ECLI:NL:RBAMS:2019:10045

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
13/665125-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling voor het voorhanden hebben van drugs en wapens in Aalsmeer

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985 en gedetineerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de witwasfeiten, maar hem wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van drugs en wapens. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 2 april 2019 in Aalsmeer, waar de politie een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder cocaïne, MDMA, hasjiesj en hennep, aantrof, evenals twee vuurwapens en munitie. De officier van justitie had bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten gevorderd, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van de witwasfeiten, stellende dat de aangetroffen geldbedragen legale herkomst hadden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende bewijs had geleverd voor de herkomst van het geld en sprak hem vrij van de witwasfeiten. Echter, de rechtbank achtte de aanwezigheid van drugs en wapens wel bewezen, mede door de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijftien maanden op, met aftrek van voorarrest, en besloot tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665125-19
Datum uitspraak: 13 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres]
,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weijde naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging op de zitting – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich tezamen en in vereniging heeft schuldig gemaakt aan
1. het aanwezig hebben van 993,8 gram cocaïne, 7,42 gram MDMA (12,7 tabletten), 74 gram hasjiesj, 56,5 kilogram hennep en/of 393 hennepstekken op 2 april 2019 in Aalsmeer;
2. witwassen van € 71.345,- op 2 april 2019 in Aalsmeer;
3. witwassen van € 101.250,- op 2 april 2019 in Diemen;
4. het voorhanden hebben van twee revolvers, twee boksbeugels en munitie op 2 april 2019 in Aalsmeer;
5. strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet in de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 april 2019 in Aalsmeer.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van alle ten laste gelegde feiten. Tijdens de doorzoeking in het bedrijf van verdachte, [naam bedrijf] , zijn er verschillende soorten drugs (feit 1), alsmede wapens en munitie (feit 4) aangetroffen. Verdachte heeft ten aanzien van deze feiten een bekennende verklaring afgelegd.
In het bedrijf zijn daarnaast geldbedragen aangetroffen van in totaal € 71.345,-. Door de plekken waar de geldbedragen zijn gevonden (bijvoorbeeld in een zeepdispenser), de aanwezigheid van meerdere biljetten van € 500,- en het feit dat in hetzelfde bedrijf drugs en wapens lagen, is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ontstaan. Verdachte heeft nagelaten een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van deze geldbedragen. Volgens verdachte heeft hij het geld verdiend met zijn bedrijf, maar hij heeft geen toelichting of onderbouwing met zijn bedrijfsadministratie gegeven. Bewezen kan worden dat verdachte dit geld heeft witgewassen, in die zin dat hij het geld voorhanden heeft gehad afkomstig uit enig misdrijf (feit 2).
Tijdens de doorzoeking in de woning van de vader van verdachte is in een kluis een geldbedrag van
€ 101.250,- gevonden. De vader van verdachte heeft verklaard dat dit geld van verdachte is. Witwassen van dit geldbedrag kan daarmee worden bewezen (feit 3). Door het in de kluis van zijn vader te leggen heeft verdachte de rechthebbende van dat geld, namelijk hijzelf, verhuld.
Ook kan worden bewezen dat verdachte goederen heeft aangeboden die dienden ter voorbereiding of ter vergemakkelijking van de illegale hennepteelt (feit 5). Gelet op de aangetroffen goederen en de samenstelling van het assortiment van [naam bedrijf] kan het niet anders zijn dan dat de goederen bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten 2, 3 en 5 en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De aangetroffen contante geldbedragen in het bedrijf van verdachte (feit 2) zijn afkomstig van legale omzet. Verdachte had een goedlopend tuincentrum en had maandelijks een forse omzet. Het aangetroffen geldbedrag van in totaal € 71.345,- komt overeen met een omzet van ongeveer anderhalve maand. Deze geldbedragen waren recent ontvangen en moesten nog worden afgestort en in de boekhouding worden verwerkt. Verdachte heeft hiermee een aannemelijke verklaring gegeven voor het geld. Er zijn bovendien een aantal contra-indicaties voor witwassen, namelijk dat verdachte stortingen deed bij G4S en dat het geld gewoon in het bedrijf zelf lag. Verdachte moet daarom van witwassen van dit bedrag worden vrijgesproken.
