ECLI:NL:RBAMS:2018:964

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
C/13/623702 / HA ZA 17-159
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Buma/Stemra voor schadevergoeding aan componist voor muziekgebruik in themaparken

In deze zaak vorderde de eiser, een componist, schadevergoeding van de vereniging Buma/Stemra voor het gebruik van zijn muziek in themaparken zoals de Efteling, Europa-Park en Toverland tussen 2005 en 2016. De eiser stelde dat Buma tekort was geschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst door onvoldoende handhaving van zijn muziekrechten en het toepassen van onjuiste tarieven voor de afrekening van het muziekgebruik. De rechtbank beoordeelde of Buma de exploitatieovereenkomst naar behoren had nagekomen en of de toegepaste tarieven correct waren. De rechtbank oordeelde dat Buma de muziek van de eiser correct had ingedeeld onder de tarieven voor achtergrondmuziek en dat de afrekeningen op basis van het referentierepertoire waren uitgevoerd. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat Buma niet toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de eiser geen recht had op de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/623702 / HA ZA 17-159
Vonnis van 21 februari 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. Y. Hootsmans te Amsterdam,
tegen
de vereniging
VERENIGING BUMA,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. S.R.M.T. Janssen te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna [eiser] en Buma worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 januari 2017, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 19 april 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 3 oktober 2017, met de daarin genoemde
stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is componist en muziekproducent.
2.2.
Buma is een auteursrechtenorganisatie, die collectief de belangen behartigt van bij haar aangesloten componisten met betrekking tot de openbaarmaking van hun werken. Buma verleent in dat kader licenties voor het openbaar maken, tegen betaling van een vergoeding die volgens vastgestelde formules wordt berekend. Buma hanteert voor de incassering voor het muziekgebruik verschillende tarieven, waaronder het Algemeen Tarief Muziekgebruik (ATM), het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek (TMA), het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek Horeca (TMAH) en het Tarief Kermis.
2.3.
De tarieftekst van het ATM luidt:

Het Algemeen Tarief Muziekgebruik is van toepassing op Muziekgebruik in de vorm van uitvoeringen door één (of meer) uitvoerende kunstenaar(s) en/of door middel van Geluidsapparatuur, ook wanneer dat Muziekgebruik geschiedt binnen een evenement dat niet in het bijzonder op dat Muziekgebruik is gericht.
Bij het ATM wordt de verschuldigde (licentie)vergoeding berekend aan de hand van een percentage van de recette, het totaal aan inkomsten uit entreegelden en andere inkomsten met betrekking tot het evenement.
2.4.
Het TMA is volgens de tarieftekst van toepassing op “
muziek die[door middel van Geluidsapparatuur]
ten gehore wordt gebracht op een constant en niet op de voorgrond tredend geluidsniveau, welke muziek er toe dient om sfeer te verhogen (voornamelijk) door stilte te doorbreken”. Het TMA is onderverdeeld in twee categorieën:

Onder categorie A vallen:Kunstijsbanen, muziek aan de gevel en/of in de portiek van een individuele winkel, winkelcentra, straten, galerijen, passages, amusementshallen, zorginstellingen (zoals verpleeghuizen, ziekenhuizen, bejaardenhuizen), alle overige exploitaties waarop conform artikel 3 het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek van toepassing is.
Onder categorie B vallen uitsluitend:Winkels (met uitzondering van zelfbedieningsbedrijven, supermarkten en warenhuizen) fancy-fairs, tentoonstellingen, stands, natuurijsbanen, toonbankzaken, videotheken, sportterreinen, stadions (geen ijsstadions) en sporthallen, sportruimten zonder horecavoorziening, vliegtuigen, treinen, autobussen, wachtruimten zonder horecavoorziening, zwem- en saunabaden, benzine-stations, parkeergarages.
2.5.
Het TMAH geldt volgens de tarieftekst voor “
Achtergrondmuziek die door middel van Geluidsapparatuur ten gehore wordt gebracht in een Horecabedrijf(…)
en andere publiek toegankelijke ruimten, als daar eet-/drinkwaren worden verstrekt en deze ter plaatse kunnen worden gebruikt.(…)”
2.6.
Het Tarief Kermis geldt voor kermisattracties, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote exploitaties.
2.7.
Voor muziekgebruik dat valt onder het TMA, TMAH en Tarief Kermis verleent Buma een zogenaamde “blanket license”, een licentie die het gehele repertoire van Buma omvat. Daarvoor geldt een vaste vergoeding die is gebaseerd op de oppervlakte van de ruimte of locatie waarin de muziek te beluisteren is. In de tarieftekst van het TMA is hierover onder het kopje “Voorbeelden inzake oppervlaktebepaling en categorie-indeling” onder meer het volgende opgenomen:

Galerijen, straten, passages en winkelcentra
Berekend wordt de bruto oppervlakte van de ruimte waarin de muziek te beluisteren is. Is de muziek uitsluitend langs de gevels hoorbaar, dan moet om de oppervlakte te bepalen de totale lengte van die gevels met een factor drie worden vermenigvuldigd.
Muziek aan de gevel en/of in de portiek van een individuele winkel
Om de oppervlakte te bepalen, moet de lengte in meters van de gevel langs welke de muziek hoorbaar is, vermenigvuldigd worden met een factor drie.(…)
Sportterreinen en stadions(met uitzondering van sportkantines en ijsstadions)
De oppervlakte wordt als volgt bepaald: aantal tribuneplaatsen * ¼ = aantal m2.
(…)
Treinen, vliegtuigen, autobussen
De oppervlakte wordt als volgt bepaald: aantal zitplaatsen * ½ = aantal m2.
2.8.
Voor muziekgebruik in het buitenland wordt Buma voor de uitoefening en handhaving van auteursrechten vertegenwoordigd door zusterorganisaties, zoals de Duitse GEMA. Vergoedingen worden geïnd door de zusterorganisaties op wiens grondgebied de muziekwerken worden gebruikt, waarna de vergoedingen worden doorbetaald aan Buma, die ze daarna uitkeert aan haar leden.
2.9.
Op 10 november 1978 heeft [eiser] met Buma een exploitatieovereenkomst gesloten (hierna: de exploitatieovereenkomst), waarbij [eiser] het muziekauteursrecht op zijn repertoire ter exploitatie aan Buma heeft overgedragen.
