ECLI:NL:RBAMS:2019:10040

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
20 januari 2020
Zaaknummer
13/701957-18, 13/260516-18, 13/196759-18, 13/118230-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van diefstal, heling, wederspannigheid en poging tot inbraak

Op 12 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, heling, wederspannigheid en poging tot inbraak. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting op 29 oktober 2019 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.W. Dirkzwager, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van een bestelbus, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had gestolen. Wel werd bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan schuldheling van de bestelbus, omdat hij had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van een motor, joyriding, gevaarlijk rijgedrag, wederspannigheid en poging tot inbraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had verzet tegen de aanhouding en dat hij zich toegang had verschaft tot de plaats van het misdrijf door middel van braak. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 1.000,-, alsook een onvoorwaardelijke rijontzegging van negen maanden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/701957-18 (A), 13/260516-18 (B), 13/196759-18 (C) en 13/118230-19 (D)
Datum uitspraak: 12 november 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
uit andere hoofde gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
in de zaak met parketnummer 13/701957-18 (A)
primair: diefstal in vereniging van een bestelbus, toebehorende aan [persoon 1] en/of [naam stichting], in de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018;
subsidiair: heling van deze bestelbus;
primair: diefstal in vereniging van een motor, toebehorende aan [persoon 2] , op 15 juni 2018;
subsidiair: heling van deze motor;
in de zaak met parketnummer 13/260516-18 (B)
joyriding in de periode van 24 september 2018 tot en met 25 september 2018;
niet voldoen aan de verplichting mee te werken aan een ademanalyse op 25 september 2018;
gevaarlijk rijgedrag in de periode van 24 september 2018 tot en met 25 september 2018;
in de zaak met parketnummer 13/196759-18 (C)
wederspannigheid op 25 september 2018;
in de zaak met parketnummer 13/118230-19 (D)
poging tot diefstal op 7 juni 2018, door zich de plaats tot het misdrijf te verschaffen en de goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak/verbreking/inklimming.
De gehele tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 primair in zaak A. Er kan niet worden bewezen dat hij de bestelbus heeft gestolen. De subsidiair tenlastegelegde heling kan wel worden bewezen. Verdachte heeft niet gevraagd van wie de bestelbus was of waar hij vandaan kwam. Hij had kunnen weten dat de bus van diefstal afkomstig was.
Het onder 2 primair tenlastegelegde in zaak A kan worden bewezen. Er zijn camerabeelden waarop een persoon te zien is met opvallende rode accenten op zijn schoenen. Tijdens zijn aanhouding bleek verdachte dezelfde soort schoenen te dragen. Er zijn bovendien witte handschoenen bij hem aangetroffen, die ook op de camerabeelden te zien zijn.
De tenlastegelegde feiten in de zaken B, C en D kunnen ook worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Er is op geen enkele wijze aangetoond dat verdachte betrokken was bij de diefstal van de bestelbus. Bovendien heeft hij het logo van de Voedselbank niet gezien. Hij wist niet dat de bus van diefstal afkomstig was en hoefde dat ook niet te weten.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte alleen op basis van kleding is herkend op de camerabeelden van de diefstal. De Nike-schoenen waarover wordt gesproken worden echter door heel veel mensen gedragen. Dit leidt niet specifiek naar verdachte. Heling van de motor (feit 2 subsidiair) kan wel worden bewezen.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor feit 2 van zaak B. Op grond van artikel 163 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 had de verbalisant verdachte moeten bevelen aan een ademonderzoek mee te werken. In dit geval is het niet tot een bevel gekomen, alleen tot een vordering. Dat in het proces-verbaal op pagina 24 wel over een bevel wordt gesproken moet worden toegeschreven aan het feit dat er gebruik is gemaakt van een standaard proces-verbaal. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een opzettelijke weigering. Er is wel één meting voltooid, maar een tweede meting is niet gelukt omdat verdachte dronken was. Op grond van het vierde lid van artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 had de verbalisant verdachte moeten vragen om toestemming te geven voor een bloedonderzoek. Dat is niet gebeurd. De feiten 1 en 3 van zaak B kunnen worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte.
Verdachte dient ook van het tenlastegelegde in zaak C te worden vrijgesproken. Verdachte is door de verbalisant uit de auto getrokken, op de grond gelegd en geboeid. Hij kan de handelingen tegen de verbalisant niet hebben gepleegd. Er zijn geen verklaringen van andere verbalisanten die het proces-verbaal van bevindingen kunnen ondersteunen.
