ECLI:NL:RBAMS:2019:10082

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
13/689124-18 + 13/138890-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor diefstallen met braak uit auto’s, gebruik van geheelde scooters en schadevergoeding voor benadeelde partijen

Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen met braak uit auto’s. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/689124-18 en 13/138890-19 zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. De verdachte werd verweten dat hij samen met een ander op 9 oktober 2018 een poging tot diefstal met braak heeft gepleegd uit een BMW en dat hij in de periode van 7 tot 9 oktober 2018 betrokken was bij de diefstal van twee bromfietsen. Daarnaast werd hij beschuldigd van diefstal met braak van goederen uit twee auto’s op 31 maart 2019. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de bromfietsen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de poging tot diefstal met braak en de diefstallen met braak uit de auto’s. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van de verbalisanten en de aangiftes van de benadeelde partijen meegewogen. De verdachte heeft een taakstraf van 180 uur opgelegd gekregen, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van sommige benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard omdat er geen causaal verband kon worden gelegd met de bewezen feiten. De rechtbank heeft de toepassing van het adolescentenstrafrecht overwogen, gezien de onrijpe ontwikkeling van de verdachte, ondanks dat hij meerderjarig was ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT
VONNIS
Parketnummers: 13/689124-18 (A) + 13/138890-19 (B)
Datum uitspraak: 20 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 20 november 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.M.A. Kersten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A (13/689124-18)
1. Medeplegen poging tot diefstal met braak (primair) uit zwarte BMW van [persoon 1] en/of [persoon 2] of vernieling van de BMW (subsidiair) op 9 oktober 2018;
2. Medeplegen diefstal (primair) of heling (subsidiair) van bromfiets van [persoon 3] in de periode van 7 t/m 9 oktober 2018;
3. Medeplegen (primair) of heling (subsidiair) van bromfiets van [persoon 4] in de periode van 8 t/m 9 oktober;
Zaak B (13/138890-19)
1. Medeplegen diefstal met braak van parfum/zonnebril/brillenkoker van [persoon 5] en/of [naam bedrijf] op 31 maart 2019;
2. Medeplegen diefstal met braak van een koffer met een tondeuse, parfum en/of een tas (merk Louis Vuitton) en/of een bril (merk Louis Vuitton) van [persoon 6] en/of [persoon 7] op 31 maart 2019.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3. Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten bewezen en vraagt vrijspraak voor de primaire variant van de feiten 2 en 3 in zaak A. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Zaak A – feit 1 primair (poging diefstal met braak BMW)
De nachtportier van het Van der Valk hotel hoorde op 9 oktober 2018 glasgerinkel en zag een kapotte ruit bij de BMW. Er werd aangifte gedaan van vernieling. Aangever had de auto kort daarvoor neergezet. Bij verdachte werd een ruitentikker aangetroffen. Ter plaatse heeft verdachte verklaard dat hij de ruitentikker had gebruikt en dat zij het wilden proberen. Op zitting verklaart verdachte dat het raam al kapot was en zij het raam verder kapot hebben gemaakt. Volgens verdachte wilden ze niks stelen. Medeverdachte [medeverdachte 1] had twee schroevendraaiers op zak.
