ECLI:NL:RBAMS:2019:10099

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 808
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een verzoek tot goedkeuring van statutenwijziging door een woningcorporatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2019, werd de rechtmatigheid van een verzoek tot goedkeuring van een statutenwijziging door Woonstichting Lieven de Key beoordeeld. De huurdersvereniging had in deze procedure geen recht op het indienen van een zienswijze. De rechtbank oordeelde dat de statutenwijziging niet in strijd was met artikel 45 van de Woningwet en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.I. de Haan, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Autoriteit Woningcorporaties, dat de statutenwijziging goedkeurde. De rechtbank stelde vast dat de statutenwijziging voldeed aan de wettelijke vereisten en dat de belangen van de zittende huurders niet in het geding waren. De rechtbank concludeerde dat de goedkeuring van de statutenwijziging op goede gronden was verleend en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak benadrukte dat de woningcorporatie zich moet richten op de volkshuisvesting, maar dat een focus op een bepaalde doelgroep niet in strijd is met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/808

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Diemen, eiseres

(gemachtigde: mr. A.I. de Haan),
en
Autoriteit Woningcorporaties, namens de minister van Infrastructuur en Waterstaat (voorheen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
verweerder
(gemachtigde: dr. E.D.J. Peeters).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[Stichting], te Amsterdam
(gemachtigden: mr. E.A. van de Kuilen-Stap en mr. S.A.L. van de Sande).

