ECLI:NL:RBAMS:2018:9684

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
C/13/656472 / KG ZA 18-1169
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de waarde van een verzekeringspolis na echtscheiding met betrekking tot Turks huwelijksvermogensrecht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtelieden, [eiseres sub 1] en [gedaagde], over de verdeling van de waarde van een verzekeringspolis en de verkoop van de voormalige echtelijke woning. De echtscheiding van partijen werd op 4 oktober 2011 ingeschreven, en sindsdien zijn er verschillende afspraken gemaakt over de verdeling van de woning, die in 2012 werd getaxeerd op € 162.200,00. Na de echtscheiding heeft [eiseres sub 1] in Turkije gewoond en is zij op 13 november 2017 onder bewind gesteld vanwege problematische schulden. De gedaagde heeft in de woning gewoond met de kinderen en heeft de eigenaarslasten gedragen, maar heeft geen vergoeding betaald aan [eiseres sub 1] voor haar aandeel in de woning.

De eiseressen vorderen dat [gedaagde] meewerkt aan de verkoop van de woning en dat de opbrengst, evenals de waarde van de levensverzekering, bij helfte wordt verdeeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is voor de vordering van [eiseres sub 1], gezien haar schuldenproblematiek. De rechter wijst de vordering toe, waarbij [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen zeven dagen mee te werken aan de verkoop van de woning. Tevens wordt [gedaagde] gelast om een kopie van de levensverzekeringspolis in het geding te brengen, zodat hierover verder gedebatteerd kan worden. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindvonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/656472 / KG ZA 18-1169 FB/EB
Tussenvonnis in kort geding van 6 december 2018
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[eiseres sub 2] , VENNOOT VAN DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [naam VOF],
kantoorhoudende te [naam VOF] , gemeente [gemeente] ,
eiseressen bij dagvaarding van 6 november 2018,
advocaat mr. K. Yigit te Zaandam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.B. Doganer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , de bewindvoerder en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 22 november 2018 hebben [eiseres sub 1] en de bewindvoerder gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten toegelicht, [gedaagde] aan de hand van pleitaantekeningen. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren [eiseres sub 1] , [gedaagde] en hun advocaten aanwezig. [gedaagde] werd tevens bijgestaan door S. Cihangir (tolk).