Zaak A – feiten 2 en 3 (diefstal/heling scooters)
Er zijn aangiftes gedaan van diefstal. Verdachte moet worden vrijgesproken voor diefstal, omdat er geen bewijs is dat verdachte en zijn maat zelf de scooters hebben gestolen. Er is wel voldoende bewijs voor opzetheling. De schade aan de scooters is duidelijk zichtbaar en de scooters waren niet met een sleutel te starten. De nachtportier heeft verklaard dat de jongens die wegrenden aankwamen op de bromfietsen. Ze stonden stil voor de poort en liepen het terrein op. Er is sprake van medeplegen. Het is niet duidelijk wie op welke scooter reed. Maar ze kwamen samen aan op scooters die duidelijk afkomstig waren van diefstal. Zij hadden kennelijk een plan en hadden daarvoor scooters nodig. Ze maakten zich allebei schuldig aan een poging auto-inbraak
Zaak B – feiten 1 en 2 (diefstal met braak)
Verbalisanten zag twee jongens langs auto’s lopen. Ze vertoonden interesse in auto’s en schenen met lampjes in de auto’s. Zij waren de enige personen op dat terrein. Verbalisanten hoorden vier harde tikken. Daarna werd gezien dat ruiten kapot waren. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij in de auto schenen om te leren wat je niet moet achterlaten en dat zij Snapchat filmpjes maakten van kapotte autoruiten. Op zitting verklaart hij dat het filmpjes waren over lachgas. Medeverdachte [medeverdachte 2] ontkent in de auto te hebben geschenen of filmpjes te hebben gemaakt. Beide aangevers doen aangifte waarbij ze aangeven dat kort daarvoor hun auto’s nog intact waren. Bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] werden de telefoons aangetroffen met het lampje nog aan. Verdachte had een
lifehammeren schroevendraaier bij zich. De gestolen goederen werden niet bij de verdachten aangetroffen maar het is goed voor te stellen dat de goederen tussen de auto’s zijn gegooid. De aangevers hebben betrouwbare verklaringen afgelegd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 in zaak B heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen. Zij voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Vrijspraak zaak A – feit 1 primair (poging diefstal met braak BMW)
Er is geen begin van uitvoering van een diefstal. Het (verder) inslaan van een ruit is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op de voltooiing van een diefstal. Verdachte had niet de intentie tot het plegen van een diefstal. Hij zag een gebroken ruit en heeft dit gat groter gemaakt.
Vrijspraak zaak A – feiten 2 en 3 primair (diefstal scooter Sym/Vespa)
Er is geen bewijs aanwezig waaruit zou moeten blijken dat verdachte op die scooter gereden heeft. De beelden waarop te zien zou zijn dat verdachte aan kwam rijden op de scooter zijn onduidelijk. Het enkele aantreffen van een gestolen goed onder verdachte, is onvoldoende om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van diefstal daarvan. De verklaring van verdachte, dat zij met de bus naar Oostzaan waren gekomen, is niet onaannemelijk. Bovendien is er geen enkel aanknopingspunt in dit dossier dat verdachte op de Lijnbaansgracht / Zaandam plaatst, waar de scooters volgens de aangifte zijn weggenomen.
Vrijspraak zaak A - feiten 2 en 3 subsidiair (heling scooter Sym/Vespa)
Verdachte heeft de scooter niet voorhanden gehad. Uit de beelden kan niet worden afgeleid dat het verdachte zou zijn geweest die op de scooter reed. Hij zag de scooter staan en heeft de scooter voor de ‘lol’ gestart. Verdachte wist niet en had ook niet hoeven vermoeden dat die van misdrijf afkomstig was. Het had goed gekund dat iemand die scooter daar laten staan. Nadere feiten, omstandigheden, aanwijzingen of aanknopingspunten waaruit het (voorwaardelijke) opzet op heling van de scooter door verdachte blijken niet uit het dossier.
Vrijspraak zaak B – feiten 1 en 2
Er zijn bij verdachte geen goederen aangetroffen die van diefstal afkomstig zijn, terwijl verdachte op heterdaad is aangehouden. In de buurt zijn de gestolen goederen ook niet gevonden. Het is dus heel goed denkbaar dat iemand anders deze goederen uit de auto’s heeft weggenomen, aangezien er in de buurt een drukbezocht feestje was.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak zaak A - feiten 2 en 3 primair (diefstal Sym/Vespa scooter)
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de Sym scooter (feit 2) en Vespa scooter (feit 3) heeft gestolen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte de scooters heeft weggenomen.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Zaak A – feit 1 (poging diefstal met braak BMW)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte heeft geprobeerd in te breken in de BMW. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op 9 oktober 2018 kreeg de politie een melding van een inbraak op de parkeerplaats van het Van der Valk hotel in Oostzaan. De politie kwam ter plaatse en trof daar de beveiliger aan. Hij verklaarde dat hij op de camerabeelden had gezien dat twee jongens op scooters kwamen aanrijden. Zij zetten de scooters voor de poort, dimden de lichten en liepen het terrein op. De beveiliger liep naar buiten en zag de personen achter een BMW met Belgisch kenteken staan. Hij hoorde het geluid van vallend glas en zag dat het achterraam van de BMW stuk was. De jongens hadden de beveiliger gezien en renden weg. Ze konden ontkomen aan de beveiliger maar zij lieten de scooters staan. De beveiliger wees de wegrennende jongens aan en de verbalisanten zetten de achtervolging in. Even later werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden. Bij zijn aanhouding verklaarde verdachte spontaan: “Ik heb het gedaan, we wilden het gewoon proberen.” Bij de fouillering werd bij verdachte een ramentikker en bij [medeverdachte 1] werden twee schroevendraaiers aangetroffen.