Procesverloop

Bij besluit van 1 augustus 2016 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van [Stichting] tot goedkeuring van haar voorstel tot statutenwijziging goedgekeurd.
Bij besluit van 22 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [de persoon 1] , bestuurslid, bijgestaan door mr. H.A. Sarolea, als waarnemer van haar gemachtigde. Tevens zijn namens eiseres verschenen [de persoon 2] , voorzitter van het bestuur, [de persoon 3] , bestuurslid, en [de persoon 4] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn namens verweerder verschenen [de persoon 5] en mr. M. Maijer. De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [de persoon 6] , algemeen directeur, bijgestaan door haar gemachtigden. Tevens is namens de derde-partij verschenen [de persoon 7] , hoofd juridische zaken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. [Stichting] is een woningcorporatie die zich (onder meer) richt op de Amsterdamse woningmarkt. Eiseres behartigt de belangen van [partijen] van woningen van [Stichting] .
2.1.
Op 18 juli 2016 heeft [Stichting] bij verweerder een verzoek ingediend om goedkeuring van een voorgenomen statutenwijziging met betrekking tot de doelstelling van de [Stichting] . Deze in artikel 3 van de staten opgenomen doelstelling luidde als volgt:
De stichting heeft als doel:
a.
het als toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting;
b.
het mede werkzaam te zijn ten behoeve van de huisvesting van studerende jongeren.
Met het verzoek heeft [Stichting] beoogd dit artikel als volgt te wijzigen:
De stichting heeft als doel uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van de volkshuisvesting zoals omschreven in artikel 45 van de Woningwet en het hierbij:
a.
huisvesten van mensen waarbij het belang van toetreders op de woningmarkt, waaronder studerende jongeren voorop staat.
2.2.
Het verzoek om wijziging is door verweerder bij het primaire besluit goedgekeurd.
2.3.
Tijdens een overleg op van 24 augustus 2016 heeft [Stichting] aan eiseres medegedeeld dat zij in verband met de beleidswijziging de statuten zal wijzigen en dat zij de formele goedkeuring van verweerder heeft ontvangen. De tekst van de nieuwe statuten is op 19 september 2016 door [Stichting] aan eiseres verzonden.
3. Eiseres heeft op 28 december 2016 bij deze rechtbank, sector kanton, een verzoek ingediend als bedoeld in artikel 8 van de Wet op het overleg huurder verhuurder (Wohv) en daartoe betoogd dat [Stichting] heeft verzuimd eiseres tijdig te informeren over de (inhoud van de) statutenwijziging en haar niet in staat heeft gesteld daarover eerst advies uit te brengen. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen bij beschikking van 24 februari 2017 [1] .
Procedure in bezwaar
4.1.
Tegen het primaire besluit heeft eiseres, onder verwijzing naar een brief verzonden aan de Minister van Wonen en Rijksdienst van 26 september 2016, bezwaar gemaakt. Kort gezegd betoogt eiseres dat [Stichting] haar vooraf over de aard en inhoud van de statutenwijziging had moeten informeren. Door dat na te laten, heeft [Stichting] in strijd gehandeld met de Wohv.
4.2.
Bij besluit van 4 november 2016 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Dit besluit is bij uitspraak van deze rechtbank van 30 mei 2017 [2] vernietigd, waarbij verweerder is opgedragen een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder legt hieraan – samengevat – ten grondslag dat de door [Stichting] verzochte statutenwijziging voldeed aan alle wettelijke vereisten zoals opgenomen in verweerders Beoordelingskader statuten. De toetsing heeft plaats op grond van artikel 23 van de Woningwet. In de wet- en regelgeving is geen zienswijze vereist van [groepen] voor de beoordeling van de aanvraag tot goedkeuring van de statutenwijziging. Verder is verweerder niet gebleken dat de door [Stichting] voorgenomen statutenwijziging strijdig is met het belang van de volkshuisvesting. [Stichting] moet zich richten op alle werkzaamheden op dit terrein zoals neergelegd in artikel 45 van de Woningwet, waaronder de belangenbehartiging van de zittende huurders. Dit laat onverlet dat [Stichting] in haar statuten mag aangeven dat zij zich in het bijzonder richt op een bepaalde doelgroep. Verweerder stelt zich dan ook op het standpunt dat het verzoek van [Stichting] tot wijziging van de statuten op goede gronden is toegewezen.
Beroepsgronden
6. Eiseres voert aan dat de nieuwe statuten niet naar behoren zijn getoetst aan de wettelijke regels en aan de vraag of het belang van de volkshuisvesting zich tegen deze statuten verzet. De impact van de statutenwijziging wordt miskend. Uit de praktijk blijkt inmiddels dat – anders dan de kantonrechter in zijn beschikking heeft geconcludeerd – de statutenwijziging meer betekenis heeft dan de symbolische bevestiging van de aan eiseres voor advies voorgelegde wijzigingen in de beleidskoers. De belangen van de zittende huurders worden wel degelijk aangetast, zodat verweerder eiseres op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een zienswijze had moeten vragen. De statutenwijziging is volgens eiseres daarnaast onrechtmatig. Op grond van artikel 45 van de Woningwet moet de woningcorporatie zich primair richten op de belangen van de zittende huurders en mag enkel daarnaast in de statuten worden opgenomen dat de woningcorporatie zich in het bijzonder richt op een bepaalde doelgroep. Uit de goedgekeurde statuten blijkt dat alleen het behartigen van de doelgroep ‘starters’ expliciet is genoemd. De doelgroep ‘zittende huurders’ komt niet in de nieuwe statuten voor, zodat deze niet meer voldoende passen bij de kerntaken die volgen uit artikel 45 van de Woningwet. Gelet op de rechten die zijn toegekend aan vertegenwoordigers van zittende huurders, zoals het recht op overleg, verzet het wettelijke systeem zich tegen een goedkeuring van de voorgestelde nieuwe statuten. Dit alles leidt tot de conclusie dat de nieuwe statuten niet naar behoren zijn getoetst aan de wettelijke regels en aan de vraag of het belang van de volkshuisvesting zich tegen deze statuten verzet. Het besluit tot goedkeuring kan dan ook geen stand houden, aldus eiseres.
Procesbelang
7.1.
