ECLI:NL:RBAMS:2018:9603

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
RK 18/4790
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij minderjarige veroordeelde gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2018 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift was ingediend door een minderjarige veroordeelde, geboren in 2001, die op het moment van het misdrijf 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman en de officier van justitie, mr. A. Lobregt, in besloten raadkamer gehoord. De veroordeelde en haar ouders zijn, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet verschenen.

Het bezwaarschrift was gericht tegen het bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek, dat was opgelegd na een veroordeling tot een taakstraf van 30 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk. De raadsman voerde aan dat de veroordeelde inmiddels afscheid had genomen van haar foute vrienden en dat het recidiverisico als laag werd ingeschat. Tevens werd verwezen naar uitspraken van het VN Mensenrechtencomité, waarin werd geoordeeld dat het recht op privacy van minderjarigen was geschonden in vergelijkbare zaken.

De rechtbank oordeelde dat de maatregel tot afname van DNA disproportioneel was, gezien de opgelegde werkstraf van minder dan 40 uur. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open voor de verdachte.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/030371-18
RK: 18/4790
Beschikking op het bezwaarschrift ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: de Wet) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het adres van haar raadsman,
mr. R.C. Fransen, Jozef Israëlskade 450, 1074 SW Amsterdam,
veroordeelde.

Het procesverloop

Het bezwaarschrift is op 24 juli 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 19 december 2018 de gemachtigde raadsman en de officier van justitie, mr. A. Lobregt, in besloten raadkamer gehoord.
Veroordeelde en haar ouders zijn, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het verzoekschrift

Het bezwaarschrift is gericht tegen het bepalen van het DNA-profiel van veroordeelde en de opname daarvan in de DNA-databank.
De raadsman van veroordeelde heeft ter zitting kort samengevat het volgende aangevoerd.
Veroordeelde was ten tijde van het misdrijf 16 jaar en is nadien niet meer met de politie in aanraking gekomen. Zij heeft inmiddels afscheid genomen van de foute vrienden. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
Aan veroordeelde is een taakstraf van 30 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk opgelegd. Zij heeft deze taakstraf snel volbracht.
Op 18 juli 2017 heeft het VN Mensenrechtencomité in twee uitspraken tegen Nederland geoordeeld dat artikel 17 IVBPR, het recht op privacy, was geschonden in zaken van minderjarigen waarin een DNA-bevel was afgegeven. De maatregel was disproportioneel.
Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de minister van Veiligheid en Justitie in een brief aangekondigd de Wet DNA-v te willen wijzigen. Aan minderjarigen dient pas een bevel DNA te worden gegeven bij een werkstraf van 40 uur of meer.
Het klaagschrift dient gelet op het voorgaande gegrond verklaard te worden.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard, hoewel sprake is van een randgeval omdat veroordeelde eerder een transactie opgelegd heeft gekregen bestaande uit 18 uren werkstraf, voor een winkeldiefstal.

De beoordeling

Uit de stukken van het dossier en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Bij bevel van 22 mei 2018 heeft de officier van justitie bepaald dat van veroordeelde celmateriaal zal worden afgenomen ter bepaling en verwerking van haar DNA-profiel.
Op 18 juli 2018 is het celmateriaal van veroordeelde afgenomen.
Het bezwaarschrift is op 24 juli 2018 ter griffie van deze rechtbank ingediend, derhalve binnen de in artikel 7 van de Wet genoemde termijn van veertien dagen. Veroordeelde kan in zoverre worden ontvangen in haar bezwaar.
Als grondslag van het bevel heeft gediend het vonnis van 16 april 2018 van de kinderrechter van deze rechtbank, waarbij veroordeelde ter zake van diefstal (artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De Wet heeft als uitgangspunt dat bij iedere veroordeelde als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet celmateriaal wordt afgenomen. Artikel 2 lid 1 van de Wet heeft betrekking op misdrijven als bedoeld in artikel 67 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De rechtbank stelt vast dat artikel 310 Sr, waarvoor veroordeelde tot een taakstraf is veroordeeld, valt onder de categorie misdrijven als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv.
Aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 1, onder c van de Wet is derhalve voldaan.
Inmiddels is heeft het VN Mensenrechtencomité in twee zaken tegen Nederland geoordeeld dat het recht op privacy, zoals vastgelegd in artikel 17 IVBPR, is geschonden in zaken van minderjarigen waarin een bevel tot afname van het DNA was gegeven en geoordeeld dat deze maatregel disproportioneel is. Dit heeft tot gewijzigd inzicht bij de minister van Veiligheid en Justitie geleid. Hij heeft aangekondigd de Wet DNA afname bij veroordeelden te willen wijzigen in die zin dat aan minderjarigen pas een bevel tot afname van het DNA dient te worden gegeven bij een werkstraf van 40 uur of meer.
Nu aan veroordeelde een beduidend lagere werkstraf dan genoemde 40 uur is opgelegd, oordeelt de rechtbank dat de maatregel disproportioneel is en zal het bezwaar gegrond verklaard worden.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond en beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal van veroordeelde terstond zal worden vernietigd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Leijten, rechter,
in tegenwoordigheid van G. Jenuwein, griffier.
en op 19 december 2018 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze beslissing staat voor verdachte geen rechtsmiddel open.