Op zitting heeft verdachte verklaard dat er al in een gat in de achterruit van de BMW zat en dat zij het gat alleen groter hadden gemaakt. Ze hebben wel in de auto gekeken maar er lag niks. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat als er een Rolex horloge in de auto had ingelegen, hij dat horloge wel mee had genomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de poging diefstal met braak samen met een ander heeft gepleegd. Daarbij wordt waarde gehecht aan de verklaring van de beveiliger. Hij zag verdachte en [medeverdachte 1] samen aankomen op de scooters. Hij hoorde glasgerinkel en trof verdachte samen met [medeverdachte 1] aan bij de BMW met de kapotte achterruit. Bij ontdekking renden zij samen weg. Deze verklaring past bij de camerabeelden. Daarnaast werden bij [medeverdachte 1] twee schroevendraaiers en bij verdachte een ruitentikker aangetroffen. Verdachte verklaarde bij zijn aanhouding spontaan dat hij de ruit had ingetikt met deze ruitentikker en dat zij ‘het’ gewoon wilden proberen. Hieruit maakt de rechtbank op dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. In combinatie met de verklaring op de zitting, is de rechtbank overtuigd dat verdachte en [medeverdachte 1] opzet hadden om te stelen en zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot diefstal met braak. Dat er niets in de auto lag om te stelen, maakt dat niet anders.
Zaak A - feiten 2 en 3 subsidiair (heling Sym/Vespa scooter)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de scooters. Zij overweegt daartoe als volgt.
De beveiliger van het Van der Valk hotel zag op de camerabeelden dat twee personen op twee scooters kwamen aanrijden. Zij droegen allebei een winterjas met capuchon en bontkraag en sportschoenen. Zij parkeerden deze scooters voor het hek van het parkeerterrein. Zij zetten hun lichten uit en lieten de scooters voor het hek staan. Verdachte en [medeverdachte 1] worden kort daarop aangehouden. Er is verder niemand aanwezig. Het doorgegeven signalement van de beveiliger komt overeen met de kleding die verdachte en [medeverdachte 1] droegen. Verdachte heeft verklaard op zitting dat zij de scooters voor het hek zagen staan. Hij zag dat het contactslot miste en heeft de Vespa scooter alleen gestart en toen weer uitgedaan. Er is aangifte gedaan van diefstal van beide scooters. Ze zijn kort daarvoor gestolen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat bij zowel de Sym als de Vespa het contactslot en zadelslot ontbreken.
Gelet op de staat waarin de scooters zich bevonden, beschadigd en zonder sloten, vindt de rechtbank aannemelijk dat verdachte wist dat hij door misdrijf verkregen goederen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte de opzetheling samen met [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Ze kwamen samen aan op de scooter, zijn samen op het parkeerterrein geweest en renden samen weg. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden geen sleutels van de scooters dus de scooters zijn inwisselbaar. Beide gestolen scooters worden geacht tot hun beschikking te hebben gestaan.
