ECLI:NL:RBAMS:2019:10059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
C/13/675449 / JE RK 19/1068, C/13/675483 / FA RK19/7195 en C/ 13/675485/ JE RK 19/1074, C/13/675484 / FA RK 19/7196
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van machtiging gesloten jeugdhulp en voorlopige voogdij in een jeugdzorgzaak met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2019 uitspraak gedaan over de opheffing van de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank oordeelde dat de gesloten plaatsing niet langer een redelijk doel diende, gezien de negatieve impact op de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. De minderjarigen verbleven al geruime tijd in de gesloten jeugdzorg zonder perspectief, wat leidde tot ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. De rechtbank nam in overweging dat er onvoldoende bewijs was om de biologische relatie tussen de kinderen en hun vader, de heer [vader], formeel vast te stellen, maar dat er voldoende indicaties waren dat hij in een familieband met hen stond. De rechtbank besloot dat het in het belang van de kinderen was om hen terug te laten keren naar Frankrijk met hun vader, waarbij de voorlopige voogdij van het Leger des Heils werd opgeheven. De rechtbank benadrukte dat de zorgen over de kinderen goed moesten worden overgedragen aan de autoriteiten in Frankrijk, zodat er toezicht op hen kon blijven bestaan. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarigen en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens ten aanzien van de minderjarige [minderjarige 1] :
C/13/675449 / JE RK 19/1068 (reguliere machtiging gesloten jeugdhulp)
C/13/675483 / FA RK19/7195 (gezag)
Zaakgegevens ten aanzien van de minderjarige [minderjarige 2] :
C/ 13/675485/ JE RK 19/1074 (reguliere machtiging gesloten jeugdhulp)
C/13/675484 / FA RK 19/7196 (gezag)
datum uitspraak: 13 december 2019
BESCHIKKING
in de zaak van
het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen LJ&R,
gevestigd te Alkmaar,
en
de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende:
[minderjarige 1] (ook bekend als [minderjarige 1] ), geboren te Rome (Italië) op
[geboortedatum] 2006 dan wel 2005, hierna te noemen [minderjarige 1] , en
[minderjarige 2] (ook bekend als [minderjarige 2] ),geboren te Napels (Italië) op
[geboortedatum] 2006, dan wel 2003, hierna te noemen [minderjarige 2] .

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikkingen van 19 november 2019 en
2 december 2019, welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
Bij de laatste beschikking van 2 december 2019 heeft de kinderrechter de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarigen in gesloten jeugdhulp gehandhaafd tot
2 december 2019, en aansluitend een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van een maand, te weten tot 2 januari 2020, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Daarnaast heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad, tot het benoemen van een tijdelijke voogd over de minderjarigen, eveneens aangehouden, en de behandeling van beiden verzoeken verwezen naar de meervoudige kamer van 13 december 2019 te 9.00 uur. Hierbij heeft de kinderrechter de Raad verzocht om vóór deze zitting de rechtbank schriftelijk te informeren of het verzoek tot tijdelijke voogdij al dan niet wordt gehandhaafd, nu de heer [vader] zich als vader heeft gemeld en derhalve thans wel door de Raad kan worden gesproken en bij het onderzoek kan worden betrokken.
1.2.
Op 13 december 2019 heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken van het LJ&R en de Raad, te weten het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp én het verzoek van de Raad tot het benoemen van een tijdelijke voogd over voornoemde minderjarigen, ter zitting met gesloten deuren voortgezet.
Gehoord zijn: de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , bijgestaan door hun advocaat, mr. M.S. Gerson, de heer [vader] , in aanwezigheid van Roma intermediair de heer [intermediair] , de heer [medewerker 1] namens de Raad en de heer [medewerker 2] namens LJ&R. [intermediair] heeft tevens als tolk voor de vader opgetreden nu geen tolk was opgeroepen.
De minderjarigen zijn op de zitting bijgestaan door mevrouw V. Corcelle, tolk in de Franse taal.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 augustus 2019 zijn voornoemde minderjarigen onder voorlopige voogdij gesteld van LJ&R.
2.2.
Bij beschikking van 21 augustus 2019 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende voornoemde minderjarige verleend met ingang van
21 augustus 2019 tot 21 november 2019.
2.3.
Bij verzoekschrift van 14 november 2019, ingekomen op 19 november 2019, heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om LJ&R te belasten met de tijdelijke voogdij over de minderjarigen.
2.4.
Bij beschikking van 19 november 2019 heeft de kinderrechter met ingang van 21 november 2019 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, met aanhouding van het verzoek voor het overige en met aanhouding van het verzoek een reguliere machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden.