Van het geldbedrag dat in de kluis in de woning van de vader van verdachte is aangetroffen (feit 3) kan niet worden bewezen dat dit van verdachte is. De enkele verklaring van de vader van verdachte vormt onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de eigenaar is van dit geld en erover kon beschikken. De sleutels en de code om de kluis te openen zijn niet bij verdachte aangetroffen. Vrijspraak van dit feit moet daarom volgen.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er bij [naam bedrijf] zeer veel producten worden verkocht en dat het niet gek is dat daar producten tussen zitten die gebruikt kunnen worden bij een hennepplantage. Bovendien zullen er klanten zijn geweest die antecedenten hebben op het gebied van de Opiumwet, maar ook klanten die dat niet hebben. Verdachte heeft geleerd van zijn eerdere veroordeling en heeft zich niet schuldig gemaakt aan artikel 11a van de Opiumwet. Hij moet van dit feit worden vrijgesproken.
Verdachte heeft feit 1 en feit 4 bekend. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van € 71.345,- (feit 2) en van het witwassen van
€ 101.250,- (feit 3). Verdachte wordt veroordeeld voor het aanwezig hebben van drugs (feit 1), het voorhanden hebben van twee revolvers, twee boksbeugels en munitie (feit 4) en voor voorbereidingshandelingen van hennepteelt (feit 5). De rechtbank legt hieronder per feit uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Vrijspraak feit 2
Tijdens de doorzoeking zijn op verschillende plekken in het bedrijf van verdachte geldbedragen gevonden. In totaal gaat het om een bedrag van € 71.345,-. Deze biljetten lagen onder meer in een aktetas, in afstortkluizen en in een zeepdispenser. Onder deze biljetten bevonden zich negen biljetten van € 500,-. Bovendien zijn er in het bedrijf wapens en verdovende middelen aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen zonder meer het vermoeden van een criminele herkomst van de geldbedragen. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst hiervan. Voor een bewezenverklaring zal met voldoende mate van zekerheid uitgesloten moeten worden dat de geldbedragen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
Verdachte heeft verklaard dat de geldbedragen contante inkomsten uit zijn bedrijf [naam bedrijf] zijn. De geldbedragen lagen in zijn bedrijf omdat het (aan)betalingen waren die nog afgestort en nog in de boekhouding verwerkt moesten worden. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat uit de jaarcijfers van [naam bedrijf] volgt dat verdachte jaarlijks een hoge omzet had en dat het aangetroffen geldbedrag de omzet van ongeveer anderhalve maand is.
De rechtbank stelt vast dat uit de jaarcijfers van [naam bedrijf] blijkt dat verdachte in 2018 een omzet heeft gehad van ruim € 500.000,-. Dit betekent een gemiddelde maandomzet van ruim € 40.000,-. Daarnaast zijn er in het bedrijf met betrekking tot het eerste kwartaal van 2019 ruim 1.500 facturen aangetroffen die verband houden met de bedrijfsactiviteiten van [naam bedrijf] . In het licht van deze feiten kan de verklaring van verdachte dat het in beslag genomen geld omzet van de afgelopen maand(en) betrof en dat dit administratief nog moest worden verwerkt en moest worden afgestort, niet met voldoende mate van zekerheid als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.
