Op 23 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met braak uit een auto en twee pogingen daartoe. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en vond plaats op tegenspraak. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/097897-18 en 13/147053-18 waren ingediend, gevoegd. De verdachte, geboren in 1999, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, terwijl de officier van justitie, mr. F.R. Bons, de vordering indiende.
De tenlastelegging omvatte diefstal in vereniging met braak uit een auto op 26 mei 2018 en pogingen daartoe in de periode van 18 tot en met 19 mei 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, maar niet voor de pogingen. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot diefstal in zaak B, omdat het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening niet kon worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een auto-inbraak en drie pogingen daartoe, waarbij hij samen met anderen handelde.
De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die rechtstreeks schade hadden geleden door de bewezen geachte feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade en legde de verplichting op om deze te vergoeden. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van dergelijke misdrijven.