2.5.
Bij beschikking van 2 december 2019 heeft de kinderrechter de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van voornoemde minderjarigen in gesloten jeugdhulp gehandhaafd en aansluitend een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 2 januari 2020, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

3.De nadere standpunten

ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp
3.1.
Namens LJ&R is op de zitting naar voren gebracht dat het niet goed gaat met de minderjarigen in de gesloten inrichting de Koppeling en hun situatie sinds de vorige zitting op 2 december verslechterd is. Uit informatie van de Koppeling blijkt dat [minderjarige 1] zich nog enigszins kan aanpassen maar met name [minderjarige 2] last heeft van woedeaanvallen, suïcidale gedachten en hij de situatie in de geslotenheid nog maar nauwelijks kan bolwerken. Daarbij speelt dat de minderjarigen nauwelijks aansluiting hebben bij de overige kinderen van de groep gelet op de taalbarrière, en dat zij vanaf hun opname in de Koppeling op 21 augustus 2019 geen verlof hebben gehad. Ook zijn er diverse ontsnappingspogingen geweest. LJ&R voert aan dat er nog altijd geen zekerheid is of de heer [vader] de biologische vader is van de kinderen en of hij het gezag over hen heeft omdat daarvoor de officiële bronpapieren ontbreken. LJ&R geeft aan dat die zekerheid niet zal worden verkregen en dat het desondanks het beste is om de kinderen, zoals zij ook wensen, terug te laten gaan met de heer [vader] naar Frankrijk. Er is inmiddels meer informatie dan de vorige keer nu de heer [vader] vele kopieën van documenten heeft overgelegd. De terugkeer naar Frankrijk zal gepaard moeten gaan met een zorgvuldige overdracht van de zorgen die er ten aanzien van de kinderen bestaan, aan de Centrale Autoriteit. Ook zal er contact opgenomen moeten worden met de maatschappelijk werkster in Frankrijk, mevrouw [maatschappelijk werkster] zodat er toezicht op de kinderen blijft bestaan. Formeel zou dan het gezag dat het LJ&R nu draagt over de minderjarigen beëindigd moeten worden. LJ&R benadrukt dat het langer in de geslotenheid houden van de kinderen niet in hun belang is en een bedreiging vormt voor hun algehele ontwikkeling.
3.2.
Namens de minderjarigen heeft de advocaat verzocht het verzoek van de Raad tot tijdelijke voogdij en het oorspronkelijk verzoek van LJ&R tot een machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven al lang in de geslotenheid wat hen zwaar valt en waar het niet goed met hen gaat. Ze hebben er belang bij om bij hun vader te zijn. De advocaat voert aan dat het tot nu toe niet is gelukt om met officiële stukken aan te tonen dat de heer [vader] hun vader is, maar dat er andere (kopieën van) officiële stukken zijn overgelegd die maken dat aangenomen kan worden dat de heer [vader] de vader is van de kinderen en dat hun moeder in Frankrijk verblijft. De advocaat geeft aan dat door haar, de ouders en de Roma intermediair in de afgelopen maanden hard gewerkt is om de door de Raad benodigde papieren boven water te krijgen, maar dit tot op heden niet is gelukt en waarschijnlijk ook niet meer gaat lukken. De advocaat verzoekt de rechtbank de verzoeken af te wijzen en de kinderen met de heer [vader] mee te laten gaan nu een langer verblijf in de geslotenheid niet in hun belang is. De kinderen dreigen eraan onderdoor te gaan, nu er een perspectief ontbreekt. De advocaat geeft aan dat, indien de verzoeken worden afgewezen, de zorgen ten aanzien van de kinderen overgedragen kunnen worden aan de daarvoor bestemde autoriteiten in Frankrijk zodat er zicht blijft bestaan op de kinderen.
3.3.
De minderjarigen hebben verklaard dat zij met de heer [vader] , die hun vader is, terug willen naar huis. Zij geven aan dat zij zich niet goed voelen in de Koppeling, zij nooit op verlof mogen en veel op hun kamer zitten. Desgevraagd geeft [minderjarige 1] aan dat hij een Facebook account heeft, en op school heeft gezeten in Frankrijk, waar hij nog steeds staat ingeschreven. Dit is het Collège [school] in [plaats] .
ten aanzien van de tijdelijke voogdij
3.4.