Al met al kan naar het oordeel van de rechtbank dus niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben, namelijk omzet uit het bedrijf van verdachte. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3
Tijdens de doorzoeking in de woning van de vader van verdachte is in een kluis een geldbedrag van
€ 101.250,- gevonden. De vader van verdachte heeft verklaard dat dit geld van verdachte is. Verdachte heeft hierover geen verklaring willen afleggen. De rechtbank is van oordeel dat de enkele verklaring van de vader van verdachte onvoldoende is om te kunnen aannemen dat dit geld van verdachte is. Omdat niet bewezen kan worden dat het geld van verdachte is, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 4
Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij de in de tenlastelegging genoemde drugs (feit 1) en wapens en munitie (feit 4) aanwezig/voorhanden heeft gehad. Deze feiten zijn daarmee bewezen. Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en daarom zal voor deze feiten in bijlage II worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt hierbij nog wel dat zij in het dossier geen aanwijzingen heeft gevonden dat verdachte de feiten met een ander of met anderen heeft gepleegd. Hij zal daarom bij beide feiten van het onderdeel medeplegen worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 5
Naar aanleiding van de doorzoeking in het bedrijf van verdachte is onderzoek ingesteld naar de goederen en het materiaal die vermeld staan op de inkooplijst van [naam bedrijf] . Het gaat om goederen als voedingssupplementen, klimaatbeheersingssystemen en koolstofdioxideregelaars. Bovendien zijn er in het bedrijf 393 hennepstekken aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de grote hoeveelheid en de aard van de aangetroffen goederen, het niet anders kan zijn dan dat deze goederen in onderlinge samenhang bezien, bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige teelt in hennep. Bij [naam bedrijf] zijn bovendien verschillende mensen aangehouden met henneptoppen/-resten in hun auto en er zijn diverse personen gezien met antecedenten op het gebied van de Opiumwet.
Verdachte is al eerder veroordeeld voor artikel 11a van de Opiumwet. Hij mag dus bekend worden verondersteld met de bestemming van de goederen die hij verkocht en ook met het verboden karakter daarvan. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verdachte in zijn bedrijf [naam bedrijf] goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet. Feit 5 is daarmee bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 2 april 2019, te Aalsmeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 993,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 7,42 gram (12,7 tabletten) van een materiaal bevattende MDMA en
- 74 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), zijnde hasjiesj, en
- 56,5 kilogram hennep en 393 hennepstekken;
ten aanzien van feit 4
op 2 april 2019 te Aalsmeer
- twee vuurwapens van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een revolver, Arminius, model HW 3, en een revolver, North American Arms, model mini revolver, voorhanden heeft gehad en
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 8 patronen en 5 patronen van het kaliber .22 Long Rifle, voorhanden heeft gehad en
- twee wapens van categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten boksbeugels, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 5
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 2 april 2019 te Aalsmeer, in een pand gelegen aan de [adres] , stoffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten
- hennepstekken en
- diverse voedingssupplementen, waaronder Fertilon, en
- verlichtingsproducten en elektraproducten en
- irrigatie- bevloeiingssystemen en
- klimaatbeheersingssystemen en
- groeimedia en
- bestrijdingsmiddelen en
- beschermingsmiddelen en
- diverse gereedschappen
- koolstofdioxideregelaars
waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van verdachte en aan verdachte een gevangenisstraf van beperkte duur op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
In het bedrijf van verdachte zijn verschillende soorten drugs en wapens en munitie aangetroffen. Drugs leveren een gevaar op voor de gezondheid van gebruikers. Ook het voorhanden hebben van vuurwapens met bijbehorende munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Eén van de wapens die verdachte voorhanden had was ook nog eens doorgeladen en gereed voor direct gebruik. Het ongecontroleerde bezit van wapens verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk goederen, bestemd voor de grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt, voorhanden gehad. Hennepteelt, en het faciliteren daarvan, werkt andere vormen van criminaliteit in de hand.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet, waaronder artikel 11a. Dit heeft er niet toe geleid dat hij zijn bedrijfsvoering heeft aangepast en het heeft hem er ook niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De ernst van de feiten, en met name het bezit van wapens en munitie, rechtvaardigt de oplegging van een gevangenisstraf. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de witwasfeiten zal zij een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, passend.

7.Het beslag

De volgende voorwerpen zijn, al dan niet onder verdachte, in beslag genomen:
1. Geld (15.000,00 euro) (5730880)
2. Geld (25.620,00 euro) (5730886)
3. Geld (3.000,00 euro) (5730889)
4. Geld (15.860,00 euro) (5730890)
5. Geld (4.800,00 euro) (5730895)
6. Geld (5.000,00 euro) (5730897)
7. Geld (580,00 euro) (5730900)
8. Geld (85,00 euro) (5730903)
9. Geld (20,00 euro) (5730910)
10. Geld (1.380,00 euro) (5730928)
11. Revolver (N. American Arms) (5730764)
12. Revolver (Arminus) (5730731)
13. DVS Patroon (Mactech) (5730763)
14. DVS Patroon (Dynamite Nobel) (5730765)
15. DVS Patroon (5730767)
16. DVS Patroon (5730734)
17. Geld (101.250,00 euro) (5731228)
18. Vorderingen ([rekeningnummer])
19. Vorderingen ([rekeningnummer])
20. Vorderingen ([rekeningnummer])
21. Vorderingen ([rekeningnummer])
22. Vorderingen ([rekeningnummer])
De rechtbank neemt over deze voorwerpen de volgende beslissingen:
  • Gelet op de vrijspraak van feit 2 dienen de geldbedragen onder de nummers 1 tot en met 10 aan verdachte te worden teruggeven.