2.10.
Op de door partijen gesloten exploitatieovereenkomst is het Repartitiereglement van Buma (hierna ook: RR) van toepassing, welke de verdeling en betaling regelt van de door Buma ten titel van muziekauteursrechten ontvangen gelden.
2.11.
Artikel 5 lid 3 RR luidt als volgt:

Grondslag voor de verdeling vormen de bij Buma beschikbare programma-opgaven. Met betrekking tot de verkrijging en de verwerking van programma-opgaven neemt de directie dusdanige maatregelen als zowel uit een oogpunt van rechtvaardige verdeling als uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering wenselijk is.
Onder programma-opgave wordt volgens artikel 1, onder g, van het repartitiereglement verstaan: “
de opgave met betrekking tot tijdens een uitvoering of uitzending uitgevoerde of uitgezonden muziekwerken, hieronder tevens te verstaan via steekproeven of anderszins verkregen programmagegevens”.
Op dit artikel wordt in artikel 5 van de Toelichting bij het RR, voor zover relevant, de volgende toelichting gegeven:

Het derde, vierde en het vijfde lid van artikel 5 gaan over de programma-opgaven. Buma is volgens deze bepalingen verplicht zich in te spannen om programma-opgaven te verkrijgen. Die inspanningsverplichting heeft zijn grenzen: enerzijds kan onder bepaalde omstandigheden van verdere garing worden afgezien als de aanwezige programma-opgaven al tot een rechtvaardige verdeling kunnen leiden, anderzijds hoeft Buma niet verder te garen als die verdere garing bijvoorbeeld al te hoge kosten met zich mee zou brengen.
2.12.
Het bedrag dat Buma per rubriek geïncasseerd heeft, wordt onder aftrek van kosten verdeeld onder de rechthebbenden van het uitgevoerde repertoire. Met betrekking tot het uitkeren van gelden van achtergrondmuziek kent Buma de distributiecategorieën “AM (mechanische achtergrondmuziek)” en “AGMHOR (achtergrondmuziek horeca)”. De gelden in deze rubrieken worden uitgekeerd op basis van het referentierepertoire. Het referentierepertoire voor de distributiecategorie AM bestaat uit alle muziekwerken (langer dan 1 minuut) welke zijn uitgezonden door een radio- of TV-zender. Voor de distributiecategorie AGMHOR bestaat het referentierepertoire uit de muziek die in horecabedrijven wordt afgespeeld door achtergrondmuziek installaties, wat via steekproeven wordt vastgesteld.
2.13.
Op grond van artikel 9 RR is speciale repartitie mogelijk. Voornoemd artikel luidt:

Voor het uitkeren van een aandeel voor niet-gesignaleerde uitvoeringen van repertoire dat wegens het type uitvoeringslocatie niet in programma-opgaven voorkomt kan het bestuur een nadere regeling doen treffen ten laste van de betreffende rubriek, zoals vast te stellen in het kader van de jaarrekening.
2.14.
Voor klachten over (het gebrek aan) afrekeningen betreffende het muziekgebruik, bestaat bij Buma de commentarenprocedure. Ten aanzien van reclames is in artikel 16 lid 2 RR onder meer het volgende bepaald:

Reclames over in enig jaar verrichte afrekeningen worden in behandeling genomen tot uiterlijk 31 december van het tweede jaar volgend op het kalenderjaar waarin de desbetreffende afrekening is verricht. Nadien vervalt het recht van de deelnemer om over de desbetreffende afrekening te reclameren.
Op dit artikel wordt in artikel 16, derde lid, van de Toelichting bij het RR, voor zover relevant, de volgende toelichting gegeven:

De vervaltermijn (klachttermijn) begint te lopen vanaf de datum dat Buma/Stemra over dergelijk gebruik de afrekeningen aan haar rechthebbenden heeft verzonden, ook in gevallen waarin het gebruik van een werk niet is gesignaleerd en er feitelijk geen afrekening daarover aan de rechthebbende is geweest. Anders gezegd: het niet afrekenen van gebruik over een bepaalde periode van een bepaald werk van een deelnemer wordt ook gezien als een afrekening voor die periode.”
2.15.
In 2004 heeft [eiser] in opdracht van het themapark de Efteling muziek gecomponeerd voor de looppaden en de parkeerplaats van de Efteling en voor de attractie “het Meisje met de Zwavelstokjes”. In 2007 heeft [eiser] in opdracht van het in Duitsland gelegen themapark Europa-Park muziek gecomponeerd voor de attractie Ebenteuer Atlantis. In 2011 heeft [eiser] in opdracht van het themapark Toverland muziek gecomponeerd voor de aanlooproute op de parkeerplaats en voor de indoorattractiehal "Land van Toos”.
2.16.
Buma heeft voor het muziekgebruik in de Efteling en Toverland een licentie verleend die valt onder de brancheovereenkomst die Buma heeft gesloten met Koninklijk Horeca Nederland (hierna: KHN). GEMA heeft een licentieovereenkomst gesloten met Europa-Park voor de in het themapark openbaar gemaakte muziek.
2.17.
[eiser] heeft over de jaren 2005 tot en met 2015 jaarlijks afrekeningen ontvangen voor het gebruik van zijn muziek in de Efteling, op grond waarvan aan hem een vergoeding is uitgekeerd voor “het gebruik van [zijn] repertoire (…) in de Efteling (Looppadenmuziek, Meisje met de Zwavelstokjes)”. Op de afrekeningen is telkens de volgende zin opgenomen: “
Met ingang van 2000 geldt het gewijzigde Buma Repartitiereglement. Op grond van de artikelen 9 en 10 is het mogelijk gelden uit te keren voor muziekgebruik dat niet of onvoldoende herkenbaar in programmaopgaven voorkomt.
2.18.
Bij e-mail van 12 maart 2014 heeft [eiser] aan Buma gemeld dat Toverland niet op de door hem ontvangen afrekening stond en gevraagd om toelichting. Bij e-mail van 27 maart 2014 heeft [naam ] (hierna: [naam ] ) namens Buma toelichting gegeven over de wijze van afrekening (via het referentierepertoire) en daarbij gewezen op de mogelijkheid een beroep te doen op artikel 9/10 RR. Daarbij is [eiser] verzocht om nadere informatie. [eiser] heeft bij e-mail van 27 maart 2014 de titels van de door hem gecomponeerde muziek aan Buma doorgegeven, onder vermelding dat deze muziek al twee jaar werd gebruikt.