Namens de Raad is gepersisteerd bij het verzoek tot tijdelijke voogdij en voor wat betreft de onderbouwing verwezen naar het rapport met bijlagen. De Raad voert aan dat er nog altijd zorgen zijn dat de minderjarigen mogelijk betrokken zijn bij mensenhandel en uitbuiting. De zorg over deze kinderen zal goed moet worden overgedragen en er zal meer uitgezocht moeten worden om vast te stellen wie de gezaghebbende ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn. Ten aanzien van de zorgen over mensenhandel en uitbuiting geeft de Raad aan dat de politie geen verder onderzoek doet en de Raad de zorgen over de betrokkenheid bij mensenhandel op dit moment, en ook in de komende maanden, niet verder kan onderbouwen. De Raad voert verder aan dat sprake is van een moreel dilemma nu het niet goed gaat met de minderjarigen in de Koppeling, maar de Raad zich op dit moment op het formele standpunt stelt dat sprake is van een gezagsvacuüm waarvoor het noodzakelijk is dat ten aanzien van de minderjarigen in de tijdelijke voogdij wordt voorzien.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De rechtbank dient thans een beslissing te nemen op het (resterende deel van het) verzoek van LJ&R tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in gesloten jeugdhulp alsmede op het verzoek van de Raad tot tijdelijke voogdij.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
4.3.
De rechtbank constateert, gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en van het verhandelde ter zitting, dat hoewel er opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjaren naar volwassenheid belemmeren, alle betrokkenen, waaronder de begeleiding in de Koppeling en de voorlopig voogd, tot de conclusie komen dat een verdere verlenging van gesloten plaatsing een zeer negatief effect heeft op de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarigen. Zij hebben in de gesloten jeugdzorg geen dagbesteding, krijgen geen onderwijs, spreken de taal niet, krijgen geen bezoek van familieleden ook omdat de politie dat in eerste instantie onwenselijk vond en kunnen anders dan hun groepsgenoten niet op verlof, ook omdat zij dan onmiddellijk proberen te vluchten. Het suïcide protocol is op hen van toepassing geweest in de Koppeling en zij verblijven nu al een aantal maanden zonder perspectief in die voor hen zeer zware situatie terwijl zij nog relatief jong zijn. De rechtbank is van oordeel dat bij die stand van zaken er niet langer een redelijk doel wordt toegediend met een gesloten plaatsing.
4.4.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat LJ&R, als voorlopig voogd van de minderjarigen, goed heeft onderbouwd dat er niet binnen een redelijke termijn te verwachten valt dat strikt formeel aangetoond kan worden dat de heer [vader] de vader is van de kinderen. Wel is er inmiddels zoveel informatie overgelegd, waaronder een verklaring van een maatschappelijk werkster uit Marseille en de brieven van de school van de kinderen in [plaats] dat zij ongeoorloofd afwezig zijn, dat voldoende aannemelijk is dat de kinderen in een familieband tot hem staan en met hem samen hebben geleefd, en dat in redelijkheid te verwachten valt dat hij met de kennelijke moeder van de kinderen, de zorg van de kinderen op zich wil en kan nemen. De documenten die zijn overgelegd in combinatie met de schoolgegevens van de kinderen ondersteunen zijn verklaring dat hij de vader is van de kinderen. Ondanks dat niet in formele zin vast staat dat hij de vader van de kinderen is, brengen bovengenoemde documenten en informatie de rechtbank alles afwegende tot het oordeel dat het verantwoord moet worden geacht de voorlopige voogdij van het Leger des Heils te beëindigen zodat de heer [vader] de kinderen mee kan nemen naar Frankrijk. Het is de beste keuze in een situatie waarin niet verwacht kan worden dat er meer duidelijkheid kan worden verkregen en het perspectief van de kinderen niet in (de gesloten jeugdhulp) in Nederland ligt.
4.5.
Bij deze afwegingen heeft de rechtbank acht geslagen op de toezegging op de zitting van de voorlopig voogd, de heer [voogd] , dat hij aansluitend aan de zitting meteen contact op zal nemen met de Centrale Autoriteit alsmede met de maatschappelijk werkster in Frankrijk, mevrouw [maatschappelijk werkster] in [plaats] om de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen over te dragen.
Gelet op vorenstaande zal als volgt worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
- heft de machtiging tot gesloten jeugdhulp betreffende voornoemde minderjarigen met
ingang van heden (13 december 2019) op;
- heft de voorlopige voogdij met ingang van heden (13 december 2019) op;
- wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Dogan, voorzitter tevens kinderrechter, en
mr. H.M. Patijn en mr. E. Dinjens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra
als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2019 en ondertekend door de voorzitter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 december 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam