In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Amsterdam, een verzoek ingediend voor een persoonlijke betalingsregeling met betrekking tot verschillende terugvorderingsbeschikkingen van de Belastingdienst / Toeslagen. Het primaire besluit, genomen op 15 december 2016, stelde een maandbedrag van € 212,- vast. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door verweerder op 13 september 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Verweerder heeft echter het bezwaar ambtshalve inhoudelijk beoordeeld en een nieuwe betalingsregeling voorgesteld met een maandbedrag van € 169,-. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij zij aanvoert dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke situatie, aangezien zij in de Ziektewet zit en slechts € 25,- per week kan betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en dat deze overschrijding niet verschoonbaar is. Hierdoor is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte een inhoudelijke beslissing heeft genomen op het bezwaar, nadat het niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de nieuwe betalingsregeling gunstiger is voor eiseres dan de oorspronkelijke regeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.