ECLI:NL:RBAMS:2018:9769

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
17/4313
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering inzake niet-ontvankelijkheid van klager in beslagname

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1961, had een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van een kluis die bij hem in beslag was genomen. De rechtbank ontving het klaagschrift op 10 juli 2017 en heeft klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De klager stelde dat er sprake was van een politie-inval waarbij de kluis uit zijn woning was geroofd. De officier van justitie betoogde echter dat er geen sprake was van strafrechtelijk beslag, waardoor klager niet ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn klaagschrift. De rechtbank heeft de stukken en het verhandelde in raadkamer beoordeeld en vastgesteld dat er geen strafrechtelijk beslag op de goederen of het geld was gelegd waar het klaagschrift betrekking op had.

De rechtbank concludeerde dat, aangezien het voorwerp en de geldbedragen niet strafrechtelijk in beslag waren genomen, klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beklag op grond van artikel 552a Sv. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter W.M.C. van den Berg, in tegenwoordigheid van griffier A.B. Boukema. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na betekening van de beschikking beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 17/4313
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] , wonende op het adres
[adres] ,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 10 juli 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 21 december 2018 klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift strekt onder meer tot teruggave aan klager van de bij hem in beslag genomen kluis uit zijn woning. Klager stelt – kort gezegd – dat er wel degelijk sprake is geweest van een politie-inval, waarbij de kluis uit zijn woning is geroofd.

3.Standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van strafrechtelijk beslag, zodat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klaagschrift.

4.Beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 27 juli 2016 is door de gerechtsdeurwaarder, vergezeld door politie, overgegaan tot de tenuitvoerlegging van de
executoriale titelsvan de vonnissen in Kort Geding van 9 februari 2015 en 7 april 2015. Beide vonnissen zijn gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Asterdam. Daarbij is onder meer een kluis met inhoud in beslag genomen.
Klager stelt dat voornoemd voorwerp en de geldbedragen op de voet van artikel 94 Sv in beslag zijn genomen.
Artikel 134, eerste lid, Sv geeft de definitie van beslag, te weten “onder inbeslagneming van enig voorwerp wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp
ten behoeve van strafvordering.”
Uit de stukken en uit hetgeen is verhandeld tijdens de behandeling in raadkamer is niet gebleken van een strafrechtelijk beslag op de goederen of het geld waar het klaagschrift betrekking op heeft. Aangezien het voorwerp/de geldbedragen niet strafrechtelijk in beslag zijn genomen, zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag op grond van artikel 552a Sv.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart klager
niet-ontvankelijkin zijn beklag.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.