ECLI:NL:RBAMS:2018:9439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
31 december 2018
Zaaknummer
CV 18-5813
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Royement van verzekeringen door Achmea na vermeende misleiding door verzekerde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. B. Wernik, en Achmea Schadeverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door mr. A.W. Hendriks. De zaak betreft het royement van verzekeringen door Achmea, nadat [eiser] had geprobeerd de verzekeraar te misleiden met betrekking tot schade aan een geïmporteerde auto.

De procedure begon met een dagvaarding op 5 maart 2018, gevolgd door een comparitie op 23 augustus 2018. Tijdens deze comparitie zijn beide partijen gehoord. [eiser] had in april 2016 een Volkswagen Polo geïmporteerd, die op naam van zijn partner stond. Achmea weigerde schadevergoeding na een diefstal, omdat zij meende dat [eiser] onjuiste informatie had verstrekt over de schade aan de auto.

De kantonrechter oordeelde dat Achmea gerechtigd was om de verzekeringen te beëindigen, omdat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan misleiding. De rechter concludeerde dat [eiser] onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen en dat hij niet had aangetoond dat de auto schadevrij was op het moment van de diefstal. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van € 532,00 aan onderzoekskosten aan Achmea.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: CV 18-5813
vonnis van: 20 december 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
nader te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. B. Wernik,
t e g e n
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
nader te noemen Achmea,
gemachtigde: mr. A.W. Hendriks.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 5 maart 2018 met producties;
- antwoord met producties tevens eis in reconventie;
- instructievonnis van 7 juni 2018;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2018. [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde. Tevens is aan de zijde van [eiser] verschenen zijn partner mevrouw [naam partner] . Achmea is verschenen bij haar gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis bepaald, dat is uitgesproken op de rolzitting van 6 september 2018. Als gevolg van het bepaalde in dit vonnis heeft Achmea nog een akte met producties genomen en [eiser] een antwoordakte. Daarop is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] heeft in april 2016 vanuit Duitsland een Volkswagen Polo geïmporteerd. De auto met kenteken [kenteken] is op naam gesteld van de partner van [eiser] , mevrouw [naam partner] . Met betrekking tot deze auto is tussen partijen is een verzekeringsovereenkomst afgesloten. Dit betreft een WAM-polis met diefstaldekking.
1.2.
In artikel 7 van zowel de Algemene Voorwaarden oktober 2014 als die van januari 2017 is voor zover voor deze zaak van belang het volgende opgenomen:
Wanneer is schade niet verzekerd?(…)U of een verzekerde pleegt fraudeWij mogen alle verzekeringen stoppen, die op het polisblad staan.U moet uitkeringen en kosten terugbetalen.U krijgt geen premie terug.Wij mogen de fraude doorgeven aan de politie.Wij mogen de fraude registreren.- Alle verzekeraars in Nederland kunnen dit zien.Bij Begrijppen ziet u wat wij onder fraude verstaanU of een verzekerde houdt zich niet aan deze voorwaardenEn dit is voor ons nadeligOnder de kop
Begrippenstaat in de Algemene Voorwaarden, voor zover thans van belang, het volgende:
FraudeU of een verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet allesOf om een hogere vergoeding van ons te krijgenOf om een verzekering af te sluiten of te houden
1.3.
Ter bepaling van het door [eiser] verschuldigde bedrag aan Belasting Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) is op 14 april 2016 door BPM-Taxaties.nl een taxatierapport uitgebracht. Volgens het rapport is opdracht voor de taxatie gegeven door [naam partner] . Het rapport is niet ondertekend door een taxateur noch door [naam partner] of [eiser] . Volgens een bij het rapport behorende schadecalculatie, opgemaakt door EurotaxGlass’s International was er ten tijde van de taxatie een schade aan de auto ter hoogte van € 9.627,84.
1.4.
In juli 2016 heeft [eiser] een tweetal schades geclaimd in verband met aanrijdingen. Achmea heeft daarop een bedrag van € 4.115,60 aan schadevergoeding uitgekeerd.
1.5.
[naam partner] heeft op 15 februari 2017 bij de politie aangifte van diefstal van de auto gedaan waarna [eiser] de diefstal bij Achmea heeft gemeld.
1.6.
De afdeling Expertise & Risicodeskundigheid van Achmea Interpolis heeft vervolgens een toedrachtsonderzoek ingesteld. In het kader van dit onderzoek heeft de onderzoeker [naam onderzoeker] op 13 maart 2017 een interview met [eiser] gehouden. Nadat [eiser] [naam onderzoeker] op 16 juni 2017 op diens verzoek in het bezit had gesteld van het onder 1.2 genoemde taxatierapport heeft [naam onderzoeker] [eiser] aansluitend nogmaals geïnterviewd. Van het onderzoek is door [naam onderzoeker] een rapport gedateerd 11‑8-2017 opgemaakt. De conclusie van het rapport is dat [eiser] met betrekking tot de aanrijdingschade en de diefstalschade onware verklaringen heeft afgelegd. [naam onderzoeker] stelt op grond daarvan vast dat [eiser] in negatief opzicht bij de diefstalschade betrokken is geweest.
1.7.
Bij brief van 4 augustus 2017 heeft Achmea aan [eiser] meegedeeld dat zij in verband met de gemelde diefstal niet zal overgaan tot het uitkeren van schadevergoeding aan [eiser] , aangezien deze bewust onjuiste informatie over de schade aan Achmea had gegeven Dit maakte dat Achmea de gerechtvaardigde overtuiging had dat [eiser] haar heeft proberen te misleiden met als doel een (hogere) uitkering te verkrijgen. Bovendien heeft [eiser] niet aangetoond dat hij belang heeft bij het verzekerde object nu dit niet op zijn naam staat. Voorts deelt Achmea in deze brief mee dat zij de overige verzekeringen van [eiser] bij Achmea met ingang van 1 maart 2018 zal stoppen en zijn gegevens voor de duur van acht jaar in het Incidentenregister zal opnemen, alsmede voor een duur van 5 jaar in een Extern Verwijzingsregister. Achmea stelt [eiser] aansprakelijk voor de door haar gemaakte onderzoekskosten.
1.8.
Bij brief van 20 december 2017 aan Achmea heeft de advocaat en huidig procesgemachtigde van [eiser] , mr. B. Wernik, geprotesteerd tegen bovengenoemde beslissing van Achmea en verzocht om deze te herzien.
1.9.
Bij e-mail van 28 december 2018 heeft Achmea onder aanvoering van redenen te kennen gegeven bij haar besluit te blijven.