De rechtbank moet eerst beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij deze procedure. [Stichting] betoogt in dat kader dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep omdat het doel dat haar voor ogen staat, namelijk dat [Stichting] haar beleid wijzigt, volgens [Stichting] niet kan worden bereikt met deze procedure. Volgens [Stichting] was het ook mogelijk geweest om zonder de statutenwijziging, dus op basis van de oude statuten, de focus in haar doelgroepenbeleid te verleggen.
7.2.
De rechtbank volgt het betoog van [Stichting] niet en neemt procesbelang voor eiseres aan. Eiseres beoogt met deze procedure onder andere af te dwingen dat de statutenwijziging wordt teruggedraaid. Hiermee is het procesbelang reeds een gegeven. Of deze procedure uiteindelijk tot een materieel andere uitkomst zal leiden, dat wil zeggen of de oorspronkelijke tekst van de statuten van invloed is op het reeds door [Stichting] ingezette beleid, is voor de beoordeling van het procesbelang niet relevant.
Beoordeling beroepsgronden
8.1.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit van verweerder tot goedkeuring van de door [Stichting] verzochte statutenwijziging, op goede gronden is verleend. Daarbij is het volgende wettelijk kader van belang.
8.2.
Op grond van artikel 23, derde lid, van de Woningwet, moet een woningcorporatie een voorgenomen statutenwijziging voorleggen aan verweerder. Uit het eerste lid van artikel 23 van de Woningwet volgt dat in de statuten van een woningcorporatie wordt bepaald dat zij uitsluitend respectievelijk mede werkzaam is op het gebied van de volkshuisvesting. Dat gebied wordt omschreven overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 45 van de Woningwet.
Recht op zienswijze?
9.1.
Eiseres voert aan dat de besluitvorming van verweerder onrechtmatig is geweest omdat verweerder haar – alvorens een beslissing te nemen op het verzoek tot statutenwijziging – ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze in te dienen. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank stelt vast dat artikel 23, derde lid, van de Woningwet geen zienswijze vereist. Verweerder heeft zich in dit kader naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat zij uit mocht gaan van wat de kantonrechter in de hiervoor onder 3 genoemde beschikking heeft geoordeeld, namelijk dat [Stichting] op grond van de Whov, gelet op de voorafgaande adviesaanvragen, niet gehouden was aan eiseres een apart advies te vragen over de statutenwijziging als zodanig. Naar het oordeel van de kantonrechter is eiseres op behoorlijke wijze in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over haar voornemen om de statuten aan te passen. Of [Stichting] zich al dan niet tegenstrijdig heeft opgesteld dan wel stiekem heeft gehandeld, zoals eiseres betoogt en wat daar ook van zij, is voor de beoordeling van de vraag of verweerder gehouden was eiseres om een zienswijze te vragen, niet relevant.
9.2.
Het door eiseres gedane beroep op artikel 4:8 van de Awb slaagt in dit geval evenmin, reeds omdat dit gebrek in de bezwaarfase is geheeld. Eiseres is namelijk in de bezwaarfase gehoord. Dat eiseres door deze gang van zaken is benadeeld is niet aannemelijk gemaakt.
Statutenwijziging in strijd met artikel 45 van de Woningwet?
10.1.
Tussen partijen is verder in geschil of de statutenwijziging in strijd is met het bepaalde in artikel 45 van de Woningwet, waarin het belang van de volkshuisvesting uiteen is gezet. Volgens eiseres zijn de gewijzigde statuten in strijd met dit belang. Door [Stichting] wordt in de verzochte statutenwijziging niet langer benoemd dat zij zich richt op de zittende huurders, wat op grond van artikel 45 van de Woningwet de primaire doelgroep dient te zijn, doch enkel op toetreders op de woningmarkt. Verweerder had het verzoek om goedkeuring om deze reden moeten afwijzen, aldus eiseres. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De concrete (gewijzigde) tekst van artikel 3 van de statuten, zoals hiervoor onder 2.1. weergegeven, is niet in strijd met artikel 45 van de Woningwet, nu hierin niet enkel is opgenomen dat [Stichting] een corporatie is die uitsluitend werkzaam zal zijn voor toetreders op de woningmarkt. De tekst van het te wijzigen artikel geeft immers als eerste aan dat [Stichting] tot doel heeft uitsluitend werkzaam te zijn op het gebied van volkshuisvesting zoals omschreven in artikel 45 van de Woningwet. Vervolgens wordt aangegeven dat het belang van toetreders op de woningmarkt daarbij voorop staat. Hiermee wordt deze groep weliswaar specifiek benoemd, maar anders dan eiseres betoogt kan hieruit naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat [Stichting] hiermee een categorale instelling is geworden die zich enkel en alleen richt op de toetreders. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat een focus op een bepaalde doelgroep niet in strijd is met artikel 23 van de Woningwet.
10.2.
Het betoog van eiseres dat inmiddels ook uit de praktijk blijkt dat de belangen van de zittende huurders en hun woningen niet langer voor [Stichting] als doelstelling geldt en dus in strijd wordt gehandeld met artikel 45 van de Woningwet, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor overwogen ligt in deze zaak de rechtmatigheid van het door verweerder genomen goedkeuringsbesluit ter beoordeling voor. Als eiseres van mening is dat [Stichting] de eigen – door verweerder op goede gronden goedgekeurde – statuten schendt, dan kan zij dit jegens [Stichting] aankaarten langs de daartoe bestaande wegen zoals neergelegd in de Wohv. Via het huurrecht kan in een individueel geval het tekortschieten van [Stichting] worden aangekaart.
Conclusie
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door [Stichting] verzochte statutenwijziging op een juiste wijze heeft getoetst aan de wettelijke vereisten en op goede gronden zijn goedkeuring heeft verleend.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mr. A.K. Mireku en mr. P. Sloot, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. Knikkink, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2019.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Met zaaknummer: 5612935 EA VER/16-1581
2.Met zaaknummer: AMS 17/375