In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1961, had een klaagschrift ingediend met het verzoek om teruggave van een kluis die bij hem in beslag was genomen. De rechtbank ontving het klaagschrift op 10 juli 2017 en heeft klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
De klager stelde dat er sprake was van een politie-inval waarbij de kluis uit zijn woning was geroofd. De officier van justitie betoogde echter dat er geen sprake was van strafrechtelijk beslag, waardoor klager niet ontvankelijk verklaard diende te worden in zijn klaagschrift. De rechtbank heeft de stukken en het verhandelde in raadkamer beoordeeld en vastgesteld dat er geen strafrechtelijk beslag op de goederen of het geld was gelegd waar het klaagschrift betrekking op had.
De rechtbank concludeerde dat, aangezien het voorwerp en de geldbedragen niet strafrechtelijk in beslag waren genomen, klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beklag op grond van artikel 552a Sv. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter W.M.C. van den Berg, in tegenwoordigheid van griffier A.B. Boukema. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen na betekening van de beschikking beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.