [minderjarige] deze Kerstvakantie meer bij haar te laten zijn wijst de rechtbank af, omdat [minderjarige] de afgelopen maanden al veel meer tijd heeft doorgebracht met moeder dan met de vader
.
4.11.
De moeder heeft geen bezwaar tegen de vaststelling van de informatieregeling. De rechtbank zal bepalen dat de moeder eenmaal per maand per brief of mail informatie dient te verstrekken aan de vader.
4.12.
De regeling met betrekking tot het bellen met de vader blijft eveneens zoals deze nu geldt, zie rechtsoverweging 4.6., met dien verstande dat de ouders daarover samen andere afspraken kunnen maken. De kinderrechter houdt de ouders daarbij voor dat [minderjarige] heeft aangegeven dat hij graag ruim de gelegenheid wil krijgen om te bellen met de ouder bij wie hij op dat moment niet verblijft
.

5.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag worden belast over hun minderjarig kind:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
voor zover de bevoegdheid daartoe niet door een eerdere rechterlijke beslissing is uitgesloten;
- bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden de vader [minderjarige] bij zich heeft:
- om de week van vrijdag uit school tot zondag 18:00 uur, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt van school en de moeder [minderjarige] ophaalt bij de vader;
Daarnaast kan de vader iedere week op dinsdag en donderdag tussen 19:00 uur en 19:30 uur telefonisch, of via Skype, FaceTime of Whatsapp contact hebben met [minderjarige] ;
- de vakanties worden bij helfte verdeeld. De vakantieregeling zal gelden als opgenomen in rechtsoverweging 4.9.
- bepaalt dat de moeder is gehouden de vader eenmaal per maand - voor de eerste van de maand - schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van voornoemd [minderjarige] ;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 6 december 2019 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. J.H.J. Evers, voorzitter tevens kinderrechter, mr. H.M. Patijn en mr. C.M. Wiertz-Wezenbeek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier. [1]
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 20 december 2019 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).