19. Werkneemster heeft de verzochte billijke vergoeding gegrond op artikel
7:681 BW, waaronder 7:681 lid 1 sub a BW. Werkgever heeft deze aanspraak bestreden, stellende dat werkneemster niet heeft gesteld of onderbouwd dat sprake van ernstig verwijtbaar handelen van werkgever. Hooguit is volgens werkgever sprake is van een onregelmatige opzegging waarin werkneemster kennelijk berust. Werkneemster heeft ter zitting aangevoerd dat in de schending van de opzeggingsregels de ernstige verwijtbaarheid van de werkgever en “mitsdien” de aanspraak op een billijke vergoeding ligt besloten.
19. Overwogen wordt als volgt.
19. Uit hetgeen hiervoor is geoordeeld vloeit voort dat werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Op grond van artikel 7:681 lid 1 BW kan de kantonrechter in dat geval op verzoek van de werknemer de opzegging vernietigen of ten laste van werkgever een billijke vergoeding toekennen. Voor toekenning van de hier bedoelde billijke vergoeding is geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist. Het verweer van werkgever op dit punt faalt.
19. Het verweer dat werkneemster geen aanspraak heeft op een billijke vergoeding omdat de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werkneemster wordt ook verworpen. Veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van hetgeen werkgever ter zitting heeft aangevoerd over het functioneren van werkneemster gedurende de ene dag dat zij heeft gewerkt kwalificeert die handelwijze niet als ernstig verwijtbaar.
19. Met betrekking tot hoogte van de billijke vergoeding wordt het volgende overwogen.
19. Ter zitting is gebleken dat er tussen partijen geen sprake was van een goede
match. Gelet op de specifieke aard van de werkzaamheden van werkneemster als live-in nanny is moeilijk te voorspellen hoe lang de arbeidsovereenkomst nog zou hebben voortgeduurd als de opzegging wordt weggedacht. Voor een goed en duurzaam verloop van een arbeidsovereenkomst als deze is een wederzijds vertrouwen essentieel. Een eventueel verbetertraject is in beperkte mate van werkgever te vergen. Gelet op het voorgaande wordt redelijkerwijs uitgegaan van een periode van drie maanden. In dit verband wordt opgemerkt dat werkneemster niet heeft gekozen voor een vernietiging van de opzegging, en dat zij die keuze ook niet heeft toegelicht.
19. Verder wordt meegewogen dat het functioneren van werkneemster in bepaalde mate heeft bijgedragen aan de korte duur van de arbeidsovereenkomst. Tegenover het uitvoerig betoog van mevrouw [moeder] ter zitting op dit punt heeft werkneemster er vooral op gehamerd dat zij het kind nooit uit het oog heeft verloren. Dit is evenwel niet juist gebleken nu werkneemster tegenover de overgelegde foto van werkgever (waarop werkneemster niet is te zien) onvoldoende heeft aangetoond dat zij op het kind heeft gepast bij het film kijken op het jacht in de avond van 1 augustus 2019. Ook haar aanwezigheid bij het ontbijt van het kind de volgende ochtend op 2 augustus 2019 is tegenover de ingebrachte verklaringen van werkgever niet komen vast te staan. Daarbij komt dat bij het oppassen op een kind van vijf jaar meer mag worden verwacht dan “niet uit het oog verliezen”.
19. Aldus is voldoende aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst geen goede start heeft gehad. De kantonrechter acht niet onbegrijpelijk dat deze situatie gelet op de specifieke aard van de werkzaamheden – de zorg voor een kind van vijf jaar bij afwezigheid van de ouders – heeft geleid tot een breuk in het vertrouwen van werkgever in het functioneren van werkneemster. Daar staat tegenover dat werkgever door de zeer korte duur van de arbeidsovereenkomst werkneemster geen kans heeft gegund om de samenwerking een kans van slagen te geven.
19. Alles afwegende, en rekening houdende met de hierna toe te wijzen vergoeding wegens onregelmatige opzegging, acht de kantonrechter een vergoeding ter hoogte van twee maand salarissen met aftrek van het aan werkneemster reeds betaalde bedrag billijk. Werkgever heeft niet betwist dat het salaris van werkneemster per maand uitkomt op GPB 3.900,- netto, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van dit bedrag. De billijke vergoeding komt dan uit op GPB 3.750,- netto (2 x 3.900 -/- 4.050).
19. De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal ook worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 9 BW is werkgever die vergoeding verschuldigd aan werkneemster, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, te weten GPB 3.900,- netto, zoals onbetwist gesteld door werkneemster.
19. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 2 augustus 2019.
19. Het verzoek tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat meer kosten zijn gemaakt dan die reeds zijn vervat in de hierna toe te wijzen proceskostenveroordeling.