proces-verbaal
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13.121718.19
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Parketnummer: 13.121718.19
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 17 juli 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. E. Diepraam, politierechter en
E.C. Damo, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr E. Blanken, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak uitroepen.
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
Als raadsman is aanwezig mr. M. Rafik, die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. De politierechter stemt daarmee in.
De benadeelde partij [naam B.V.] heeft zich gevoegd. Namens de benadeelde partij is een gemachtigde aanwezig.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt de inhoud van de stukken van het dossier mee, waaronder:
1.
Een rapport met nummer [nummer 1] van 20 mei 2019, met bijlagen, opgemaakt door rapporteurs [naam 1] en [naam 2] (doorgenummerde pag. 6 tot en met 22).
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer [nummer 2] van 20 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (doorgenummerde pag. 29 tot en met 34).
De raadsman voert het woord:
Cliënt is niet ter terechtzitting aanwezig omdat hij nu in Zwitserland is. Ik ben gemachtigd namens cliënt het woord te voeren.
De politierechter bespreekt de persoonlijke omstandigheden, waaronder een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2019 betreffende verdachte.
De officier van justitie voert het woord:
Ik ben van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de verklaring van verdachte zelf en op grond van het rapport dat wij hebben verkregen van [naam B.V.] In dit rapport wordt omschreven dat twee jongens over het hek springen en later wordt graffiti aangetroffen in het metrostel. Het gaat in dit geval om het beschadigen van metrowagons. Verdachte bekent ook. Hij is vandaag niet ter terechtzitting aanwezig. [naam B.V.] is hier wel aanwezig en de medewerkers weten hoe vervelend dit is. Er zijn in de stad legale plekken waar graffiti gespoten mag worden. Ik vind het belangrijk dat de schade wordt vergoed. Verdachte heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen waardoor dit in aanmerking komt voor vernietiging. Het verzoek om vergoeding van de schade van [naam B.V.] is goed onderbouwd. Ik verzoek de politierechter dan ook om verdachte een voorwaardelijke geldboete van € 425,00 op te leggen met aftrek en met een proeftijd van twee jaar. Ook verzoek ik de politierechter om het verzoek om schadevergoeding van [naam B.V.] geheel toe te wijzen. Het gaat hierbij om materiële schadevergoeding van € 1673,21 met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ik verzoek de politierechter tevens om het beslag verbeurd te verklaren.
De officier van justitie legt de vordering over aan de politierechter.
De raadsman van verdachte voert het woord overeenkomstig de pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De gemachtigde van de benadeelde partijkrijgt de gelegenheid de vordering toe te lichten. De gemachtigde verklaart ten aanzien van de grootte van het oppervlak uit te gaan van de berekening van zijn collega.
De officier van justitie krijgt de gelegenheid om te reageren en voert het woord als volgt:
Ten aanzien van het door de raadsman aangehaalde vormverzuim bij de inverzekeringstelling ben ik van oordeel dat hier geen sprake is van een vormverzuim. Verdachte is rechtmatig in verzekering gesteld. Wat betreft de handboeien is het zo dat in de praktijk twee verdachten vaak gelijktijdig worden geboeid. Dit gebeurd om te voorkomen dat de verdachten vluchten.
De raadsman krijgt de gelegenheid om te reageren en voert het woord als volgt:
In het dossier valt niet te lezen dat er spetters op de wagons zitten waardoor de vordering niet is onderbouwd. Ten aanzien van de inverzekeringstelling staat nergens dat verdachte in verzekering is gesteld om stukken uit te reiken. Dit was niet het doel van de inverzekeringstelling. Wat betreft de transportboeien is artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren duidelijk. Het is niet gebruikelijk dat verdachten bij de aanhouding moeten worden geboeid. Dit gebeurt steeds vaker maar dit is wel degelijk een schending van artikel 22 lid 2 van de Ambtsinstructie. De rechtspraak is hier duidelijk over.
De politierechter geeft de raadsman de gelegenheid namens verdachte het laatste woord te voeren.
De politierechter sluit het onderzoek en wijst mondeling vonnis.
AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in
Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een metro(stel), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam B.V.] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging.