In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Marokko in 1962, die beschuldigd werd van het medeplegen van gewoontewitwassen. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 12 december 2018, waar de officier van justitie, mr. Z. Trokic, zijn vordering heeft gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van witwassen in de periode van 19 december 2012 tot en met 14 oktober 2015, waarbij hij samen met anderen grote geldbedragen heeft verworven en overgedragen, wetende dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode aanzienlijke bedragen heeft ontvangen en overgedragen, en dat er voldoende bewijs was voor de criminele herkomst van deze bedragen, onder andere door het gebruik van een kasboek en getapte communicatie.
De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen, waaronder het argument dat de verdachte slechts een geldkoerier was en dat de herkomst van de geldbedragen niet kon worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het overdragen van geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat er een patroon van witwassen was vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard worden, aangezien deze zijn gebruikt bij het bewezen geachte feit.