2.19.
Op 9 juni 2015 heeft een overleg plaatsgevonden tussen [eiser] en [naam ] .
Daarna heeft tussen hen een e-mailwisseling plaatsgevonden over de wijze waarop het muziekgebruik in de Efteling werd afgerekend.
2.20.
Bij brief van 21 juli 2015 heeft [eiser] Buma aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van Buma in de nakoming van de exploitatieovereenkomst.
2.21.
Per brief van 9 oktober 2015 heeft [eiser] een commentaar ingediend betreffende de afrekeningen voor de jaren 2005 tot en met 2014.
2.22.
Op 8 september 2016 heeft [eiser] “voor zover vereist” expliciet een verzoek gedaan op grond van artikel 9 RR voor de muziekwerken die in de themaparken openbaar worden gemaakt.
2.23.
Op 27 september 2017 heeft Buma aan [eiser] een vergoeding toegekend over het jaar 2016 voor het muziekgebruik op de parkeerplaats en bij de attractie “het Meisje met de Zwavelstokjes” in de Efteling. Op 2 oktober 2017 heeft Buma (met toepassing van artikel 9 RR) aan [eiser] een vergoeding toegekend over het jaar 2016 voor het muziekgebruik op de looppaden, pleinen en twee horecagelegenheden in de Efteling en voor het muziekgebruik in Toverland. Daarnaast heeft Buma op 2 oktober 2017 aan [eiser] een aanvullende vergoeding toegekend voor het muziekgebruik in de Efteling in de jaren 2011 tot en met 2014.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - na eiswijziging - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. verklaart voor recht dat de muziek van [eiser] die in de themaparken Efteling, Europa-Park en Toverland werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het tarief Algemeen Tarief Muziekgebruik;
subsidiair:
III. verklaart voor recht dat de muziek van [eiser] die in de themaparken Efteling, Europa-Park en Toverland buiten de eet- en drinkgelegenheden werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het tarief Algemeen Tarief Muziekgebruik, alsmede dat de muziek van [eiser] die in de genoemde themaparken in en op het terras van de eet- en drinkgelegenheden werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek Horeca;
meer subsidiair 1:
IV. verklaart voor recht dat de muziek van [eiser] die in de themaparken Efteling, Europa-Park en Toverland werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek Horeca;
meer subsidiair 2:
V. verklaart voor recht dat de muziek van [eiser] die in de themaparken Efteling, Europa-Park en Toverland buiten de eet- en drinkgelegenheden werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek, categorie A, alsmede dat de muziek van [eiser] die in de genoemde themaparken in en op het terras van de eet- en drinkgelegenheden werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek Horeca;
meer subsidiair 3:
VI. verklaart voor recht dat de muziek van [eiser] die in de themaparken Efteling, Europa-Park en Toverland werd, wordt en zal worden gebruikt dient te worden afgerekend volgens het Tarief Mechanische Achtergrondmuziek, categorie A,
alsmede
VII. verklaart voor recht dat Buma toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de genoemde exploitatieovereenkomst door de muziekrechten van [eiser] niet dan wel onvoldoende uit te oefenen en te handhaven, op grond waarvan [eiser] recht heeft op nakoming en/of schadevergoeding vanaf het moment van ingebruikname van de desbetreffende muziekwerken;
VIII. Buma veroordeelt tot nakoming van de contractuele verhouding en/of tot vergoeding van de schade aan de zijde van [eiser] , zulks te rekenen vanaf ingebruikname van de desbetreffende muziekwerken, op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover per 1 november van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de betaling ten titel van nakoming en/of schadevergoeding betrekking heeft tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. Buma veroordeelt voor wat betreft de toekomst tot nakoming van de contractuele verhouding en [eiser] na 2015 af te rekenen conform het toepasselijke tarief en [eiser] voor het overige te voldoen in overeenstemming met de tussen partijen toepasselijke regelgeving;
X. Buma veroordeelt om binnen tien dagen na betekening van het vonnis aan [eiser] te verstrekken:
- afschriften van de berekeningen die aan alle afrekeningen ten grondslag liggen, inclusief het gehanteerde oppervlakte en alle informatie waarmee is gerekend die relevant is voor de uitkering;
- afschrift van de licentieovereenkomsten tussen Buma enerzijds en de Efteling, Europa-Park en Toverland anderzijds met betrekking tot het gebruik van de muziek van [eiser] ;
- afschrift van de correspondentie met Europa-Park met betrekking tot de afrekening van het gebruik van de muziek van [eiser] ;
- afschriften van de jaarlijkse opgaves zoals deze verstrekt zijn door ieder van de themaparken waar de muziek van [eiser] ten gehore wordt gebracht;
alle onderdelen elk op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat hieraan geheel of gedeeltelijk niet wordt voldaan;
XI. Buma veroordeelt tot het verstrekken van rekening en verantwoording ex artikel 771 Rv, een en ander met inachtneming van datgene wat verwoord is in het lichaam van de dagvaarding;
XII. Buma veroordeelt aan [eiser] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.842,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van dagvaarding;
XIII. Buma veroordeelt in de kosten van de deurwaarder in verband met het opstellen van de processen-verbaal van bevindingen;
XIV. Buma veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt dat Buma het beheer van zijn muziekauteursrechten, waaronder de handhaving, al geruime tijd niet dan wel ondeugdelijk uitvoert, waardoor hij aanzienlijke schade heeft geleden. Volgens [eiser] heeft hij voor het gebruik van zijn muziek te weinig vergoeding ontvangen doordat Buma (I) een aanzienlijk deel van de muziekrechten van [eiser] niet heeft gehandhaafd, (II) ten aanzien van de afgerekende muziekrechten een onjuist tarief heeft gehanteerd en (III) uit is gegaan van een onjuist muziekgebruik (oppervlakte en gebruiksduur). Bovendien verwijt [eiser] Buma dat zij geen rekening en verantwoording aflegt en geen inzage geeft over de afrekeningen.