Vordering en verweer

In conventie

2. [eiser] heeft gevorderd om voor recht te verklaren dat Achmea ten onrechte is overgegaan tot royement van zijn verzekeringen en Achmea te veroordelen dit royement ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom. Voorts om gedaagde te veroordelen tot het ongedaan maken van door Achmea verrichte registraties (zie onder 1.7) op straffe van een dwangsom en te bepalen dat de diefstal van 15 februari 2017 onder de dekking van de polis valt. Tot slot vordert [eiser] een verklaring voor recht dat hij niet is gehouden tot vergoeding van een bedrag van € 532,00 aan onderzoekskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat het besluit van Achmea op onjuiste gronden is genomen, want hij heeft Achmea niet misleid. Hij heeft de invoer laten regelen door een garagebedrijf in Amsterdam. Hij is slachtoffer geworden van een praktijk waarbij de schade aan de auto aangedikt wordt om zo de waarde bij invoer zo laag mogelijk te doen lijken, hetgeen het bedrag aan BPM lager doet uitvallen. Ter comparitie heeft hij deze stelling mondeling gewijzigd en verklaard dat hij op het punt van de aanwezigheid van schade heeft gefraudeerd om de BPM laag te houden. De auto had wel schade, maar dat was slechts lichte lakschade. Bij de claim in verband met de aanrijdingen in juli 2016 hoefde hij deze lakschade niet te vermelden, omdat die niet van invloed was op de te ontvangen schadevergoeding. Het feit dat de auto niet op zijn naam staat wil niet zeggen dat hij als eigenaar en verzekeringnemer geen belang heeft bij de verzekering. Niet is aangetoond dat de bij antwoord overgelegde algemene voorwaarden van 2017 respectievelijk de bij akte na tussenvonnis overgelegde algemene voorwaarden 2014 in bij aangaan van de verzekeringsovereenkomst in 2016 van toepassing waren en dus dat de door Achmea ingeroepen fraudebepalingen (zie onder 1.2) van toepassing waren, aldus [eiser] .
4. Achmea voert als verweer aan dat gelet op het feit dat [eiser] over meerdere feiten en omstandigheden onjuist heeft verklaard en dat onder die omstandigheden met alleen een aangifte bij de politie niet is aangetoond dat de auto daadwerkelijk gestolen is. [eiser] heeft onvoldoende medewerking verleend bij het vaststellen van de waarde van de auto en bovendien aantoonbaar onjuist verklaringen afgelegd. Zo blijkt uit het taxatierapport niet alleen van lakschade maar ook van schade aan de carrosserie en was er een defecte versnellingsbak. Bij schadebedrag van meer dan € 9.000,00 is een koopprijs van € 11.500,00 onwaarschijnlijk. Bij een dergelijke koopprijs hoort een hogere BPM dan de door [eiser] betaalde € 88,00. Voorts heeft [eiser] verklaard dat voorafgaand aan de diefstal de auto schadevrij was, maar hij kan niet aantonen dat de aanrijdingsschades uit 2016 waren hersteld. Hij heeft toegegeven dat de auto bij aanschaf lakschade had, terwijl hij deze niet heeft gemeld bij de claim tot vergoeding van de aanrijdingsschade. Op grond van het bovenstaande is de diefstal niet komen vast te staan en moet alleen al om die reden de vordering worden afgewezen. Subsidiair geldt dat [eiser] geen recht heeft op vergoeding van de diefstalschade omdat hij door onjuiste opgave heeft gefraudeerd. Meer subsidiair geldt dat de omvang van de schade niet vaststaat daar er geen bewijs is van de hoogte van de koopsom en geen bewijs van herstel van de aanrijdingsschade. Door de onware opgave door [eiser] is de registratie in de diverse systemen terecht geweest, zodat de vordering tot ongedaanmaking ervan niet toewijsbaar is. Voor wat betreft de tegenvordering geldt dat doordat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld richting Achmea hij de als gevolg hiervan gemaakte onderzoekskosten gematigd tot € 532,00 aan Achmea dient te vergoeden, aldus Achmea.

In reconventie

5. Achmea vordert [eiser] te veroordelen tot betaling van € 532,00. Zij stelt hiertoe dat doordat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld richting Achmea hij de als gevolg hiervan gemaakte onderzoekskosten, gematigd tot € 532,00, aan Achmea dient te vergoeden.
6. [eiser] heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering.