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] en [gedaagde] zijn ex-echtelieden. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in het register van de burgerlijke stand op 4 oktober 2011.
2.2.
[eiseres sub 1] en [gedaagde] zijn gezamenlijk eigenaar van de voormalige echtelijke woning aan het adres [adres] te [woonplaats] , voor de aankoop waarvan zij destijds een hypothecaire lening hebben afgesloten. Na hun uiteengaan is [gedaagde] met de drie (toen allemaal nog) minderjarige kinderen van partijen in de woning blijven wonen.
2.3.
Over de verdeling van de woning hebben [eiseres sub 1] en [gedaagde] de volgende afspraak gemaakt, die is vastgelegd in een beschikking van deze rechtbank van
17 oktober 2012:
“Partijen zullen een makelaar van het kantoor [naam makelaarskantoor] , gevestigd aan de [vestigingsadres] te [vestigingsadres] (…) of een door dit kantoor genoemde makelaar benaderen om de woning aan de [adres] te [woonplaats] te taxeren. [gedaagde] zal vervolgens, uiterlijk drie maanden na het uitbrengen van het taxatierapport, via de advocaten aan [eiseres sub 1] berichten of hij financieel in staat is tot overname van de woning. Indien dit het geval is, zal [gedaagde] de woning voor de getaxeerde prijs overnemen en ervoor zorgdragen dat [eiseres sub 1] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire schuld wordt ontslagen.
Indien de financieringsmogelijkheden van [gedaagde] strekken tot een lager bedrag dan de getaxeerde waarde, zal [gedaagde] aan [eiseres sub 1] hiervan onderbouwd mededeling doen. Partijen zullen dan bezien of overname door [gedaagde] alsnog mogelijk is op voormelde voet. Bij uitblijven van een dergelijke overeenstemming of indien op andere wijze overname door [gedaagde] niet tot de mogelijkheden behoort, zal de makelaar die de taxatie heeft verricht van partijen de opdracht krijgen de woning te verkopen. De makelaar zal daarbij leidend zijn bij het bepalen van de verkoopprijs.
Zowel in het geval de woning door [gedaagde] zal worden overgenomen, als in het geval dat de woning aan een derde wordt verkocht, zal de in te schakelen notaris op aanwijzen van de makelaar worden aangezocht.
De kosten van de taxatie en de notaris zullen door partijen bij helfte worden gedragen. Bij verkoop aan een derde zal eventuele over- of onderwaarde bij helfte ten gunste of ten laste van partijen komen.”
2.4.
Op 20 november 2012 heeft [naam taxateur] ( [naam makelaarskantoor] ) de marktwaarde van de woning getaxeerd op € 162.200,00.
2.5.
[eiseres sub 1] heeft van 2012 tot 2015 in Turkije verbleven. Inmiddels woont zij weer in Nederland. Zij is op 13 november 2017 door de rechtbank Noord-Holland onder bewind gesteld in verband met problematische schulden, waarbij de bewindvoerder in die hoedanigheid is benoemd.
2.6.
[gedaagde] woont bij zijn huidige partner, met het jongste kind dat hij met [eiseres sub 1] heeft. De (inmiddels meerderjarige) oudste twee kinderen van [gedaagde] en [eiseres sub 1] wonen met toestemming van [gedaagde] in de voormalige echtelijke woning.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 1] en de bewindvoerder vorderen, kort gezegd:
[gedaagde] te veroordelen mee te werken aan de verkoop van de woning, waarbij de vraagprijs, indien partijen het daarover niet eens worden, zal worden vastgesteld door een NVM makelaar, die de woning ook voor dat bedrag zal proberen te verkopen, en waarbij partijen zich over de acceptatie van enig bod zullen verlaten op het advies van de makelaar;
te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de voor de verkoop en levering noodzakelijke rechtshandelingen van [gedaagde] , indien hij die zelf niet binnen zeven dagen na vonnisdatum verricht, zo nodig met benoeming van dwangvertegenwoordigers;
te bepalen dat de over- of onderwaarde van de woning, minus de verkoopkosten, op de leveringsdatum bij helfte worden verdeeld;
[gedaagde] te veroordelen tot medewerking aan de afkoop van de levensverzekering per leveringsdatum, met bepaling dat het vonnis zo nodig in de plaats treedt van de daarvoor benodigde rechtshandelingen van [gedaagde] ;
te bepalen dat partijen de opgebouwde waarde van de verzekering bij helfte verdelen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De directe aanleiding voor de vordering is dat [eiseres sub 1] een schuldsaneringstraject in gang wil zetten. Daarbij heeft zij een redelijk belang nu zij problematische schulden heeft. In een schuldsaneringstraject wordt het beschikbare vermogen van de debiteur geliquideerd en aangewend om de schuldeisers zoveel mogelijk tegemoet te komen. De debiteur is verplicht daaraan mee te werken. Daarmee is het spoedeisend belang bij de vordering gegeven. Dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat [eiseres sub 1] zich al heeft aangemeld voor een schuldsaneringstraject, leidt niet tot een ander oordeel.
4.2.
Uitgangspunt is de in 2012 door partijen gemaakte afspraak. Het betoog van [gedaagde] dat hij uitvoering heeft gegeven aan die afspraak en dat [eiseres sub 1] daarom niet langer de nakoming daarvan kan vorderen, gaat niet op. De verdeling van de woning is destijds stil komen te liggen nadat deze was getaxeerd. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] binnen drie maanden nadat de taxatie was uitgebracht, aan [eiseres sub 1] heeft laten weten of hij financieel in staat was tot overname van de woning tegen de getaxeerde waarde. Het feit dat verdeling van de woning is komen stil te liggen nadat deze was getaxeerd, is dus aan [gedaagde] toe te rekenen.
4.3.
[eiseres sub 1] vordert thans medewerking aan verkoop van de woning aan een derde, omdat zij ervan uitgaat dat [gedaagde] (nog steeds) niet in staat is haar aandeel in de woning over te nemen. Die vordering strookt met de eerder gemaakte afspraken (zie in 2.3) en [eiseres sub 1] beoogt daarmee de uitvoering van die afspraken te hervatten vanaf het punt waarop die destijds is blijven steken. Anders dan [gedaagde] meent, is van strijd met de in de beschikking vastgelegde afspraak geen sprake. Ook was voorafgaande betekening van de beschikking niet vereist, nu die beschikking partijafspraken bevat. De vordering zal worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