3.3.
Buma voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of Buma de exploitatieovereenkomst naar behoren is nagekomen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat als onweersproken is komen vast te staan dat Buma voor het muziekgebruik in de Efteling en Toverland, waaronder de door [eiser] gecomponeerde en aangemelde muziek, licentievergoedingen heeft geïncasseerd. Buma heeft het TMA categorie B toegepast voor alle looppaden en pleinen in de themaparken, het TMAH voor de horecagelegenheden in de themaparken en het tarief Kermis Groot voor de muziek bij de attractie “Het Meisje met de Zwavelstokjes”. Hiervan is aan [eiser] tot 2015 een vergoeding afgedragen voor het muziekgebruik in de Efteling op de “Looppadenmuziek, Meisje met de Zwavelstokjes” en in 2016 voor een vergoeding voor al het muziekgebruik. Ten aanzien van het muziekgebruik in Europa-Park wordt ook als vaststaand aangenomen dat daarvoor - door GEMA - licentievergoedingen zijn geïncasseerd. Dit volgt immers uit de afrekening Distributie 1056, waarvan Buma een printscreen in de conclusie van antwoord heeft opgenomen, en de overgelegde e-mails van GEMA waarin gerefereerd wordt aan een licentieovereenkomst tussen GEMA en Europa-Park. [eiser] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken.
4.3.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat Buma de licentievergoedingen niet op de juiste wijze heeft geïncasseerd. [eiser] stelt daartoe (primair) dat zijn muziek niet valt onder het TMA categorie B, maar onder het ATM aangezien de muziek in themaparken een geheel zelfstandige betekenis heeft voor de totaalbeleving van een themapark en dus niet gekwalificeerd kan worden als achtergrondmuziek. Daarnaast stelt [eiser] dat Buma bij de incasso is uitgegaan van een te klein oppervlakte waarin de muziek te horen was, aangezien de lanen en paden in de Efteling en Toverland veel meer oppervlakte hebben dan in de licentieovereenkomsten staat opgenomen. Bovendien heeft Buma wat betreft de Efteling ten onrechte slechts voor negen maanden muziekgebruik geïncasseerd, terwijl de Efteling vanaf 2010 het gehele jaar geopend is. Buma heeft de geïncasseerde bedragen volgens [eiser] ook niet op de juiste wijze aan hem afgedragen. [eiser] stelt dat Buma op basis van daadwerkelijk gebruik van het muziekgebruik had moeten afdragen en niet op basis van het referentierepertoire. Volgens [eiser] heeft hij ten onrechte geen vergoeding ontvangen voor het gebruik van zijn muziek (I) op de looppaden, pleinen en horecagelegenheden binnen de Efteling, (II) in Toverland en (III) in Europa-Park.
4.4.
Bij de beoordeling van de voornoemde verwijten, wordt het volgende vooropgesteld. Buma heeft er terecht op gewezen dat het bepaalde in artikel 5 lid 3 RR ruimte laat voor een beleidsmatige afweging betreffende de wijze waarop en de mate waarin Buma informatie vergaart ten behoeve van de incasso en repartitie voor openbaar muziekgebruik. In de rede ligt dat, zoals Buma aanvoert, de kosten om het auteursrecht te handhaven in verhouding moeten staan tot de baten daarvan, waarbij Buma dient te waken voor een gelijke behandeling van auteurs. Gelet hierop zijn beleidsmatige keuzes gemaakt die tot een zekere standaardisering hebben geleid, zoals vastgelegd in het Exploitatiereglement en het Repartitiereglement. Onderdeel daarvan is dat niet voor elk muziekgebruik wordt afgerekend op basis van feitelijk gebruik, maar dat voor achtergrondmuziek een blanket license aan muziekgebruikers wordt verstrekt voor het gehele Buma-repertoire en dat de ontvangen licentievergoedingen vervolgens onder de rechthebbenden worden verdeeld op basis van een zogenaamd referentierepertoire. De vraag kan worden gesteld of de onderhavige muziek in dit beleid past. Het betreft hier immers muziek die in opdracht is gecomponeerd ten behoeve van een voortdurende openbaarmaking op een specifieke plek. Dit laat echter onverlet dat [eiser] zich aan dit beleid heeft gecommitteerd door zich, zonder daartoe verplicht te zijn, aan te sluiten bij Buma. Zoals Buma terecht aanvoert, brengt de omvang van het collectieve beheer van Buma mee dat het niet voor de hand ligt om van dit beleid op eigen initiatief af te wijken in individuele gevallen. Voor het geval daartoe echter wel aanleiding bestaat, kan een rechthebbende op grond van artikel 9 RR een verzoek indienen tot speciale repartitie. Bovendien kan een rechthebbende, indien hij van mening is dat hij ten onrechte geen of te weinig geld heeft ontvangen voor het gebruik van zijn muziek, een commentaar indienen bij Buma conform artikel 16 RR. Tegen deze achtergrond dient beoordeeld te worden of Buma op de juiste wijze heeft geïncasseerd en afgedragen of dat zij op (een van) deze punten is tekortgeschoten.
Het toepasselijke tarief
4.5.