  • De voorwerpen onder de nummers 11 tot en met 16 dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Zij zijn daarvoor vatbaar, omdat zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
  • Het geldbedrag onder nummer 17 dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
  • Ten aanzien van de nummers 18 tot en met 22 dient het strafvorderlijk beslag te worden opgeheven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 11 en 11a van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5
voorhanden hebben van voorwerpen, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1. Geld (15.000,00 euro) (5730880)
2. Geld (25.620,00 euro) (5730886)
3. Geld (3.000,00 euro) (5730889)
4. Geld (15.860,00 euro) (5730890)
5. Geld (4.800,00 euro) (5730895)
6. Geld (5.000,00 euro) (5730897)
7. Geld (580,00 euro) (5730900)
8. Geld (85,00 euro) (5730903)
9. Geld (20,00 euro) (5730910)
10. Geld (1.380,00 euro) (5730928)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
11. Revolver (N. American Arms) (5730764)
12. Revolver (Arminus) (5730731)
13. DVS Patroon (Mactech) (5730763)
14. DVS Patroon (Dynamite Nobel) (5730765)
15. DVS Patroon (5730767)
16. DVS Patroon (5730734)
Bewaart ten behoeve van de rechthebbende:
17. Geld (101.250,00 euro) (5731228)

Heft op het strafvorderlijk beslag van:

18. Vorderingen ([rekeningnummer])
19. Vorderingen ([rekeningnummer])
20. Vorderingen ([rekeningnummer])
21. Vorderingen ([rekeningnummer])
22. Vorderingen ([rekeningnummer])
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2019.
Bijlage I – Tenlastelegging
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting - ten laste gelegd dat
1.hij op of omstreeks 2 april 2019, te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( ongeveer) 993,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- ( ongeveer) 7,42 gram (12,7 tabletten) van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- ( ongeveer) 74 gram, in elk geval een of meerdere hoeveelheden, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II en/of
- ( ongeveer) 56,5 kilogram, in elk geval een of meerdere (grote) hoeveelheden hennep en/of (ongeveer) 393 hennepstekken, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op of omstreeks 2 april 2019, te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere contante geldbedragen van in totaal ongeveer 71.345 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere contante geldbedragen van in totaal ongeveer 71.345 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat voornoemd(e) geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij op of omstreeks 2 april 2019, te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere contante geldbedragen van in totaal ongeveer 101.250 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere contante geldbedragen van in totaal ongeveer 101.250 euro, gebruik heeft gemaakt, en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere contante geldbedragen van in totaal ongeveer 101.250 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de rechthebbende, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist dat voornoemd(e) geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- twee vuurwapens van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een revolver, Arminius, model HW 3, en/of een revolver, North American Arms, model mini revolver, voorhanden heeft gehad en/of
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 8 patronen en/of 5 patronen van het kaliber .22 Long Rifle, voorhanden heeft gehad en/of
- twee wapens van categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten boksbeugels, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 02 april 2019 te Aalsmeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand gelegen aan de [adres] , stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd,
verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- hennepstekken en/of
- diverse voedingssupplementen, waaronder Fertilon, en/of
- verlichtingsproducten en elektraproducten en/of
- irrigatie- bevloeiingssystemen en/of
- klimaatbeheersingssystemen en/of
- groeimedia en/of
- bestrijdingsmiddelen en/of
- beschermingsmiddelen en/of
- diverse gereedschappen
- koolstofdioxideregelaars
althans een of meerdere andere stoffen en/of voorwerpen dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]