4.4.
Het verweer dat onderdeel II van de eis zo knullig is geformuleerd dat die bij toewijzing niet te executeren zou zijn, gaat evenmin op. Voldoende duidelijk is dat [eiseres sub 1] vordert haar de mogelijkheid te geven om de naleving van de uit te spreken veroordeling zo nodig te bewerkstelligen door middel van reële executie, hetzij in de vorm van een bepaling dat het de uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is, hetzij door een dwangvertegenwoordiger (zie artikel 3:300 BW). De mogelijkheid van reële executie zal alleen worden toegekend voor de verkoopopdracht aan de makelaar. Het strekt nu nog te ver om die machtiging ook te verlenen voor de koopovereenkomst en de daarop voortbouwende levering. Wel dienen partijen een bod serieus in overweging te nemen indien de makelaar hun dat adviseert.
Zouden partijen niet tot overeenstemming komen over de verkoop, dan kunnen zij de voorzieningenrechter om een aanvullende beslissing vragen.
4.5.
Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] er met name bezwaar tegen heeft dat [eiseres sub 1] zal meeprofiteren van de verkoopopbrengst, die naar verwachting nu hoger zal zijn dan in 2012, toen de huizenmarkt slecht was. Zij verdient dat volgens hem niet omdat zij al die jaren niet naar de woning heeft omgekeken en niet heeft meebetaald aan de lasten van woning, terwijl hij zelf inmiddels in de woning heeft geïnvesteerd en de waarde ervan heeft vermeerderd.
4.6.
Volgens vaste rechtspraak is de peildatum voor de waardering van een gemeenschappelijk goed het moment van de feitelijke verdeling daarvan. Dat de afspraken al in 2012 zijn gemaakt, toen de woning minder waard was, staat niet in de weg aan toewijzing van de vordering. De uitvoering van die afspraken is door toedoen van [gedaagde] stil komen te liggen. Indien hij destijds in staat was het aandeel van [eiseres sub 1] over te nemen, had hij de medewerking van [eiseres sub 1] daaraan in rechte kunnen afdwingen, ook nadat zij naar het buitenland was vertrokken. Hij was met die mogelijkheid bekend; het vertrek van [eiseres sub 1] heeft hem er niet van weerhouden diverse juridische procedures tegen haar te voeren over een aantal familierechtelijke kwesties. Hij heeft er echter voor gekozen de verdeling van de woning op zijn beloop te laten. Bij deze stand van zaken kan de reden voor het vertrek van [eiseres sub 1] naar het buitenland, waarover partijen van mening verschillen, in het midden blijven.
4.7.
Niet betwist is dat [gedaagde] sinds het vertrek van [eiseres sub 1] uit de woning, als enige de eigenaarslasten daarvan heeft gedragen. Daartegenover staat dat hij sindsdien ook als enige gebruik heeft gemaakt van de gehele woning, zonder [eiseres sub 1] een vergoeding te betalen voor het gebruik van haar aandeel in de woning. Deze vergoeding is hij in beginsel echter wel aan haar verschuldigd. Voorshands worden deze beide posten tegen elkaar weggestreept. Niet aannemelijk is dan ook dat [gedaagde] een regresvordering op [eiseres sub 1] heeft die hij kan verrekenen met haar aandeel in de verkoopopbrengst, dat partijen destijds hebben bepaald op 50%.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij de aankoop van de woning een levensverzekering bij ASR is afgesloten. [eiseres sub 1] vordert te bepalen dat deze moet worden afgekocht en dat de opgebouwde waarde daarvan bij helfte moet worden verdeeld. Partijen verschillen op diverse punten van mening over deze verzekering. Nu geen bescheiden aangaande de verzekering zijn overgelegd, ontbreekt het inzicht voor een afgewogen beslissing. [eiseres sub 1] is niet in staat om die gegevens aan te leveren, omdat, naar tussen partijen vaststaat, alle post daarover naar [gedaagde] gaat. [gedaagde] zal worden gelast een kopie van de polis in het geding te brengen zodat daarover kan worden gedebatteerd. Beide partijen zullen vervolgens een akte mogen nemen om hun standpunten op het punt van de levensverzekering te preciseren. Zij krijgen daarvoor ieder een week de tijd, waarbij geldt dat [gedaagde] als eerste zijn standpunt gemotiveerd dient uiteen te zetten, waarop [eiseres sub 1] kan reageren.
4.9.
Een beslissing over de proceskosten zal worden genomen bij het eindvonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de verkoop van de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] , door het verstrekken van een verkoopopdracht aan een makelaar van het kantoor [naam makelaarskantoor] of aan een door dit kantoor genoemde NVM makelaar, waarbij:
de vraagprijs, indien partijen het daarover niet eens worden, door de benoemde makelaar zal worden vastgesteld;
partijen een bod serieus in overweging zullen nemen indien de makelaar hun dat adviseert; en
de verkoopopbrengst bij helfte wordt verdeeld,
5.2.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de onder 5.1 genoemde verkoopopdracht geeft, dit vonnis in de plaats treedt van de verkoopopdracht,
5.3.
gelast [gedaagde] om binnen een week na vonnisdatum een kopie van de polis van de ASR levensverzekering in het geding te brengen, en stelt hem in de gelegenheid tegelijkertijd een akte te nemen waarin hij zijn standpunten ten aanzien van de levensverzekering preciseert,
5.4.
stelt [eiseres sub 1] in de gelegenheid om binnen een week nadat de verzekeringspolis in het geding is gebracht en de onder 5.3 genoemde akte is genomen, ook van haar kant een akte te nemen waarin zij haar standpunten ten aanzien van de levensverzekering preciseert,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
bepaalt dat de procedure pro forma wordt aangehouden tot donderdag
20 december 2018 in verband met de onder 5.3 en 5.4 genoemde proceshandelingen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2018. [1]

Voetnoten

1.type: eB