Zaak B – feiten 1 en 2 (diefstal met braak)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de diefstallen met braak heeft gepleegd. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op 31 maart 2019 zagen verbalisanten verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op de Basisweg in Amsterdam. De jongens liepen rondom geparkeerde auto's en schenen met lampjes in de voertuigen. Zij verdwenen meerdere malen achter verschillende auto’s en een verbalisant hoorde vervolgens harde tikken klinkend als het slaan met een hard voorwerp tegen glas, komend uit de richting van de jongens. Op dat moment waren er verder geen andere personen in de straat aanwezig. De verbalisant nam waar dat verdachte en [medeverdachte 2] enkele ogenblikken na de tikken overeind kwamen en van de geparkeerde voertuigen wegliepen. Na een korte achtervolging worden verdachte en [medeverdachte 2] aangehouden. Beiden hadden hun telefoon met het lampje nog aan in hun jaszak. Verdachte had een ruitentikker bij zich. Verbalisant ziet op de locatie waar hij verdachte en [medeverdachte 2] rond de auto’s had zien lopen bij een Volkswagen Golf ( [kenteken 1] ) een kapot geslagen linker achterruit. Twee parkeerplekken verderop werd een Citroën Cl ( [kenteken 2] ) aangetroffen waarvan ook de achterruit was ingeslagen. Er is aangifte gedaan voor beide diefstallen. Uit de Volkswagen was een zwart trui, een zonnebril van het merk Louis Vuitton in een brillenkoker en een Chanel-parfum weggenomen. Uit de Citroën was een koffertje met een paardentondeuse, een tas en een bril van het merk Louis Vuitton en een Bulgari parfum gestolen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij Snapchat filmpjes aan het maken waren bij de auto’s en dat de ruiten al ingeslagen waren. Op de zitting verklaarde verdachte dat zij lachgas tanks in auto’s zagen liggen en daarvan Snapchat filmpjes maakten. De rechtbank vindt deze verklaringen niet geloofwaardig, gelet op de omstandigheid dat de verklaringen van elkaar verschillen en gezien de bevindingen van de verbalisant. De beschreven handelingen waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op een diefstal met braak. Dat de gestolen goederen niet bij verdachte en [medeverdachte 2] zijn aangetroffen of in de omgeving is gevonden, staat niet aan een bewezenverklaring in de weg.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte de diefstallen met inbraak samen met [medeverdachte 2] heeft gepleegd. Verbalisanten zagen verdachte en [medeverdachte 2] rondsluipen en schijnen met lampjes in auto’s. Er werden klappen gehoord en zij werden gezien bij de auto’s met ingeslagen ruiten. Zij renden samen weg en bij allebei werd de telefoon met ingeschakelde zaklampfunctie aangetroffen. Hieruit kan worden opgemaakt dat er tussen verdachte en [medeverdachte 2] een nauwe en bewuste samenwerking was.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
1.
op 9 oktober 2018 te Oostzaan, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto, zwarte BMW, weg te nemen geld en/of goederen toebehorend aan [persoon 1] , en dat weg te nemen geld en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die zwarte BMW is toegegaan, waarna verdachte en zijn mededader met een ruitentikker en elleboog, de achterruit van die zwarte BMW hebben ingeslagen en ingeduwd;
2.
op 9 oktober 2018 te Oostzaan, tezamen en in vereniging met een ander, een bromfiets (met kenteken [kenteken 3] , merk Sym) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
op 9 oktober 2018 te Oostzaan, tezamen en in vereniging met een ander, een bromfiets (met kenteken [kenteken 4] , type Vespa) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Zaak B
1
op 31 maart 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, parfum en een zonnebril en een brillenkoker, toebehorende aan [persoon 5] en [naam bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2
op 31 maart 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een koffer met een tondeuse, parfum en een tas (merk Louis Vuitton) en een bril (merk Louis Vuitton), toebehorende aan [persoon 6] en [persoon 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 180 uur met aftrek van voorarrest wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken gevorderd, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een voorwaardelijk straf op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen met braak en een poging daartoe. Hierbij heeft verdachte, samen met een ander, ’s nachts ingebroken of geprobeerd in te breken in auto’s, waarbij hij de ruiten van voertuigen insloeg om daar goederen uit te halen. Dit zijn vervelende en overlastgevende feiten voor de eigenaren. Daarbij is gebruik gemaakt van scooters die door verdachte en medeverdachte waren geheeld. Verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt. Hij handelde slechts met het oogmerk van persoonlijk gewin. Dat is verdachte aan te rekenen. Daarnaast zijn de aard en de ernst van de inbraken en de poging daartoe meegewogen. Dergelijke feiten brengen in de samenleving gevoelens van boosheid en onzekerheid teweeg.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 30 september 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 11 april 2019. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“Er is sprake van een neerwaartse spiraal en er zijn aanwijzingen dat verdachte behoort tot een overlastgevende groep. Hij weet zich zeer goed en sociaal wenselijk te presenteren, maar de politie heeft de indruk dat verdachte een negatieve invloed heeft op kwetsbare minderjarige jongens met wie hij regelmatig wordt gezien. Er zijn geen beschermende factoren te benoemen. Verdachte is eerder onder toezicht geweest vanwege overtreding van de Leerplichtwet. Dat toezicht is eind februari 2019 gestagneerd doordat verdacht zich niet aan afspraken hield en ongemotiveerd en onbereikbaar was. De kans van slagen van een nieuw reclasseringstoezicht is dan ook klein. Dat wordt vanwege zijn jonge leeftijd desondanks geadviseerd, indien verdachte ter zitting laat weten dat hij daaraan wil meewerken.”
