ECLI:NL:RBAMS:2018:9983

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
13.751388-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Griekenland op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en strafbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Griekenland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Griekenland beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in Griekenland op dit moment voldoen aan de eisen van het Europees recht en dat er geen reëel gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de vervolging, maar geweigerd voor de executie van een eerder opgelegde straf. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook eerdere uitspraken en rapporten zijn betrokken. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) toegepast en geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de vervolgingsoverlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751388-16
RK nummer: 16/3579
Datum uitspraak: 21 december 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 mei 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 maart 2016 door
the Prosecutor’s Office at the Appeal Court of Piraeus(Griekenland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 juli 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door haar raadsman, mr. B.A.C. van Tuinen, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Armeense taal. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te doen stellen.
Met toestemming van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de opgeëiste persoon heeft de rechtbank op de openbare zitting van 11 augustus 2016 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing. De opgeëiste persoon heeft zich laten bijstaan door mr. B.A.C. van Tuinen, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Armeense taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde de vertaling af te wachten van de antwoorden van de Griekse autoriteiten op de door de rechtbank gestelde vragen.
Met toestemming van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. B.A.C. van Tuinen, heeft de rechtbank op de openbare zitting van
11 oktober 2016 het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 11 augustus 2016. De opgeëiste persoon is toen niet verschenen.
Op de zitting van 11 oktober 2016 heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen met dertig dagen verlengd en de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijnen uitspraak te doen.
Bij tussenuitspraak van 16 oktober 2016 heeft de rechtbank de overlevering met betrekking tot de executie geweigerd en het onderzoek ten aanzien van de vervolging heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, teneinde de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat zij de bij vonnis van 18 november 2013 opgelegde vrijheidsstraf van twee jaren heeft afgekocht, dan wel heeft uitgezeten.
Op de openbare zitting van 10 augustus 2017 heeft de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment van schorsing op 16 oktober 2016. De opgeëiste persoon is niet bij deze zitting verschenen. Wel was aanwezig de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. B.A.C. van Tuinen. De rechtbank heeft de oproeping voor de zitting nietig verklaard.
De rechtbank heeft op 11 december 2018 het onderzoek hervat. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Haar raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, heeft meegedeeld door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk te zijn gemachtigd haar ter zitting te verdedigen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Armeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Ten aanzien van executie
In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judgment of the First One-Member Misdemeanours Court of Piraeusvan 18 november 2013 met zaaknummer AM 10191/18-11-2013
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
Ten aanzien van vervolging
Tevens wordt in het EAB melding gemaakt van een
judgment of the Three-Member Appeal Court of Felonies of Piraeus that suspends the court proceedings and orders the arrest and the custody of the requested personmet zaaknummer 849/24-11-2010.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan 16 naar het recht van Griekenland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 11 oktober 2016 reeds geoordeeld dat deze weigeringsgrond van toepassing is.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 20 en 23, te weten:
oplichting en vervalsing van betaalmiddelen.

5.Overige verweren

5.1
Ne bis in idem
Op de zitting van 14 juli 2016 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zij voor de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht al een gevangenisstraf van twee jaren opgelegd heeft gekregen. Zij heeft daarvan zes maanden uitgezeten waarbij zij heeft gewerkt, zodat die tijd dubbel telt. Het jaar dat overbleef zou zij hebben afgekocht en de straf zou daarmee zijn afgedaan.
Ter zitting heeft de raadsman van de opgeëiste persoon meegedeeld dit standpunt niet met stukken te kunnen onderbouwen, zodat niet is komen vast te staan dat de verklaring van de opgeëiste persoon juist is. De rechtbank passeert dan ook dit verweer.
5.2
Detentieomstandigheden
Op de zitting van 14 juli 2016 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon ook gewezen op een rapport van het CPT van 1 maart 2016. Uit dat rapport leidde hij af dat sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de Griekse gevangenissen.
Ter zitting heeft de officier gewezen op een rapport van 23 november 2018 dat de Griekse autoriteit heeft opgesteld naar aanleiding van vragen van het IRC hieromtrent. Hierin wordt vermeld – kort gezegd - dat de Griekse gevangenissen thans CPT-proof zijn. Voorts heeft de officier van justitie een persbericht over een arrest van het EHRM aan de rechtbank overgelegd, waaruit zij concludeert dat geen sprake is van schending van artikel 4 Handvest.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit genoemd rapport blijkt genoegzaam dat verbeteringen hebben plaatsgevonden in de Griekse detentiecentra. Er zijn wetswijzigingen doorgevoerd, nieuwe gevangenissen zijn gebouwd, het personeel wordt zorgvuldig opgeleid, de medische voorzieningen zijn verbeterd, er zijn (sport)faciliteiten ingevoerd, er wordt educatie gegeven en van overbevolking is geen sprake meer. Dat laatste wordt gemonitord door een digitaal systeem.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, gelet op het beginsel van wederzijds vertrouwen, geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van het rapport.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in Griekse detentiecentra.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan voor zover het EAB strekt tot vervolgingsoverlevering.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Prosecutor’s Office at the Appeal Court of Piraeus(Griekenland) ten behoeve van het in Griekenland tegen haar gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor haar overlevering wordt verzocht.
WEIGERTde overlevering van [opgeëiste persoon] aan
the Prosecutor’s Office at the Appeal Court of Piraeus(Griekenland) voor zover het EAB strekt tot executieoverlevering.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.