Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak in vereniging, poging tot diefstal met braak in vereniging en vernieling/beschadiging. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd, was betrokken bij een incident op 14 augustus 2019 in Amsterdam, waar hij samen met medeverdachten een loper en sleutels heeft gestolen uit een sleutelkluis van een appartementencomplex. De rechtbank heeft de zaak op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten heeft gevorderd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de poging tot diefstal, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich toegang tot het appartementencomplex hebben verschaft met een gestolen loper en sleutels. De camerabeelden toonden aan dat de verdachte aan de deur van een woning heeft gevoeld, maar er was onvoldoende bewijs voor een poging tot inbraak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot diefstal, maar achtte de diefstal met braak en de beschadiging van de voordeur bewezen. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de diefstal en de vernieling.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een gemachtigde, vorderde schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk wegens onvoldoende onderbouwing. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. F.W. Pieters.