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij het aanbod van de reclassering aanneemt en zal meewerken aan het reclasseringstoezicht.
De reclassering ziet geen aanleiding voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht (ASR). Er lijkt geen sprake van een onrijpe ontwikkeling, opvoedingsvraagstukken of behoefte aan een interventie of maatregel die alleen via het adolescentenstrafrecht beschikbaar is, aldus de reclassering.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 19 jaar. De rechtbank ziet echter, in tegenstelling tot het advies van de reclassering, in de persoon van de verdachte aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bepalingen van adolescentenstrafrecht (ASR). Daarbij is voor de rechtbank een belangrijk aspect dat bij verdachte wel degelijk sprake is van een onrijpe ontwikkeling die niet past bij zijn kalenderleeftijd. Dit is vooral gebleken door de wijze waarop hij tijdens de behandeling reageerde op vragen van de rechtbank en de gebleken neiging tot impulsief handelen.
De rechtbank is van oordeel dat het adolescentenstrafrecht toegepast dient te worden, met dien verstande dat het toezicht op de op te leggen bijzondere voorwaarden en de begeleiding bij de volwassen reclassering belegd dienen te worden. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank ziet aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. Verdachte is beïnvloedbaar en geneigd tot impulsief handelen. Ondanks dat hij meerderjarig is, is het gedrag van verdachte niet conform zijn leeftijd. Begeleiding en een stok achter de deur om herhaling te voorkomen zijn in deze zaak belangrijke doelen van de straf waar de nadruk op moet komen te liggen. De rechtbank vindt een voorwaardelijke gevangenisstraf echter niet passend omdat verdachte first offender is en acht een taakstraf met een voorwaardelijk deel meer recht doen aan de situatie.
De rechtbank zal verdachte een taakstraf opleggen van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
1 17,05 EUR (Omschrijving: 5734639)
De rechtbank zal het in beslag genomen bedrag van € 17,05 retourneren aan verdachte.

10.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[persoon 3] (zaak A – feit 2)
De benadeelde partij [persoon 3] heeft een materiële schadevergoeding van € 954,95 gevorderd. Deze schadevergoeding bestaat uit de reparatiekosten van zijn scooter (€ 554,95) en gederfde inkomsten van een werkdag (€ 400).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 554,95, met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid. Het overige deel moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair moet worden afgewezen vanwege de door haar bepleite vrijspraak. De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat bij een bewezenverklaring de vordering slechts moet worden toegewezen tot een bedrag van € 554,95.
De rechtbank is van oordeel dat de gehele vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat verdachte van de in zaak A onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal is vrijgesproken en er geen causaal verband kan worden gelegd tussen de schade waarvan de vergoeding is gevorderd en de bewezen geachte heling.
[persoon 4] (zaak A – feit 3)
De benadeelde partij [persoon 4] heeft een materiële schadevergoeding van € 6.000 gevorderd. Deze schadevergoeding bestaat uit de waarde van zijn Vespa (€ 4541,70) en reiskosten
(€ 1458,30).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 500-, met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid. Het overige deel moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair moet worden afgewezen vanwege haar bepleitte vrijspraak.
De rechtbank is van oordeel dat de gehele vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat verdachte van de in zaak A onder feit 2 primair ten laste gelegde diefstal is vrijgesproken en er geen causaal verband kan worden gelegd tussen de schade waarvan de vergoeding is gevorderd en de bewezen geachte heling. .