Buma hanteert een aantal vaste tarieven voor het openbaar maken van muziekwerken van bij haar aangesloten leden, zoals hiervoor onder de feiten is weergegeven. De door [eiser] gecomponeerde muziek dient dus - ongeacht de bijzondere aard of betekenis van die muziek - telkens in één van de door Buma gehanteerde tarieven te worden ingedeeld. Hoewel aan [eiser] kan worden toegegeven dat de muziek in themaparken een grotere betekenis heeft dan achtergrondmuziek in bijvoorbeeld horecagelegenheden, maakt dit feit niet dat de muziek daardoor valt onder het ATM. Buma heeft er terecht op gewezen dat het ATM van toepassing is op uitvoeringen door één (of meer) uitvoerende kunstenaar(s), zoals ook in de tarieftekst is te lezen, en dat de openbaarmaking van de muziek van [eiser] niet via een dergelijke uitvoering plaatsvindt. De door [eiser] gecomponeerde muziek wordt namelijk via geluidsapparatuur op de achtergrond afgespeeld, terwijl mensen door het park lopen - en interactie met elkaar hebben - of een attractie ingaan. Dit muziekgebruik sluit wat betreft de looppaden, pleinen en het parkeerterrein van de themaparken daarom het meest aan bij de tarieftekst van het TMA, welk tarief Buma ook heeft toegepast. Buma is daarbij uitgegaan van categorie B, omdat Buma voornoemde gebieden gelijkstelt aan “wachtruimte zonder horecavoorziening”, hetgeen de rechtbank, onder verwijzing naar de beleidsvrijheid die Buma kent, niet onbegrijpelijk voorkomt. Het feit dat er in de themaparken wel horecagelegenheden aanwezig zijn en dat zij in dat kader ook een drank- en horecavergunning hebben, maakt - anders dan [eiser] lijkt te betogen - niet dat het gehele themapark als horecavoorziening in de zin van de tarieftekst moet worden aangemerkt. Daarbij geldt dat, daar waar de muziek van [eiser] wel ten gehore is gebracht in een horecavoorziening in de themaparken, Buma het TMAH heeft toegepast, wat in het verlengde van het voorgaande ook in de rede ligt. Eveneens is navolgbaar dat Buma voor de attractie “het Meisje met de Zwavelstokjes” het tarief Kermis heeft toegepast. Er is immers sprake van een attractie, waarbij de muziek door geluidsapparatuur - niet door een uitvoerend kunstenaar - ten gehore wordt gebracht.
4.6.
Het voorgaande houdt in dat de gevorderde verklaringen voor recht dat de door [eiser] gecomponeerde muziek valt onder het ATM, dan wel (geheel) onder het TMAH of TMA categorie A, zullen worden afgewezen. Voor zover een verklaring voor recht is gevorderd dat de muziek in de horecagelegenheden in de themaparken dienen te worden afgerekend onder het TMAH heeft [eiser] daarbij geen belang, aangezien is komen vast te staan dat Buma dit ook heeft gedaan en thans nog doet.
4.7.
Aangezien de muziek van [eiser] valt in de categorieën TMA, TMAH respectievelijk Tarief Kermis, valt de muziek - conform het beleid van Buma - onder de blanket license die Buma aan de themaparken heeft verleend voor het gehele repertoire van Buma. Buma incasseert ten aanzien van deze muziek een vaste vergoeding, gebaseerd op de oppervlakte van de ruimtes of locaties waarin de muziek te beluisteren is.
Oppervlaktes licentieovereenkomsten
4.8.
[eiser] stelt ten aanzien van de Efteling en Toverland dat Buma te weinig licentievergoedingen heeft geïncasseerd, omdat zij in de licentieovereenkomsten is uitgegaan van kleinere oppervlaktes dan waarin de muziek in de themaparken te beluisteren is (geweest). [eiser] verwijst naar processen-verbaal van constatering betreffende het muziekgebruik, die in zijn opdracht door een deurwaarder zijn opgemaakt. [eiser] neemt daarbij als uitgangspunt dat de licentievergoedingen moeten worden bepaald op grond van het feitelijke aantal vierkante meters van de looppaden en pleinen waarin de muziek te horen is. Buma heeft hiertegen aangevoerd dat de oppervlaktes van de looppaden van de themaparken waarvoor een licentie is verleend, op grond van het TMA zijn bepaald op de lengte van de looppaden vermenigvuldigd met drie.
4.9.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, geldt dat Buma een zekere mate van beleidsvrijheid heeft ten aanzien van de wijze waarop zij de oppervlakte berekent waarin de door haar gelicentieerde muziek te horen is. Zij heeft hiertoe beleid ontwikkeld, zoals blijkt uit de “voorbeelden inzake oppervlaktebepaling en categorie-indeling” die zijn opgenomen in de tarieftekst van het TMA (zie 2.7). Uit die voorbeelden volgt dat de oppervlakte van het muziekgebruik op verschillende manieren wordt bepaald, afhankelijk van de soort ruimte waar het muziekgebruik plaatsvindt. De oppervlakte waarin de muziek in de themaparken te horen is, zal dus op één van die manieren moeten worden berekend.
4.10.
Voor wat betreft het muziekgebruik op de looppaden van de themaparken, heeft Buma aansluiting gezocht bij de wijze van berekening die geldt voor muziek die langs gevels hoorbaar is, in die zin dat zij voor themaparken uitgaat van de lengte van het looppad (in plaats van die van een gevel) waarlangs de muziek wordt afgespeeld. Dit komt de rechtbank niet onredelijk voor. Het betoog van [eiser] dat bij het looppad op de parkeerplaats van de Efteling geen sprake is van een gevel en dat de muziek daar dus niet alleen één kant op klinkt, maakt het voorgaande niet anders. Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan van Buma niet worden verwacht dat zij in individuele gevallen, zoals ten aanzien van het looppad op de parkeerplaats van de Efteling, op eigen initiatief van het beleid afwijkt. Ook niet indien de muziek in dat geval wellicht op een groter oppervlakte te horen is dan de oppervlakte die volgens het beleid is vastgesteld, hetgeen nu eenmaal het gevolg van het vastgestelde beleid kan zijn. Buma heeft de oppervlaktes waarin de muziek op de looppaden in de themaparken te horen is, dus mogen berekenen door de lengte van de looppaden met drie te vermenigvuldigen. Voor zover [eiser] betoogt dat de looppaden van de themaparken feitelijk langer zijn dan het aantal meters die Buma in haar licentie heeft opgenomen, heeft [eiser] dit standpunt niet, althans onvoldoende, onderbouwd. [eiser] wordt in dat kader niet gevolgd in zijn stelling dat de licentieoverzichten te weinig informatie bevatten om dit te kunnen beoordelen, aangezien per gebied is weergegeven van welke lengte Buma is uitgegaan. Ook ten aanzien van de horecagelegenheden en pleinen in de themaparken heeft [eiser] niet, althans onvoldoende, onderbouwd gesteld dat Buma de oppervlaktes van het muziekgebruik verkeerd heeft berekend.
Gebruiksduur
4.11.
