ECLI:NL:RBAMS:2018:9603
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij minderjarige veroordeelde gegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2018 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift was ingediend door een minderjarige veroordeelde, geboren in 2001, die op het moment van het misdrijf 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman en de officier van justitie, mr. A. Lobregt, in besloten raadkamer gehoord. De veroordeelde en haar ouders zijn, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet verschenen.
Het bezwaarschrift was gericht tegen het bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek, dat was opgelegd na een veroordeling tot een taakstraf van 30 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk. De raadsman voerde aan dat de veroordeelde inmiddels afscheid had genomen van haar foute vrienden en dat het recidiverisico als laag werd ingeschat. Tevens werd verwezen naar uitspraken van het VN Mensenrechtencomité, waarin werd geoordeeld dat het recht op privacy van minderjarigen was geschonden in vergelijkbare zaken.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel tot afname van DNA disproportioneel was, gezien de opgelegde werkstraf van minder dan 40 uur. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open voor de verdachte.