ECLI:NL:RBAMS:2018:9797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
AMS 17/4998
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake de bekendmaking van een besluit door de Sociale verzekeringsbank aan een in Marokko wonende aanvrager

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, wonende in Al Hoceima, Marokko, en de Sociale verzekeringsbank (Svb). De eiser had een aanvraag ingediend voor een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW), welke door de Svb op 14 november 2016 werd afgewezen. De eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de Svb verklaarde het bezwaar op 21 juli 2017 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn pas begon te lopen op de datum waarop de eiser het besluit daadwerkelijk ontving, en niet op de datum waarop het besluit door de Svb naar de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) was verstuurd. De rechtbank stelde vast dat het besluit niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, omdat het niet naar het door de eiser opgegeven postadres was verzonden. Hierdoor was de termijn voor het indienen van bezwaar niet verstreken.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Svb op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de Svb opgedragen het betaalde griffierecht van € 46,- aan de eiser te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4998

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Al Hoceima (Marokko), eiser, hierna: [naam eiser] , en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder, hierna: de Svb.

Procesverloop

Met het besluit van 14 november 2016 (het primaire besluit) heeft de Svb de aanvraag van [naam eiser] om een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW), afgewezen. Tegen dit besluit heeft [naam eiser] bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 21 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [naam eiser] niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
[naam eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek op de zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8 van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Omdat het besluit [naam eiser] via de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) is toegezonden, begint op grond van artikel 25 van het Administratief Akoord bij het Verdrag met Marokko de bezwaartermijn pas te lopen op de datum waarop de aanvrager de samenvatting ontvangt.1
2. Volgens het bestreden besluit is het primaire besluit op 3 februari 2017 door het CNSS verstuurd naar het adres:
" [adres 1] , [woonplaats 1] te MAROKKO".Uit de gedingstukken blijkt echter iets anders. De Svb heeft in een brief aan de CNSS van 11 november 2016 als adres van [naam eiser] opgegeven:
" [adres 2] , [woonplaats 2] , MAROKKO".Dit adres is in de AOW-aanvraag van 10 oktober 2015 vermeld als het woonadres van [naam eiser] . Als postadres heeft hij echter het eerstgenoemde adres opgegeven. Sinds de aanvraag heeft de Svb correspondentie naar het postadres van [naam eiser] verstuurd. Op 10 januari 2017 heeft [naam eiser] de Svb verzocht hem te informeren over zijn dossier. Op 23 januari 2017 heeft de Svb [naam eiser] het primaire besluit opnieuw en rechtstreeks toegestuurd naar het postadres van [naam eiser] . Hiermee is het besluit niet op de voorgeschreven wijze, want niet via de CNSS, bekend gemaakt. Ook is het primaire besluit op 3 februari 2017 door de CNSS naar het woonadres van [naam eiser] verstuurd. Dit blijkt uit het verzendbewijs (notificatie) van de CNSS. Ook hiermee is het besluit naar het oordeel van de rechtbank niet op de voorgeschreven wijze, want niet naar het door [naam eiser] als postadres opgegeven adres, bekend gemaakt.
[naam eiser] heeft in het bezwaarschrift van 8 mei 2017 vermeld dat hij het primaire besluit op 5 mei 2017 via de CNSS heeft ontvangen. Hieruit volgt dat de termijn voor het maken van bezwaar is gaan lopen op 6 mei 2017 en is geëindigd op 16 juni 2017. Aangezien de Svb op 1 juni 2017 de ontvangst van het bezwaarschrift heeft bevestigd, stelt de rechtbank vast dat [naam eiser] tijdig bezwaar heeft gemaakt.
Conclusie
3. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat de daarvoor benodigde informatie ontbreekt. Omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar, zal de Svb een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [naam eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt de Svb op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
draagt de Svb op het betaalde griffierecht van€ 46,- aan [naam eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M.N . van den Hazel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier
rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige maatregel te treffen.
1. Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1462.