Ten aanzien van zaak D heeft de raadsvrouw bepleit dat het feit niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot inbraak. Verdachte heeft zich niet uitgelaten over de reden waarom hij daar was. Bovendien kan niet worden bewezen dat hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak zaak A feit 1 primair
Uit de aangifte van [persoon 1] blijkt dat in de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018 een bestelbus van [naam stichting] is gestolen. Verdachte heeft betrokkenheid bij deze diefstal ontkend. In het dossier zitten geen camerabeelden of ander ondersteunend bewijs voor de aangifte. Verdachte zal daarom van diefstal van de bestelbus worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging zaak A feit 1 subsidiair
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestelbus heeft bestuurd. Hij moest midden in de nacht de bus van A naar B brengen en daar zou hij € 200,- voor krijgen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de gegeven omstandigheden meer informatie had moeten inwinnen over de bestelbus en waar deze vandaan kwam. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij geweten had moeten hebben dat er iets niet klopte. Schuldheling is daarmee bewezen.
Bewijsoverweging zaak A feit 2 primair
Uit de aangifte van [persoon 2] blijkt dat zijn motor op 15 juni 2018 uit een parkeergarage is gestolen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat op de camerabeelden van de diefstal vier personen te zien zijn. Drie personen duwen de motor in de richting van een wit busje. Eén van hen draagt witte handschoenen, sportschoenen met opvallende rode accenten en donkere kleding. Bij zijn aanhouding droeg verdachte een donkere sweater met capuchon, een donkere joggingbroek en sportschoenen met rode accenten. Bovendien zijn bij zijn fouillering in zijn jaszak witte handschoenen aangetroffen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er geen twijfel over bestaat dat het verdachte is die op de camerabeelden van de diefstal van de motor staat. Feit 2 primair is bewezen.
Bewijsoverweging zaak B
Op grond van de aangifte van [persoon 3] en de bekennende verklaring van verdachte kan bewezen worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan joyriding (feit 1). Ook kan op basis van het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag (feit 3).
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen (pagina 9) volgt dat de verbalisant verdachte heeft gevorderd om mee te werken aan een ademonderzoekprocedure. In het proces-verbaal “rijden onder invloed” (pagina 24) is vermeld dat de verbalisant verdachte een bevel heeft gegeven tot medewerking aan de ademanalyse. In het midden kan blijven of de verbalisant eerst in het cellencomplex van verdachte heeft gevorderd om mee te werken en vervolgens een bevel heeft gegeven, of dat, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, de vermelding in het proces-verbaal “rijden onder invloed” daar is blijven staan omdat van een voorgedrukt format gebruik werd gemaakt. Materieel gezien is een vordering niet iets anders dan een bevel; een dwingende opdracht om mee te werken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook als aan verdachte alleen een vordering is gedaan het voor hem duidelijk moet zijn geweest wat van hem werd verwacht en dat weigering strafrechtelijke gevolgen zou hebben. Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de raadsvrouw dat op grond van het vierde lid van artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 aan verdachte toestemming had moeten worden gevraagd voor een bloedtest. Het is niet gebleken dat verdachte niet kón blazen. Uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte voortijdig stopte met blazen en dat hij dus niet meewerkte aan het onderzoek. Er was geen (medische) noodzaak om hem een bloedtest aan te bieden. Het tenlastegelegde feit is bewezen.
Bewijsoverweging zaak C
De rechtbank leidt uit het proces-verbaal van bevindingen af dat verdachte zich aan zijn aanhouding probeerde te onttrekken door zich los te rukken. De verbalisant probeerde hem tegen te houden en vervolgens pakte verdachte de keel van de verbalisant vast. De rechtbank ziet geen reden om aan dit ambtsedig opgemaakte proces-verbaal te twijfelen. Wederspannigheid is hiermee bewezen.
Bewijsoverweging zaak D
Op beelden die zich in het dossier bevinden is te zien dat een persoon een aantal keer voor de woning van aangeefster heen en weer is gelopen en twee keer de tuin in is gelopen. Vervolgens is deze persoon via een vuilnisbak over de schutting van de tuin geklommen. Verdachte heeft op de zitting verklaart dat hij de persoon op de beelden was. In het glas van de achterdeur van de woning zat een gat en er is bloed in de opening van het gat en op de woonkamervloer aangetroffen. Beide bloedsporen zijn te herleiden naar verdachte.
Volgens de raadsvrouw kan dit niet worden gekwalificeerd als een poging tot inbraak. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het geval is. Verdachte heeft een aantal keer voor de woning heen en weer gelopen en is vervolgens over de schutting de tuin ingegaan en heeft aan de achterkant van de woning het glas van de deur vernield.
Anders dan de raadsvrouw meent, is voor een begin van uitvoering van een woninginbraak niet noodzakelijk dat de dader de woning ook betreedt. Het vernielen van de ruit, met de bedoeling de woning te betreden, is voldoende om de kwalificeren als een begin van uitvoering. Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat er sprake is geweest van vrijwillige terugtred, waardoor de poging niet strafbaar is, moet ook dat verweer worden verworpen. Verdachte heeft op de zitting immers verklaard dat hij niet naar binnen is gegaan, omdat er mensen langsliepen en hij bang was te worden betrapt. Van vrijwilligheid is dan geen sprake.
