In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 15 november 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en poging tot diefstal. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 1 november 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. B.C. Niks, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.M. Peeperkorn, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van goederen uit woningen en een bedrijfspand, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaatsen des misdrijf had verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1, 3 en 4 primair, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk in de woningen had ingebroken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen niet voldoende waren om de verdachte te linken aan de inbraken. Voor de feiten 2, 4 subsidiair en 5 primair oordeelde de rechtbank echter dat deze bewezen konden worden, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte momenteel een ISD-maatregel ondergaat, die een positief effect lijkt te hebben. Gezien de omstandigheden en de aard van de feiten, heeft de rechtbank besloten geen straf op te leggen, maar wel een schadevergoeding toe te kennen aan de benadeelde partij [persoon 3] ter hoogte van € 1.165,02, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van andere benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.