ECLI:NL:RBAMS:2019:10048

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
13/208714-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en niet-strafbaarheid van verdachte door psychische aandoening

Op 29 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak kwam voort uit een incident op 28 augustus 2019, waarbij de verdachte verpleegkundige en psychiater van een ziekenhuis bedreigde met woorden die duidden op geweld en het gebruik van granaten. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte zich niets kon herinneren van de gebeurtenissen. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen bewezen waren, maar dat de verdachte niet strafbaar was vanwege een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals vastgesteld door twee deskundigen. De rechtbank volgde het advies van de psychiater en psycholoog om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen voor een jaar, in plaats van hem te veroordelen tot een straf. De rechtbank wees ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, omdat het feit de verdachte niet kon worden toegerekend. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 37 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/208714-19 en 13/741304-17 (tul)
Datum uitspraak: 29 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.J. van der Woude naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, verpleegkundige [naam 1] . en/of psychiater [naam 2] . en/of medewerkers van [naam ziekenhuis] schriftelijk en/of mondeling heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door voornoemde [naam 1] . en/of [naam 2] .
- dreigend mede te delen dat hij granaten zou regelen om hen dood te maken en/of dat zij zouden branden en/of
- dreigend de woorden toe te voegen: " Er gaan bommen vallen, de wereld gaat kapot en jullie gaan ook mee" en/of “Ik heb de connectie om de boel hier op te blazen” en/of “Als ik voor zondag hier niet van de afdeling weg ben dan ontvlucht ik de afdeling en regel ik granaten, om jullie dood te maken” en/of “Jullie gaan branden” en/of “Jullie gaan mij pijn doen, doe ik jullie pijn”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- whatsapp gesprekken op zijn telefoon te tonen waarin op 27 augustus 2019 en/of 28 augustus 2019 wordt gesproken over het regelen van 'appelte' en/of 'granatoes' en waarin hij stuurt 'ik kom een van deze dagen Die appel hale'.

3. Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gevorderd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard zich niets te kunnen herinneren van de gedragingen die hem verweten worden. De raadsman heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte en de processen-verbaal van bevindingen volgt dat verdachte een verpleegkundige en een psychiater van [naam ziekenhuis] heeft bedreigd door onder andere te zeggen dat hij granaten gaat regelen om hen dood te maken en dat hij de connectie heeft om de boel op te blazen. Hij heeft zijn bewoordingen kracht bijgezet door aan een verpleegkundige een WhatsApp-gesprek te laten zien waarin gesproken werd over een bestelling van een “appeltje” en “granatoes”. Bij de betrokken medewerkers is daarmee de vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden. Het ten laste gelegde feit is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 28 augustus 2019 te Amsterdam, verpleegkundige [naam 1] . en psychiater [naam 2] . van [naam ziekenhuis] mondeling heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [naam 1] . en [naam 1] .
- dreigend mede te delen dat hij granaten zou regelen om hen dood te maken en dat zij zouden branden en
- dreigend de woorden toe te voegen: " Er gaan bommen vallen, de wereld gaat kapot en jullie gaan ook mee" en “Ik heb de connectie om de boel hier op te blazen” en “Als ik voor zondag hier niet van de afdeling weg ben dan ontvlucht ik de afdeling en regel ik granaten, om jullie dood te maken” en “Jullie gaan branden” en “Jullie gaan mij pijn doen, doe ik jullie pijn”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- whatsapp gesprekken op zijn telefoon te tonen waarin op 27 augustus 2019 en/of 28 augustus 2019 wordt gesproken over het regelen van 'appelte' en/of 'granatoes' en waarin hij stuurt 'ik kom een van deze dagen Die appel hale’.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte en motivering van de maatregel

De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte rapportage Pro Justitia van
14 november 2019, opgemaakt door psychiater B. A . Blansjaar, en de rapportage Pro Justitia van
21 november 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog K. Oostra.
De officier van justitie heeft de rechtbank, met verwijzing naar deze rapportages, verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en hem voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de conclusies en de adviezen van de psychiater en de psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank ontleent aan het rapport van psychiater B. A . Blansjaar het volgende: verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychose, waarschijnlijk veroorzaakt door een schizofreniespectrum stoornis. Verdachte leed ten tijde van het ten laste gelegde aan een floride psychose en was door psychotische ziekteverschijnselen dusdanig beperkt in zijn vermogen tot oordeel en kritiek alsmede in zijn impulscontrole, dat hij geen vrijheid van gedragskeuzes en gedragingen had. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het ten laste gelegde in zijn geheel niet toe te rekenen. Het risico op recidive wordt als matig verhoogd tot hoog ingeschat. Hierbij wordt het gebrek aan ziekte- en probleeminzicht in ogenschouw genomen. De psychiater adviseert om verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De GZ-psycholoog K. Oostra heeft gerapporteerd dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, bestaande uit een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik. De psychotische stoornis heeft rechtstreeks en volledig doorgewerkt in het ten laste gelegde, waardoor de beschikbare gedragskeuzes volledig beperkt werden. Het is advies is daarom om het feit niet aan verdachte toe te rekenen. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt, zonder begeleiding of behandeling in combinatie met de klinische indruk van verdachte, ingeschat als hoog. Gezien het hoge risico op gevaar voor anderen wordt klinische behandeling als geïndiceerd beschouwd. Het advies van de psycholoog is om behandeling te laten plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en volgt hun adviezen. Het bewezen geachte kan verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet worden toegerekend. Verdachte dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gelet op de inhoud van de voornoemde rapportages en het beperkte ziekte-inzicht van verdachte, acht de rechtbank de kans aanwezig dat verdachte zonder behandeling zich wederom schuldig zal maken aan een soortgelijk feit en een gevaar zal zijn voor de algemene veiligheid van personen.
De rechtbank zal, gelet op wat hiervoor is overwogen, bepalen dat verdachte voor de termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke straf

Bij de stukken bevindt zich een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/741304-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 maart 2019 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de hiervoor genoemde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Dit is in beginsel reden om de tenuitvoerlegging te gelasten. De rechtbank is echter van oordeel dat, gelet op de op te leggen maatregel en op de omstandigheid dat het feit de verdachte niet kan worden toegerekend, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet opportuun is. De vordering wordt daarom afgewezen, zoals de officier van justitie ter zitting ook heeft geëist.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingterzake daarvan.
Gelast dat verdachte,
[naam verdachte], voor de termijn van
1 (één) jaarin
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/741304-17.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J. Fehmers, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2019.