Verdachte heeft niet willen verklaren waarom hij de woning wilde betreden. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen de handelingen van verdachte echter worden gezien als een poging tot inbraak en een alternatieve verklaring van verdachte ontbreekt. Het feit is bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de zaak met parketnummer 13/701957-18 (A)
feit 1 subsidiair
in de periode van 14 juni 2018 tot en met 15 juni 2018 te Amsterdam, een bestelbus voorzien van kenteken [kenteken 1] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed, betrof;
feit 2 primair
op 15 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor voorzien van kenteken [kenteken 2] , toebehorende aan [persoon 2] ;
in de zaak met parketnummer 13/260516-18 (B)
feit 1
in de periode van 24 september 2018 tot en met 25 september 2018 te Almere en Amsterdam, opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (personenauto), toebehorende aan [persoon 3] , als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Tubastraat te Almere en de Singel en de Vijzelstraat te Amsterdam;
feit 2
op 25 september 2018 te Amsterdam, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
feit 3
op 25 september 2018 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
- de Singel, komende uit de richting van de Leidsestraat gaande in de richting van de Heiligeweg, met hoge snelheid, in elk geval boven de toegestane snelheid van 50 km/h heeft gereden, en
- op de kruising Vijzelstraat met de Herengracht geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en
- de Vijzelstraat, slingerend van links naar rechts over de rijbaan heeft gereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
in de zaak met parketnummer 13/196759-18 (C)
op 25 september 2018 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [persoon 4] , surveillant van politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door opzettelijk gewelddadig te trachten zich los te rukken uit de greep van voornoemde opsporingsambtenaar en door de keel vast te pakken van voornoemde opsporingsambtenaar;
in de zaak met parketnummer 13/118230-19 (D)
op 7 juni 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, toebehorende aan [persoon 5] , weg te nemen met het oogmerk om zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming,
- een vuilnisbak tegen de schutting van de woning van die [persoon 5] heeft geplaatst, en
- op die vuilnisbak is geklommen, en
- over de schutting van de tuin van de woning van die [persoon 5] is geklommen, en
- het glas van de achterdeur van de woning van die [persoon 5] heeft stuk geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen. Alleen als aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke straf wordt opgelegd kan die straf samen met andere straffen waartoe verdachte is veroordeeld worden betrokken bij zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zeven strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een bestelbus en het in vereniging plegen van diefstal van een motor. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betrokken personen. Daarnaast heeft hij onder invloed van alcohol zonder toestemming in de auto van een ander gereden en levensgevaarlijk rijgedrag vertoond. Er mag van geluk gesproken worden dat er alleen materiële schade was. Bij zijn aanhouding heeft hij zich verzet. Daarmee bemoeilijkte verdachte het werk van de betreffende politieagent en het getuigt bovendien van een gebrek aan respect. Later op het politiebureau heeft hij geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek. Als laatste heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak, waarbij hij het glas van de achterdeur van de woning heeft gebroken. Hij heeft hiermee niet alleen schade toegebracht, maar een inbraak zorgt ook voor gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft deze feiten in een relatief korte periode gepleegd.
Uit het strafblad van verdachte van 30 september 2019 blijkt dat hij vaak met justitie in aanraking is geweest voor verschillende strafbare feiten, ook voor soortgelijke feiten als waarvoor hij nu wordt veroordeeld.
Op deze strafbare feiten kan geen andere reactie volgen dan het opleggen van een gevangenisstraf. In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. In het verleden is aan verdachte met het opleggen van voorwaardelijke straffen meermalen de gelegenheid geboden om aan zichzelf te werken en het recidiverisico te verminderen, maar hij heeft deze kansen niet aangegrepen. Verdachte heeft bovendien zelf aangegeven geen voorwaardelijk strafdeel te willen.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank zal daarnaast voor feit 3 van zaak B een aparte straf opleggen, omdat artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 een overtreding is. Hiervoor wordt aan verdachte een geldboete van € 1.000,- opgelegd. Voor de weigering mee te werken aan de ademanalyse (feit 2 van zaak B) legt de rechtbank een onvoorwaardelijk rijontzegging op voor de duur van negen maanden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 45, 57, 62, 63, 180, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 11, 163, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 13/701957-18 (A)
feit 1 subsidiair
schuldheling;
feit 2 primair
diefstal door twee of meer verenigde personen;
in de zaak met parketnummer 13/260516-18 (B)
feit 1
overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
in de zaak met parketnummer 13/196759-18 (C)
wederspannigheid;
in de zaak met parketnummer 13/118230-19 (D)
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte ter zake van het in zaak B onder feit 3 bewezenverklaarde feit tot
een geldboetevan
€ 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
20 (twintig) dagen.
Veroordeelt verdachte terzake van het in zaak B onder feit 2 bewezenverklaarde feit tot
een onvoorwaardelijke rijontzeggingvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Filter (5588856)
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2019.
[...]

[...]