ECLI:NL:RBAMS:2018:978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
6478944 EA VERZ 17-1030
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over totstandkoming arbeidsovereenkomst tussen kunstverkoper en galeriehouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en L.L. World Wide B.V. over de vraag of er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. [Verzoekster] had zich aangemeld voor een functie als kunstverkoper bij de galerie van [verweerster]. Na een aantal gesprekken en e-mailwisselingen, waarbij onder andere de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst werden besproken, heeft [verweerster] besloten om geen dienstverband aan te gaan met [verzoekster]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen wilsovereenstemming bestond over de essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:610 BW. De kantonrechter concludeert dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat er geen overeenstemming was over de inhoud van de overeenkomst en de geschiktheid van [verzoekster] voor de functie. De verzoeken van [verzoekster] zijn afgewezen en zij is in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6478944 EA VERZ 17-1030
datum uitspraak: 16 februari 2018
func.: 33806
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
I n z a k e
[verzoekster]
wonende te [plaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. N.L. Cruickshank
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid L.L. World Wide B.V., mede h.o.d.n. [verweerster]
gevestigd te [plaats]
verweerster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. B.M. van Werven
Tegenwoordig zijn mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en mr. S.M.P. Mulder, griffier.
Verschenen zijn:
- van de zijde van [verzoekster] : [verzoekster] en haar gemachtigde,
- van de zijde van [verweerster] : [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigde.

1.De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities en op elkaars standpunten gereageerd. De kantonrechter heeft daarna de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter medegedeeld dat zij op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak zal doen. De zitting is gesloten, waarna de kantonrechter in aanwezigheid van partijen mondeling de navolgende uitspraak heeft gedaan. Aangezegd is dat partijen van de uitspraak binnen twee weken proces-verbaal ontvangen.
2. De gronden van de beslissing
2.1.
Vast staat dat [verweerster] op zoek is naar een kunstverkoper voor haar galerie en dat zij daartoe Adecco heeft verzocht om geschikte kandidaten aan te dragen. Op voordracht van de recruiter van Adecco, de heer [recruiter] , heeft op 21 juli 2017 tussen [verzoekster] en [naam 1] en [naam 2] van de zijde van [verweerster] een eerste gesprek plaatsgevonden. Daarna zijn e-mails tussen partijen en Adecco gewisseld; op 2 augustus 2017 Adecco aan [verzoekster] , op 7 augustus 2017 [verzoekster] aan [verweerster] , op 7 augustus 2017 [verweerster] aan [verzoekster] en op 8 september 2017 Adecco aan [verzoekster] . De inhoud van deze e-mails is tussen partijen niet in geschil. Op 21 september 2017 hebben partijen een tweede gesprek gehad. Op 2 oktober 2017 heeft Adecco aan [verzoekster] een e-mail gestuurd waarin is bericht dat [verweerster] heeft besloten om met [verzoekster] geen dienstverband aan te gaan.
2.2.
In deze zaak gaat het om de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten. Daarvoor moet worden beoordeeld of tussen partijen sprake is van wilsovereenstemming over alle essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst. Daartoe behoren in elk geval de (wettelijke) essentialia van artikel 7:610 BW. Eén van die elementen is de geschiktheid van [verzoekster] voor de functie nu het gaat om de specifieke situatie waarin [verzoekster] wordt geacht zelfstandig te gaan werken in de galerie van [verweerster] waar kostbare kunstwerken worden verkocht.
2.3
Op grond van de door [verzoekster] overgelegde e-mail van 8 september 2017 kan worden vastgesteld dat tussen partijen overeenstemming bestond over het loon en de duur van de werkzaamheden. Uit deze e-mail blijkt verder dat [verweerster] nog een gesprek wilde met [verzoekster] . De kantonrechter leidt hieruit af dat op dat moment tussen partijen nog geen wilsovereenstemming bestond over de definitieve inhoud van de arbeidsovereenkomst.
2.4.
De stelling van [verzoekster] dat partijen bij het tweede gesprek op 21 september 2017 tussen partijen wilsovereenstemming hebben (bereikt) over de inhoud van de arbeidsovereenkomst, althans dat zij daarop mocht vertrouwen, wordt niet gevolgd. Tussen partijen staat vast dat tijdens dit tweede gesprek is gesproken over verkooptargets, een concurrentiebeding en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. Ter zitting is namens [verweerster] onbetwist verklaard dat tijdens dit gesprek ook sollicitatievragen gesteld. Niet is gesteld of gebleken dat overeenstemming is bereikt over de openstaande punten. De kantonrechter leidt hieruit af dat tijdens het tweede gesprek geen wilsovereenstemming was of is bereikt over inhoud van de arbeidsovereenkomst c.q. de geschiktheid van [verzoekster] voor de functie. De twijfel van de zijde van [verweerster] over de geschiktheid van [verzoekster] is, zo is ter zitting gebleken, wellicht niet uitdrukkelijk uitgesproken, maar die is wel tot uitdrukking gekomen in hetgeen partijen hebben besproken.
2.5.
Vast staat dat [verweerster] na het gesprek van 21 september 2017 geen schriftelijk aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een arbeidsovereenkomst. Er is ook geen correspondentie na 21 september 2017 die daarop wijst. Door [verweerster] is betwist dat tussen partijen is overeengekomen dat [verzoekster] per 1 oktober 2017 zou beginnen. Dat zou alleen de begindatum van de arbeidsovereenkomst zijn geworden indien met [verzoekster] daadwerkelijk een arbeidsovereenkomst zou zijn gesloten.
2.6.
Tegenover de betwisting van [verweerster] heeft [verzoekster] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, dan wel anderszins onderbouwd dat partijen tijdens het gesprek op 21 september 2017 overeenstemming hebben bereikt over haar geschiktheid, terwijl, zo is voldoende komen vast te staan, die geschiktheid gelet op de bijzondere aard en inhoud van de functie van doorslaggevend belang was voor [verweerster] om met [verzoekster] een arbeidsovereenkomst aan te gaan.
2.7.
Geconcludeerd moet dan ook worden dat er op 21 september 2017 geen wilsovereenstemming tussen partijen bestond over de inhoud van de arbeidsovereenkomst en dat een dergelijke overeenkomst niet tot stand is gekomen. Het bewijsaanbod van [verzoekster] om de heer [recruiter] als getuige op te roepen en te horen, is onvoldoende ter zake dienend om tot een bewijsopdracht over te gaan nu de heer [recruiter] niet aanwezig was bij de gesprekken tussen [verzoekster] en [verweerster] .
2.8.
Aangezien de grondslag van de verzoeken van [verzoekster] niet is komen vast te staan zullen de verzoeken worden afgewezen.
2.9.
[verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, aan de hand van het liquidatietarief voor het salaris van de advocaat vast te stellen op € 400,00.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de verzoeken af;
3.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten die aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot worden op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
3.3.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, alsmede tot betaling van een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [verzoekster] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
3.4.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het (meer of anders) verzochte af.
waarvan proces-verbaal,
de griffier de kantonrechter