ECLI:NL:RBAMS:2019:10044

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
13/196961-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak in vereniging van een loper en sleutels van een appartementencomplex

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak in vereniging, poging tot diefstal met braak in vereniging en vernieling/beschadiging. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd, was betrokken bij een incident op 14 augustus 2019 in Amsterdam, waar hij samen met medeverdachten een loper en sleutels heeft gestolen uit een sleutelkluis van een appartementencomplex. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten heeft gevorderd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de poging tot diefstal, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich toegang tot het appartementencomplex hebben verschaft met een gestolen loper en sleutels. De camerabeelden toonden aan dat de verdachte aan de deur van een woning heeft gevoeld, maar er was onvoldoende bewijs voor een poging tot inbraak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot diefstal, maar achtte de diefstal met braak en de beschadiging van de voordeur bewezen. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de diefstal en de vernieling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een gemachtigde, vorderde schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk wegens onvoldoende onderbouwing. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. F.W. Pieters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/196961-19
Datum uitspraak: 13 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] ) op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres]
,
gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 november 2019.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/196937-19) en [medeverdachte 2] (13/196955-19).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.P.M. Kersten, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D.C.E. Timmermans naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 14 augustus 2019 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal met braak in vereniging;
2. poging diefstal met braak in vereniging;
3. vernieling/beschadiging.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van alle ten laste gelegde feiten. Op basis van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte kan bewezen worden dat verdachte en de medeverdachten een loper en sleutels hebben gestolen door middel van braak (feit 1) en dat verdachte een deur heeft vernield (feit 3). Verdachte en de medeverdachten zijn in het appartementencomplex naar boven gegaan en op de camerabeelden is te zien dat verdachte aan de deur van de woning met nummer [nummer woning] heeft gevoeld. Gelet op de gehele context kan poging tot diefstal met braak in vereniging (feit 2) worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte en de medeverdachten op de vlucht waren voor de politie nadat zij waren betrapt bij het stelen van de loper en de sleutels. Verdachte heeft zich schuil gehouden in een appartement op de bovenste verdieping. Hij heeft alleen aan de deur van de woning met nummer [nummer woning] gevoeld, maar hij heeft niet geprobeerd om daar in te breken. Er zijn geen braaksporen aan de woning. Het enkele feit dat verdachte en de medeverdachten het appartementencomplex zijn binnengekomen met een gestolen sleutel, maakt niet dat een poging tot diefstal met braak van de woning met nummer [nummer woning] bewezen kan worden.
Verdachte heeft feit 1 en feit 3 bekend. De raadsman heeft ten aanzien van deze feiten geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van poging tot diefstal met braak in vereniging (feit 2). Verdachte wordt veroordeeld voor het in vereniging plegen van diefstal van een loper en sleutels (feit 1) en voor beschadiging van een deur (feit 3). De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Vrijspraak feit 2
Op basis van de camerabeelden en de verklaring van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte en de medeverdachten zich met een gestolen loper en sleutels toegang tot het appartementencomplex hebben verschaft. Zij hebben vervolgens de lift naar boven genomen en zijn ook naar het dak gegaan. De rechtbank ziet in het dossier echter onvoldoende bewijs dat er daadwerkelijk is geprobeerd om bij de woning met nummer [nummer woning] naar binnen te gaan. Dat verdachte aan de deur van deze woning heeft gevoeld, maakt niet dat er daar sprake is geweest van een poging tot diefstal met braak in vereniging. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 1 en feit 3
Verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat hij met de medeverdachten een loper en sleutels heeft gestolen door middel van braak (feit 1). Ook heeft hij bekend dat hij de voordeur van [naam eigenaar] heeft beschadigd (feit 3). De rechtbank acht deze feiten dan ook bewezen. Omdat de raadsman zich ten aanzien van deze feiten heeft gerefereerd, wordt op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1
De bekennende verklaring die verdachte op de terechtzitting heeft afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte met nummer [proces-verbaal nummer 1] van 14 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] .
ten aanzien van feit 3
De bekennende verklaring die verdachte op de terechtzitting heeft afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte met nummer [proces-verbaal nummer 2] van 14 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 2] ;
Een proces-verbaal met nummer [proces-verbaal nummer 3] van 14 augustus 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 14 augustus 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een loper en sleutels, toebehorende aan [naam VvE] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3
op 14 augustus 2019 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur die aan een ander, te weten aan [naam eigenaar] , toebehoorde, heeft beschadigd.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van feit 2 bepleit en heeft daarom verzocht om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak in vereniging. Hij heeft samen met de medeverdachten een loper en sleutels van een groot appartementencomplex uit de sleutelkluis gestolen. Dit is een zeer brutale actie geweest, waarbij onder meer een boormachine is gebruikt om de sleutelkluis te openen. Dit heeft geleid tot veel schade, omdat er verschillende sleutelbuizen zijn geforceerd die na afloop vervangen moesten worden. Bovendien heeft verdachte de voordeur van een woning beschadigd waarin hij zich schuil hield voor de politie. Hierbij heeft verdachte niet alleen schade veroorzaakt, maar ook de eigenaar van de woning gevoelens van onveiligheid bezorgd door deze woning binnen te dringen.
Uit het strafblad van verdachte van 21 oktober 2019 volgt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het LOVS-oriëntatiepunt voor inbraak in een woning is een gevangenisstraf van drie maanden, te verhogen indien er sprake is van recidive. Dit feit is daarmee vergelijkbaar omdat de lopers geschikt waren om toegang te verkrijgen tot de woningen in het appartementencomplex. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 2, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Al met al zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vijf maanden, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam VvE] , vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] , vordert € 32.415,19 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is op de terechtzitting betwist. De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is dat [naam vertegenwoordiger] gemachtigd is om namens [naam VvE] een vordering in te dienen. Bovendien zijn de kosten onvoldoende onderbouwd. De sleutel is teruggevonden en niet is gebleken waarom alle cilinders moeten worden vervangen.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart[naam VvE]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2019.
[…]