ECLI:NL:RBAMS:2019:10088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
13.121718.19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens beschadiging van metrostel en onrechtmatige aanlegging van transportboeien

Op 17 juli 2019 vond de terechtzitting plaats in de Rechtbank Amsterdam, waar de politierechter E. Diepraam de zaak behandelde tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een metrostel dat toebehoorde aan [naam B.V.]. De verdachte was niet aanwezig, maar zijn raadsman, mr. M. Rafik, was wel aanwezig en verklaarde gemachtigd te zijn om de verdediging te voeren. De officier van justitie, mr. E. Blanken, presenteerde de zaak en vroeg om een voorwaardelijke geldboete van € 425,00 en schadevergoeding van € 1673,21 aan de benadeelde partij.

De politierechter oordeelde dat er sprake was van een geslaagd verweer met betrekking tot de onrechtmatige aanlegging van transportboeien, wat leidde tot strafvermindering. De rechter wees de schadevergoedingsmaatregel af, omdat de rechtspersoon voldoende in staat werd geacht om de vordering te incasseren. De politierechter achtte het feit bewezen op basis van de verklaringen en het rapport van [naam B.V.], waarin werd beschreven dat de verdachte betrokken was bij het aanbrengen van graffiti op de metrowagons.

Uiteindelijk legde de politierechter een voorwaardelijke geldboete op van € 200,00 met een proeftijd van twee jaar, en de vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1200,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De inbeslaggenomen goederen, waaronder verfspuitbussen en handschoenen, werden verbeurd verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.121718.19
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.121718.19
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 17 juli 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. E. Diepraam, politierechter en
E.C. Damo, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr E. Blanken, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
is niet verschenen.
Als raadsman is aanwezig mr. M. Rafik, die verklaart uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren. De politierechter stemt daarmee in.
De benadeelde partij [naam B.V.] heeft zich gevoegd. Namens de benadeelde partij is een gemachtigde aanwezig.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt de inhoud van de stukken van het dossier mee, waaronder:
1.
Een rapport met nummer [nummer 1] van 20 mei 2019, met bijlagen, opgemaakt door rapporteurs [naam 1] en [naam 2] (doorgenummerde pag. 6 tot en met 22).
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer [nummer 2] van 20 mei 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (doorgenummerde pag. 29 tot en met 34).
De raadsman voert het woord:
Cliënt is niet ter terechtzitting aanwezig omdat hij nu in Zwitserland is. Ik ben gemachtigd namens cliënt het woord te voeren.
De politierechter bespreekt de persoonlijke omstandigheden, waaronder een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2019 betreffende verdachte.
De officier van justitie voert het woord:
Ik ben van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de verklaring van verdachte zelf en op grond van het rapport dat wij hebben verkregen van [naam B.V.] In dit rapport wordt omschreven dat twee jongens over het hek springen en later wordt graffiti aangetroffen in het metrostel. Het gaat in dit geval om het beschadigen van metrowagons. Verdachte bekent ook. Hij is vandaag niet ter terechtzitting aanwezig. [naam B.V.] is hier wel aanwezig en de medewerkers weten hoe vervelend dit is. Er zijn in de stad legale plekken waar graffiti gespoten mag worden. Ik vind het belangrijk dat de schade wordt vergoed. Verdachte heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen waardoor dit in aanmerking komt voor vernietiging. Het verzoek om vergoeding van de schade van [naam B.V.] is goed onderbouwd. Ik verzoek de politierechter dan ook om verdachte een voorwaardelijke geldboete van € 425,00 op te leggen met aftrek en met een proeftijd van twee jaar. Ook verzoek ik de politierechter om het verzoek om schadevergoeding van [naam B.V.] geheel toe te wijzen. Het gaat hierbij om materiële schadevergoeding van € 1673,21 met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Ik verzoek de politierechter tevens om het beslag verbeurd te verklaren.
De officier van justitie legt de vordering over aan de politierechter.
De raadsman van verdachte voert het woord overeenkomstig de pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De gemachtigde van de benadeelde partijkrijgt de gelegenheid de vordering toe te lichten. De gemachtigde verklaart ten aanzien van de grootte van het oppervlak uit te gaan van de berekening van zijn collega.
De officier van justitie krijgt de gelegenheid om te reageren en voert het woord als volgt:
Ten aanzien van het door de raadsman aangehaalde vormverzuim bij de inverzekeringstelling ben ik van oordeel dat hier geen sprake is van een vormverzuim. Verdachte is rechtmatig in verzekering gesteld. Wat betreft de handboeien is het zo dat in de praktijk twee verdachten vaak gelijktijdig worden geboeid. Dit gebeurd om te voorkomen dat de verdachten vluchten.
De raadsman krijgt de gelegenheid om te reageren en voert het woord als volgt:
In het dossier valt niet te lezen dat er spetters op de wagons zitten waardoor de vordering niet is onderbouwd. Ten aanzien van de inverzekeringstelling staat nergens dat verdachte in verzekering is gesteld om stukken uit te reiken. Dit was niet het doel van de inverzekeringstelling. Wat betreft de transportboeien is artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren duidelijk. Het is niet gebruikelijk dat verdachten bij de aanhouding moeten worden geboeid. Dit gebeurt steeds vaker maar dit is wel degelijk een schending van artikel 22 lid 2 van de Ambtsinstructie. De rechtspraak is hier duidelijk over.
De politierechter geeft de raadsman de gelegenheid namens verdachte het laatste woord te voeren.
De politierechter sluit het onderzoek en wijst mondeling vonnis.

AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2019 te Amsterdam, in elk geval in
Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een metro(stel), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam B.V.] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging.

Alle gebruikte bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring

De inhoud van het rapport en het proces-verbaal, voor zover hiervoor in het proces-verbaal ter terechtzitting is weergegeven.

De bewezenverklaring

De politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte:
op 19 mei 2019 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een metrostel, dat aan een ander, te weten aan [naam B.V.] toebehoorde, heeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24c, 33, 33a, 350 Wetboek van Strafrecht.

De op te leggen straf

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de politierechter gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De politierechter heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke geldboete en bij de vaststelling van de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft met zijn graffiti schade aangericht en het [naam B.V.] overlast bezorgd. Verdachte zal die schade ook moeten vergoeden. De politierechter is met de officier van justitie van oordeel dat daarnaast een voorwaardelijke boete volstaat. In beginsel zou een voorwaardelijke boete van € 425, zoals geëist door de officier van justitie passend zijn.
De raadsman heeft nog twee vormverzuimen aangekaart en betoogd dat die tot strafvermindering moet leiden.
Wat betreft de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling volgt de politierechter de raadsman niet. Het doel van de inverzekeringstelling is slordig omschreven in het bevel, maar dat laat onverlet dat in de gegeven omstandigheden de hulpofficier van justitie bevoegd was verdachte in verzekering te stellen. De inverzekeringstelling moet in het belang van het onderzoek zijn, en daaronder wordt ook verstaan het belang van het aan de verdachte in persoon uitreiken van mededelingen over de strafzaak. De vier uren die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zijn gebruikt een dagvaarding op te stellen en die aan verdachte uit te reiken. Onmiddellijk daarna is hij in vrijheid gesteld.
Het punt van de raadsman met betrekking tot de transportboeien is terecht. Op grond van de Ambtsinstructie moet er een goede reden zijn om een verdachte te boeien, en die redenen moeten worden omschreven in het proces-verbaal. Die motivering ontbreekt hier en de politierechter ziet dit verzuim wel vaker voorkomen. Om het belang van naleving van dit voorschrift te onderstrepen zal de politierechter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, te weten een voorwaardelijke geldboete van € 200.

De vordering van de benadeelde partij

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij overweegt de politierechter dat deze gedeeltelijk kan worden toegewezen. Een deel van de kosten is niet betwist. Hierbij gaat het om de vaste kosten en de transportkosten (€ 563,45).
De gevorderde variabele kosten zijn gebaseerd op een bespoten oppervlak van 12,8 vierkante meter. Verdachte heeft de grootte van dat oppervlak gemotiveerd betwist met een berekening. Omdat een bewijsopdracht aan de benadeelde partij een onevenredige belasting zou zijn in een eenvoudige strafzaak als deze, schat de politierechter de totale schade zoals die nu kan worden toegewezen op € 1200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij wordt voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Omdat de benadeelde partij goed in staat moet worden geacht zelf de vordering te innen, is er geen reden om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Beslag

De politierechter is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen (vier verfspuitbussen, twee stuks handschoenen en een tas) verbeurd verklaard kunnen worden, omdat dit voorwerpen betreffen waar verdachte het strafbare feit mee heeft gepleegd.

DE UITSPRAAK

De politierechter verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
De politierechter verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
De politierechter verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Een geldboete ter hoogte van 200,00 euro subsidiair 4 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [naam B.V.] , gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van 1200,00 euro (zegge twaalfhonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19-05-2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
4 STK Verf spuitbus;
2 STK Handschoen;
1. STK Tas.
De politierechter zegt tegen de raadsman dat verdachte binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.