[eiser] heeft gesteld dat Buma vanaf 2010 ten onrechte slechts voor negen maanden per jaar muziekgebruik heeft geïncasseerd bij de Efteling, terwijl de Efteling vanaf 2010 twaalf maanden per jaar geopend is. Buma heeft het voorgaande erkend. Anders dan [eiser] betoogt, betekent het enkele feit dat Buma kennelijk enige tijd op basis van foutieve informatie minder heeft geïncasseerd van de licentienemers niet dat Buma daarmee toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst. In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen, kan van Buma niet worden verwacht dat zij in alle individuele gevallen onderzoek doet naar het feitelijke muziekgebruik en dat zij alle opgaves van muziekgebruikers in die zin controleert. Dit geldt temeer gelet op de onweersproken gebleven toelichting van Buma dat de licenties van de themaparken verlopen via KHN, zodat de opgaves van themaparken bij KHN worden gedaan en KHN bij de themaparken incasseert via een collectieve regeling.
4.12.
Daarbij heeft Buma, naar aanleiding van het door [eiser] ingediende commentaar, inmiddels de afrekening wat betreft de duur van het muziekgebruik in de Efteling gecorrigeerd van negen naar twaalf maanden voor de jaren 2011 tot en met 2014. Uit de afrekening voor het muziekgebruik in 2015 maakt de rechtbank op dat Buma, zoals zij aanvoert, ook voor het muziekgebruik in 2015 heeft geïncasseerd en afgedragen op basis van twaalf maanden openstelling van de Efteling. [eiser] heeft voor het jaar 2015 namelijk een groter bedrag uitgekeerd gekregen dan het jaar ervoor, zonder dat [eiser] daarvoor een alternatieve verklaring heeft gegeven. Ook voor het muziekgebruik in 2016 is op basis van twaalf maanden openstelling geïncasseerd en afgedragen. Op basis van het voorgaande, in samenhang bezien, is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming richting [eiser] .
4.13.
Het betoog van [eiser] dat hij ook voor de jaren 2005 tot en met 2010 een aanvullende vergoeding behoort te krijgen, faalt. Buma beroept zich ten aanzien van deze jaren op de vervaltermijn zoals neergelegd in artikel 16 RR (zie 2.14). [eiser] beroept zich op vernietiging van artikel 16 RR, omdat dit volgens hem een onredelijk bezwarend beding is, en stelt daarnaast dat toepassing van dit artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor zover aangenomen zou moeten worden dat het repartitiereglement kan worden aangemerkt als een set van algemene voorwaarden, kan artikel 16 RR niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt en/of worden geconcludeerd dat toepassing daarvan naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar is. Het ligt op voor de hand dat het op enig moment “klaar” moet zijn: Buma en de rechthebbenden dienen op enig moment te weten hoeveel geld er te verdelen is, zodat Buma tot uitkering kan overgaan. Het instellen van een vervaltermijn ligt dan in de rede. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden dat Buma een monopoliepositie heeft en Buma het repartitiereglement eenzijdig heeft opgesteld, maakt dit niet anders.
[eiser] heeft verder nog aangevoerd dat Buma jarenlang haar taken niet heeft uitgevoerd, ondanks reclames van [eiser] . Deze stelling vormt juridisch geen grondslag om artikel 16 RR als onredelijk bezwarend aan te merken en mist verder feitelijke grondslag. Anders dan [eiser] lijkt te betogen, blijkt uit de door hem overgelegde correspondentie niet dat [eiser] zich (voor de aansprakelijkstelling van 21 juli 2015) met een duidelijk onderbouwde klacht tot Buma heeft gewend, waarop Buma actie had moeten ondernemen. In zijn e-mail van 12 maart 2014 heeft [eiser] Buma slechts gevraagd om nadere informatie omtrent de wijze waarop voor het muziekgebruik in Toverland werd geïncasseerd en afgedragen, welke informatie hem vervolgens is gegeven. Daarna is gesproken over de wijze van afrekening voor het muziekgebruik van de Efteling, maar ook uit de transcriptie van dat gesprek noch uit de daarop volgende e-mails blijkt dat [eiser] concreet een klacht heeft geuit over de wijze van handelen van Buma. Van opzet, grove schuld en/of misbruik van omstandigheden aan de zijde van Buma is dus, anders dan [eiser] betoogt, ook geen sprake. Dit leidt tot de conclusie dat Buma zich op de toepassing van artikel 16 RR kan beroepen. Aangezien [eiser] eerst op 9 oktober 2015 een commentaar bij Buma heeft ingediend, heeft Buma terecht aangevoerd dat een eventuele vordering met betrekking tot het muziekgebruik in de periode 2005 tot en met 2010 is vervallen.
4.14.
De conclusie luidt dat Buma wat betreft de incasso van de licentievergoedingen voor het muziekgebruik in de themaparken heeft gehandeld conform haar beleid en op dit punt niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst.
Repartitie4.15. [eiser] stelt dat Buma van de door haar ontvangen licentievergoedingen te weinig aan hem heeft afgedragen, aangezien hij over de jaren 2005 tot en met 2015 alleen vergoedingen heeft ontvangen voor het gebruik van zijn muziek op het looppad op de parkeerplaats van de Efteling en de attractie “het Meisje met de Zwavelstokjes”. [eiser] stelt dat Buma op basis van daadwerkelijk gebruik van zijn muziek had moeten afdragen, zodat Buma ook voor het overige gebruik van zijn muziek in de Efteling, Toverland en Europa-Park een vergoeding aan hem had moeten afdragen.
4.16.
Het betoog van [eiser] gaat niet op. Buma heeft toegelicht dat zij de ontvangen licentievergoedingen voor achtergrondmuziek (onder het TMA, TMAH en Tarief Kermis) uitkeert op basis van het toepasselijke referentierepertoire (zie 2.12). Aangezien thans vaststaat dat de door [eiser] gecomponeerde muziek in de themaparken valt onder het TMA, het TMAH respectievelijk het Tarief Kermis, heeft Buma conform haar beleid aan [eiser] afgedragen op basis van het referentierepertoire. De betreffende muziek van [eiser] is niet openbaar gemaakt op de radio of (bij uitgevoerde steekproeven) in horecagelegenheden, zodat deze muziek niet in het referentierepertoire voorkomt. Het zijn zogenoemde “niet gesignaleerde uitvoeringen” van het Buma-repertoire. Voor deze niet gesignaleerde uitvoeringen krijgt een rechthebbende in beginsel geen vergoeding.