[naam bedrijf] (zaak B – feit 1)
De benadeelde partij [persoon 8] heeft als vertegenwoordiger van [naam bedrijf] een materiële schadevergoeding van €108,94, bestaande uit het eigen risico voor ruitvervanging, gevorderd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze vordering geheel wordt toegewezen, met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen. Het staat vast dat de schade aan de ruit rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dat wil zeggen dat zij allebei kunnen worden aangesproken voor het hele schadebedrag, maar dat dit bedrag (uiteraard) maar eenmaal aan de benadeelde partij betaald dient te worden.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 31 maart 2019.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[persoon 5] (zaak B – feit 1)
De benadeelde partij [persoon 5] heeft een materiële schadevergoeding van € 634,99,- gevorderd. Deze schadevergoeding bestaat uit de vergoeding voor een Louis Vuitton zonnebril (€ 435), een trui van Mango (€ 49,99) en parfum van Chanel (€ 150).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, met de wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 627,99. De schade van de bril en de trui wordt geheel toegewezen, omdat vaststaat dat de schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht. Met betrekking tot het parfum van Chanel: in de bijlage wordt een prijs van € 143,- genoemd voor de parfum. De rechtbank ziet in dat geval geen reden om af te wijken van de aanschafprijs in de bijlage en wijst € 143,- toe. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 31 maart 2019.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[persoon 6] (zaak B – feit 2)
De benadeelde partij [persoon 6] heeft een materiële schadevergoeding van € 867,84 gevorderd. Deze schadevergoeding wordt gevraagd voor een noodruit (€ 100), een nieuwe ruit (€ 547,84), een kras op de auto (€ 100) en vervanging hemelbekleding binnenkant van het dak (€ 120).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de noodruit en een nieuwe ruit wordt toegewezen, met de wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid. Het overige deel moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel ernstig moet worden gematigd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 647,84. De schadevergoeding voor de noodruit (€ 100) en de nieuwe ruit
(€ 547,84) wordt geheel toegewezen, omdat vaststaat dat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde is toegebracht. De kosten met betrekking tot de kras op de auto (€ 100) en de hemelbekleding (€ 120) zijn niet onderbouwd. Voor dat deel (€ 220) zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schade.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 31 maart 2019.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14d, 36f, 45, 47, 57, 63, 77c, 77h, 77m, 77x, 77y, 77z, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A – feit 1
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van zaak A – feiten 2 en 3
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B – feiten 1 en 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit verrichten van onbetaalde arbeid, van
180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte van
60 (zestig) urenvan deze taakstraf met de bijbehorende vervangende jeugddetentie van 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
Meldplicht
zich binnen 2 weken na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt op afspraak bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
Inzicht schulden
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt dat veroordeelde moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verder dient verdachte de reclassering inzicht te geven in zijn financiën en schulden;
Dagbesteding
meewerkt aan het opnieuw verkrijgen en behouden van een zinvolle en structurele dagbesteding, waarbij hij zich zal houden aan de gegeven aanwijzingen.
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
1. EUR (Omschrijving: 5734639)
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 3] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 4] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 8] ( [naam bedrijf] )
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 8] toe, te weten
€ 108, 94 (honderdacht euro en vierennegentig eurocent)ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 8] het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Als daarnaast een ander wordt veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander is betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 8] , te betalen de som van
€ 108,94 (honderdacht euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Ook deze verplichting is hoofdelijk.
Veroordeelde hoeft slechts aan een van de twee voornoemde betalingsverplichtingen te voldoen.
Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] toe tot een bedrag van
€ 627,99 (zeshonderdzevenentwintig euro en negenennegentig eurocent)ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 5] het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
HoofdelijkheidAls daarnaast een ander wordt veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk in de vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 5] , te betalen de som van
€ 627,99 (zeshonderdzevenentwintig euro en negenennegentig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Ook deze verplichting is hoofdelijk.
Veroordeelde hoeft slechts aan een van de twee voornoemde betalingsverplichtingen te voldoen.
Ten aanzien van benadeelde partij [persoon 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 6] toe tot een bedrag van
€ 647,84 (zeshonderdzevenenveertig euro en vierentachtig eurocent)ter vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 6] het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Als daarnaast een ander wordt veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk in de vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 6] , te betalen de som van
€ € 647,84 (zeshonderdzevenenveertig euro en vierentachtig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (31 maart 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening. Ook deze verplichting is hoofdelijk.
Veroordeelde hoeft slechts aan een van de twee voornoemde betalingsverplichtingen te voldoen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 20 november 2019.
[...]