ECLI:NL:RBAMS:2019:10041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
13/669061-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake seksuele handelingen met minderjarige, bezit en verspreiden van kinderporno, bedreiging en mishandeling

Op 12 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verschillende ernstige feiten, waaronder ontuchtige handelingen met een minderjarige, bedreiging, mishandeling en het bezit en verspreiden van kinderporno. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2019, waar de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat op dat moment jonger was dan zestien jaar, en van het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer en deze heeft gefilmd en verspreid. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met een mes en haar mishandeld. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de bewijsstukken, waaronder een letselverklaring, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de meeste tenlastegelegde feiten, maar sprak hem vrij van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak om slachtoffers van dergelijke misdrijven te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669061-18
Datum uitspraak: 12 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F.M.N. Janssen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] die toen jonger was dan zestien jaar, in de periode van 1 juli 2018 tot en met 10 augustus 2018;
2. bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer] en/of bedreiging met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling op 17 augustus 2018;
3. het in bezit hebben/verspreiden/aanbieden/vervaardigen van kinderporno, in de periode van 1 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018;
4. wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] op 17 augustus 2018;
5. mishandeling van [slachtoffer] op 17 augustus 2018.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie kunnen alle tenlastegelegde feiten bewezen worden. Verdachte heeft bekend dat hij seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Dit is strafbaar, want [slachtoffer] was op dat moment jonger dan zestien jaar. Verdachte heeft de seksuele handelingen gefilmd en deze naar anderen verstuurd. Hiermee heeft hij kinderporno vervaardigd, in bezit gehad en verspreid. Bovendien heeft hij [slachtoffer] bedreigd met een mes en haar wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd. Ook de mishandeling kan bewezen worden. De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de letselverklaring.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de bedreiging (feit 2), omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de tenlastegelegde bewoordingen heeft geuit. Hij had wel een mes in zijn handen, maar de afstand tussen [slachtoffer] en hem was te groot om haar daarmee te bedreigen. Er dient ook vrijspraak te volgen voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 4), omdat er geen ondersteunend bewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] . De mishandeling (feit 5) kan ook niet bewezen worden. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] en hij hebben gestoeid en de striemen in haar nek zijn mogelijk daardoor ontstaan.
Verdachte heeft op de terechtzitting van 29 oktober 2019 bekend dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] (feit 1). Bovendien heeft hij bekend dat hij dit heeft gefilmd en dat hij de filmpjes en een foto waar [slachtoffer] op te zien was naar anderen heeft gestuurd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor ontucht met een minderjarige, bedreiging met zware mishandeling, het vervaardigen, in bezit hebben en verspreiden van kinderporno en mishandeling. Verdachte zal worden vrijgesproken van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 4)
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat zij door verdachte van haar vrijheid werd beroofd. Volgens [slachtoffer] heeft zij verschillende keren geprobeerd de woning van verdachte te verlaten, maar werd zij telkens door verdachte tegengehouden. Verdachte heeft dit ontkend en zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] de woning gewoon kon verlaten. Op de opnamen die verdachte van de situatie in de woning heeft gemaakt is te zien dat [slachtoffer] op de bank zit en dat verdachte voor haar staat met een mes in zijn handen, maar daaruit blijkt niet dat hij haar van haar vrijheid heeft beroofd. Op basis van alleen de aangifte kan de wederrechtelijke vrijheidsberoving niet worden bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ontucht (feit 1)
Op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte kan bewezen worden dat verdachte seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] , die toen jonger was dan zestien jaar.
Bedreiging (feit 2)
De rechtbank leidt uit de aangifte af dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat op de telefoon van verdachte een filmpje staat waarop te zien is dat [slachtoffer] op de bank zit en dat verdachte op een meter afstand met een lang broodmes in zijn handen staat. Op het filmpje is te horen dat verdachte zegt dat hij haar gaat hangen en haar persoonlijk komt halen als zij niet gehoorzaamt. Terwijl hij dit zegt zwaait verdachte met het broodmes heen en weer en wijst hij met de punt van het mes naar [slachtoffer] . Dit gedrag van verdachte is van dien aard dat bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij ernstig steekletsel zou oplopen. Bedreiging met zware mishandeling is dan ook bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de overige tenlastegelegde bewoordingen, omdat hiervoor geen ondersteunend bewijs in het dossier zit.
Kinderporno (feit 3)
Verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft gefilmd en deze filmpjes, en een foto waarop [slachtoffer] (broek naar beneden, blote billen en een string) te zien is, naar anderen heeft gestuurd. Omdat zij jonger was dan 18 jaar, heeft verdachte daarmee kinderporno vervaardigd, in bezit gehad en verspreid. Dit feit is dus bewezen.
Mishandeling (feit 5)
De rechtbank leidt uit de aangifte van [slachtoffer] af dat verdachte haar buiten de woning en later in de woning bij haar nek heeft gepakt en deze heeft dichtgeknepen. Er zit bovendien een letselverklaring in het dossier. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer] te hebben mishandeld. Volgens verdachte hebben zij gestoeid en heeft hij haar in de houdgreep gehouden. De rechtbank is echter van oordeel dat deze verklaring van verdachte niet aannemelijk is. Niet alleen heeft hij deze verklaring pas op de terechtzitting van 29 oktober 2019 gegeven, ook de letselverklaring past niet bij het door hem geschetste scenario. Uit de letselverklaring blijkt dat er in de hals van [slachtoffer] meerdere puntvorige en streepvormige rode verkleuringen zitten, die ook te zien zijn op de foto’s van de hals van [slachtoffer] in het dossier. Dit letsel is kort na de gebeurtenis geconstateerd, namelijk op dezelfde dag, en past goed bij de verklaring van [slachtoffer] hoe verdachte in haar keel heeft geknepen. Dit temeer, nu verdachte zich bij dezelfde gelegenheid bedreigend jegens [slachtoffer] heeft uitgelaten. Bij een onschuldige stoeipartij past dergelijk letsel niet. De rechtbank is daarom van oordeel dat de mishandeling bewezen is.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 10 augustus 2018 te Amsterdam, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het betasten van de borsten en de billen, en het brengen en houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ;
ten aanzien van feit 2
op 17 augustus 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk, [slachtoffer] , heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer] ten gehore te brengen dat hij, verdachte, haar gaat hangen en haar persoonlijk komt halen als zij niet gehoorzaamt, zulks terwijl verdachte een mes op een voor die [slachtoffer] zichtbare wijze vasthield en met dat mes naar die [slachtoffer] wees;
ten aanzien van feit 3
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018 te Amsterdam, drie video's en een foto en een gegevensdrager, te weten een telefoon, bevattende drie video's en een foto van een of meer seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- foto 1: het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van [slachtoffer] , een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past, waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling,
- video 3: het met een penis vaginaal penetreren van het lichaam van [slachtoffer] , een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
- video 4 en 5: het met een penis oraal penetreren van het lichaam van [slachtoffer] , een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
heeft vervaardigd, verspreid, en in bezit gehad;
ten aanzien van feit 5
op 17 augustus 2018 te Amsterdam, [slachtoffer] , heeft mishandeld door de keel van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, handen, dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 100 uren wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het opleggen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seksueel contact met een minderjarig meisje. [slachtoffer] was op dat moment veertien jaar. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Kinderen moeten in hun eigen tempo kunnen leren omgaan met hun ontwikkeling op seksueel gebied. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die door hun leeftijd overwicht op hen hebben. Dat is de reden dat de wetgever seksueel contact tussen volwassenen en kinderen onder de zestien jaren strafbaar heeft gesteld. Het lag op de weg van verdachte om zekerheid te verkrijgen omtrent haar leeftijd. De rechtbank weegt wel mee dat niet is gebleken van enige dwang of drang die [slachtoffer] ertoe heeft gebracht seksueel contact met verdachte te hebben. Ook volgens [slachtoffer] zelf was het seksueel contact vrijwillig. Op de zitting heeft verdachte ervan blijk gegeven het afkeurenswaardige van zijn gedrag in te zien. Verdachte heeft de seksuele handelingen gefilmd en de filmpjes en een foto waar [slachtoffer] op staat verstuurd naar anderen. Hiermee heeft hij kinderporno vervaardigd, in zijn bezit gehad en verspreid. Vooral de verspreiding van de beelden neemt de rechtbank verdachte kwalijk, omdat slachtoffers nooit zekerheid kunnen hebben dat de beelden ooit nog boven water komen. Bovendien heeft hij [slachtoffer] bedreigd en mishandeld.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Uit het reclasseringsadvies van 19 februari 2019 volgt dat de reclassering het recidiverisico als laag inschat. Zowel de reclassering als verdachte zelf zien geen meerwaarde in het vormgeven van toezicht. Verdachte is werkzaam in de zorg en heeft aangegeven dat hij mogelijk zijn baan verliest als hij een gevangenisstraf opgelegd krijgt. De rechtbank is echter van oordeel dat de feiten zo ernstig zijn, dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank vindt het niet nodig dat verdachte terug de gevangenis in gaat en daarom zal zij een gevangenisstraf opleggen waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 64 dagen opleggen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Naast de gevangenisstraf zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 240 uur opleggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 240b, 245, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden/vervaardigen/in bezit hebben, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
64 (vierenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2019.
[...]

1.[...]

3.[...]

4.[...]

5.[...]

6.[...]

8.[...]