4.17.
Dat het in het onderhavige geval mogelijk was geweest en misschien ook wel meer voor de hand had gelegen om naar feitelijk muziekgebruik af te dragen, omdat de muziek in de themaparken via een vaste afspeellijst wordt afgespeeld, maakt niet dat Buma hiertoe gehouden was. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 is overwogen, kan van Buma redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij op eigen initiatief in individuele gevallen afwijkt van het beleid of rechthebbenden op dit punt adviseert. Indien [eiser] van mening was dat Buma wel van het beleid diende af te wijken door af te rekenen over het feitelijke muziekgebruik, dan lag het op zijn weg om een verzoek tot speciale repartitie in te dienen op grond van artikel 9 RR dan wel een commentaar over de hoogte van de door hem ontvangen vergoeding ex artikel 16 RR. Volgens Buma heeft [eiser] wel een verzoek tot speciale repartitie gedaan ten aanzien van het muziekgebruik op het looppad op de parkeerplaats en in de attractie ‘het Meisje met de Zwavelstokjes” in de Efteling, waarvoor hij dan ook een vergoeding heeft ontvangen, maar (tot 8 september 2016) niet ten aanzien van het overige muziekgebruik in de themaparken.
4.18.
[eiser] heeft in dit kader betoogd dat hij niet wist dat hij voor het (overige) muziekgebruik een verzoek moest doen tot speciale repartitie en dat Buma haar informatieplicht op dit punt heeft geschonden. Dit betoogt gaat niet op. Op elke afrekening die [eiser] van Buma heeft ontvangen, wordt verwezen naar artikel 9 RR. Hoewel in dit artikel zelf niet staat geschreven dat een rechthebbende een verzoek tot speciale repartitie kan/moet doen, heeft Dat [eiser] Buma onder verwijzing naar een weblink betreffende “unlogged-performances” aangevoerd dat dit wel te vinden is op haar website. Buma heeft [eiser] verder bij e-mail van 27 maart 2014 specifiek geïnformeerd over de mogelijkheid om een beroep te doen op speciale repartitie, naar aanleiding van een vraag om informatie van [eiser] betreffende het muziekgebruik in Toverland. Voor zover [eiser] vóór 27 maart 2014 niet doorhad dat zijn situatie viel onder het toepassingsgebied van artikel 9 RR, kan dat Buma niet worden aangerekend. Daarbij geldt dat [eiser] , die het kennelijk niet eens was met de hoogte van de door hem ontvangen vergoeding, dit - naast artikel 9 RR - via de commentarenprocedure aan de orde had kunnen en moeten stellen. Evenmin is gebleken dat hij contact heeft opgenomen met Buma om te informeren naar de mogelijkheden. Kennelijk heeft hij ook dit nagelaten.
4.19.
Anders dan [eiser] lijkt te betogen, kunnen de door hem overgelegde e-mails van 12 maart 2014 en 27 maart 2014 - die niet zijn gericht aan de directie van Buma - niet worden aangemerkt als een verzoek ex artikel 9 RR. [eiser] heeft in voornoemde e-mails slechts gevraagd om informatie betreffende de wijze afrekening voor het muziekgebruik in Toverland, waarop [naam ] van Buma hem van informatie heeft voorzien. Hij heeft Buma niet concreet verzocht een andere wijze van afrekening toe te gaan passen. Buma heeft op grond van voornoemde e-mails dus niet tot speciale repartitie over hoeven gaan. Hetzelfde geldt ten aanzien van het beroep van [eiser] op een bindende toezegging van [naam ] tijdens een gesprek op 9 juni 2015, inhoudende dat de uitkering van het muziekgebruik in Toverland werd geregeld en in de afrekening terecht zou komen. Wat er verder ook zij van deze stelling, Buma heeft ter comparitie toegelicht dat zij nog nadere gegevens nodig had van [eiser] om speciale repartitie mogelijk te maken.
4.20.
[eiser] heeft vervolgens eerst op 9 oktober 2015 een commentaar ingediend betreffende de afrekeningen voor de jaren 2005 tot en met 2014 en heeft eerst op 8 september 2016 een verzoek tot speciale repartitie ex artikel 9 RR gedaan. Tot en met 2015 heeft Buma dus terecht volgens haar beleid aan [eiser] afgedragen op basis van het referentierepertoire. Als gevolg daarvan heeft [eiser] dus geen vergoeding ontvangen voor het gebruik van zijn muziek in de themaparken, met uitzondering van het muziekgebruik op het looppad op de entree en in de attractie “het Meisje met de Zwavelstokjes” in de Efteling. Daarbij geldt ten aanzien van het muziekgebruik in Europa-Park dat Buma onweersproken heeft gesteld dat [eiser] daarvoor in het eerste jaar wel een vergoeding heeft ontvangen, maar daarna niet meer omdat GEMA toen ook is overgegaan op repartitie op basis van het referentierepertoire. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het beleid van Buma in zijn geval nadelig heeft uitgepakt, maar dit leidt niet tot de conclusie dat Buma toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst. Daarbij wordt overwogen dat uit de door Buma ter comparitie overgelegde afrekening over 2016 blijkt dat zij het verzoek tot speciale repartitie wat betreft de Efteling en Toverland heeft gehonoreerd en daartoe vanaf 2016 is overgegaan.
4.21.
Voor zover [eiser] nog betoogt dat hij wat betreft het muziekgebruik op de parkeerplaats van de Efteling, ook met inachtneming van het voorgaande, te weinig vergoeding heeft ontvangen, wordt dit verworpen. [eiser] lijkt er in zijn onderbouwing van deze stelling ten onrechte vanuit te gaan dat de geïncasseerde licentievergoedingen één op één aan hem moeten worden afgedragen. Daarmee gaat [eiser] eraan voorbij dat conform het beleid hierop eerst allerlei kosten in mindering worden gebracht, zodat aan hem per saldo een lagere vergoeding toekomt dan het bedrag dat volgens het TMA categorie B is geïncasseerd. [eiser] heeft ter comparitie verder nog verklaard dat zijn muziek in meer dan twee horecagelegenheden te horen is geweest, maar heeft dit verder niet onderbouwd. Ook heeft [eiser] naar voren gebracht dat in de door [eiser] ontvangen vergoeding voor het muziekgebruik in 2016 ten onrechte geen vergoeding is terug te vinden voor de gedraaide muziek in de attractie “Magic Forest” in de Efteling. Hij verwijst in dat kader naar het proces-verbaal van bevindingen, maar die bevindingen dateren van 2015. Dat de muziek van [eiser] ook in 2016 in de genoemde attractie is gedraaid, is niet gebleken.
4.22.
De conclusie luidt dat Buma wat betreft de wijze van repartitie voor het gebruik van de muziek van [eiser] in de themaparken heeft gehandeld conform haar beleid en dat zij op dit punt niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst.
Rekening en verantwoording en inzage
4.23.
[eiser] stelt dat op Buma de verplichting rust tot het afleggen van rekening en verantwoording aan [eiser] . Volgens [eiser] legt Buma geen rekening en verantwoording af voor de gelden die namens [eiser] worden geïnd, zodat Buma haar wettelijke informatieplicht heeft geschonden. [eiser] stelt belang te hebben bij rekening en verantwoording en inzage in de achtergrond van de berekening van het aan hem uitgekeerde bedrag. Hij wenst te kunnen nagaan op welke wijze Buma in de afgelopen jaren uitvoering heeft gegeven aan het beheer van de aan hem toekomende vermogensrechten in relatie tot de themaparken en wil vernemen waarom zij heeft gehandeld zoals zij feitelijk heeft gedaan. Bovendien wenst [eiser] inzage te verkrijgen over de wijze waarop een afgerekend eindbedrag is opgebouwd.
4.24.
Wat er verder ook zij van de stellingen van [eiser] , Buma heeft hiertegen terecht aangevoerd dat hij bij zijn vordering geen belang meer heeft. Hoewel [eiser] over de afrekeningen over 2005 tot en met 2015 in eerste instantie weinig informatie is verstrekt, heeft Buma [eiser] naar aanleiding van zijn e-mail van 12 maart 2014 hierover inmiddels zeer uitgebreid geïnformeerd. Zo heeft [naam ] per e-mail van 27 maart 2014 en in het gesprek van 9 juni 2015 de werkwijze van Buma ten aanzien van het muziekgebruik in de themaparken toegelicht en heeft hij per e-mails van 9 juni 2015, 12 juni 2015 en 29 juni 2015 aan [eiser] een overzicht toegezonden met de licentiebedragen en uitkeringen betreffende het muziekgebruik in de Efteling en nadere informatie gegeven over de afrekening betreffende de Efteling. Ook in de brief van Buma van 28 augustus 2015 is nogmaals informatie gegeven over de afrekening van het muziekgebruik in de themaparken, waarbij ook een toelichting is gegeven op de wijze van berekening van de uitkering. Daarnaast heeft Buma in deze procedure een overzicht gegeven van de gebieden en oppervlaktes waarvoor zij een licentie heeft verstrekt aan de Efteling en Toverland, waarin tevens te zien is welke tarieven zij heeft toegepast. Bovendien heeft Buma correspondentie overgelegd van de Efteling en van GEMA, waaruit ook blijkt wat zij heeft ondernomen betreffende het muziekgebruik in de Efteling en Europa-Park. Daarbij merkt de rechtbank op dat de laatste afrekening die [eiser] heeft ontvangen, over het jaar 2016, ook informatie bevat over de licentie die is verstrekt, de oppervlaktes waarvan is uitgegaan en de tarieven die zijn toegepast. Geoordeeld wordt dat Buma met het voorgaande voldoende rekening en verantwoording heeft gegeven over de wijze waarop zij heeft gehandeld en de wijze waarop de aan [eiser] uitgekeerde vergoeding is berekend.
4.25.
Wat betreft de bescheiden waarvan [eiser] een afschrift vordert, geldt het volgende. [eiser] baseert zijn vordering op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn de volgende voorwaarden verbonden: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Bovendien (iv) dient de wederpartij over de bescheiden te beschikken of deze onder haar berusting te hebben.
Allereerst geldt dat [eiser] geen rechtmatig belang (meer) heeft bij zijn vordering tot het verkrijgen van een afschrift van de in 3.1 onder X omschreven bescheiden. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.24 is overwogen, valt niet in te zien wat deze bescheiden nog (extra) kunnen bijdragen aan de oordeelsvorming van [eiser] omtrent de grondslagen en de aard en de omvang van de aansprakelijkheid van [eiser] jegens [eiser] . Bovendien heeft Buma onweersproken gesteld dat zij de licentieovereenkomsten met de Efteling en Toverland op grond van een geheimhoudingsverplichting niet kan verstrekken. Ten aanzien van Europa-Park geldt dat Buma geen partij is bij de licentieovereenkomst voor het muziekgebruik, aangezien die licentieovereenkomst is gesloten met GEMA. Verder geldt ten aanzien van de gevorderde afschriften van de jaarlijkse opgaven van de themaparken dat Buma ter comparitie onweersproken heeft verklaard dat die opgaven worden gedaan bij KHN en dat Buma daarover dus niet beschikt.
Slotsom
4.26.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] , zoals genoemd in 3.1 onder I tot en met VII en onder X tot en met XI zullen worden afgewezen. Ook de vorderingen genoemd in 3.1 onder VIII en IX zullen worden afgewezen. [eiser] heeft bij toewijzing van de vorderingen tot nakoming geen rechtens relevant belang en/of daar is geen grondslag voor, aangezien niet is komen vast te staan dat Buma toerekenbaar is tekortgeschoten of in de toekomst toerekenbaar tekort zal schieten in de nakoming van de exploitatieovereenkomst. Aangezien [eiser] op alle punten in het ongelijk wordt gesteld, worden ook de in 3.1 onder XII en XIII genoemde vorderingen, betreffende de buitengerechtelijke incassokosten en kosten van de deurwaarder in verband met het opstellen van de processen-verbaal van bevindingen, afgewezen.
4.27.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Buma worden begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.828,00
De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van Buma, welke tot op heden zijn begroot op € 2.828,00, te vermeerderen met nasalaris begroot op een bedrag van € 131,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, rechter, bijgestaan door mr. W.A. Bree, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: WAB