Beoordeling

In conventie

7. [eiser] betwist dat er ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst sprake was van algemene voorwaarden die de door Achmea ingeroepen fraudebepalingen bevatten, maar heeft niet (voldoende) betwist dát algemene voorwaarden van toepassing zijn.
8. Het betoog van [eiser] slaagt niet. De fraudebepaling die is opgenomen in de voorwaarden 2014 is in de voorwaarden 2017 ongewijzigd gebleven. Hoewel Achmea geen uitleg geeft waarom zij niet zoals verzocht bij tussenvonnis algemene voorwaarden uit 2016 heeft overgelegd, is het dermate onwaarschijnlijk dat een voor het bedrijf van Achmea essentiële bepaling als waar het hierover gaat tussen 2014 en 2017 tijdelijk is komen te vervallen of op essentiële punten gewijzigd, dat dit in redelijkheid moet worden uitgesloten. Met het overleggen van de voorwaarden 2014 en 2017 is toepasselijkheid van de onder 1.2 geciteerde fraudebepaling daarom tussen partijen vast komen te staan.
9. Op grond van de wet vervalt het recht op uitkering indien de verzekeringnemer/uitkeringsgerechtigde niet alle inlichtingen en bescheiden aan de verzekeraar verschaft welke voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen, waarbij er sprake moet zijn van opzet om de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van uitkering niet rechtvaardigt. De algemene voorwaarden verbinden aan dergelijke gedragingen tevens het recht voor Achmea om het desbetreffende incident te registreren en de verzekeringen van betrokkene c.q. [eiser] te stoppen. Of er sprake is van de gestelde misleiding wordt hieronder beoordeeld.
10. Vaststaat dat het naar aanleiding van de invoer van de auto opgemaakte taxatierapport melding maakt van aanzienlijke schade aan de auto op het moment van invoer. Achmea mocht van de juistheid van dit rapport uitgaan en op grond daarvan de conclusie trekken dat [eiser] in strijd met de waarheid heeft verklaard de auto schadevrij te hebben aangeschaft voor een bedrag van € 11.500,00. Het is onder die omstandigheden aan [eiser] om aan te tonen of in ieder geval aannemelijk te maken dat het rapport op dit punt onjuiste informatie bevat. Daarvoor was in ieder geval vereist dat [eiser] Achmea alle informatie zou verstrekken die zijn versie van het verhaal zou kunnen ondersteunen. [eiser] heeft daar niet aan voldaan, zoals hieronder nader wordt overwogen.
11. Immers, als onbetwist staat vast dat [eiser] heeft verklaard het door hem gestelde aankoopbedrag van € 11.500,00 niet te kunnen aantonen en evenmin het schadevrij zijn van de auto op het moment van taxatie. Dit omdat hij: 1) geen aankoopfactuur meer heeft, want die lag in de gestolen auto, 2) de naam van de garage waar hij de auto heeft gekocht niet meer weet, 3) geen bewijs kan leveren van een geldopname voor de gestelde koopsom, aangezien hij dat bedrag op dat moment contant in huis had en 4) niet bereid is de naam te noemen van de persoon die voor hem de auto naar Nederland heeft vervoerd, dit omdat deze persoon niet zou willen dat zijn naam werd genoemd en [eiser] meent dat te moeten respecteren.
12. Dat betekent dat [eiser] Achmea geen enkel aanknopingspunt heeft gegeven om de juistheid van zijn verklaring te toetsen dat de auto, anders dan het taxatierapport vermeldt, zonder schade was. Daaruit volgt dat Achmea mocht uitgaan van de juistheid van het geconstateerde in het taxatierapport, zodat dit in deze procedure tussen partijen eveneens tot uitgangspunt dient. Dat [eiser] niet in staat is gebleken tot het geven van inlichtingen die zijn verklaringen kunnen bevestigen - wat daar ook van zij -, komt voor zijn risico en het niet willen noemen van de vervoerder van zijn auto die over de toestand daarvan had kunnen verklaren is een keuze, die niet ten nadele van Achmea kan worden uitgelegd. Daarbij wordt nog opgemerkt dat [eiser] de naam van de garage in Duitsland in ieder geval wel via zijn vervoerder had kunnen proberen te achterhalen, ervan uitgaande dat deze niet eveneens de naam van garage vergeten is.
13. Uitgaande van de aldus onvoldoende betwiste schade aan de auto bij invoer is het niet onbegrijpelijk dat Achmea ook is gaan vermoeden dat die schade nog (deels) bestond ten tijde van [eiser] ’s claim naar aanleiding van een tweetal aanrijdingen in juli 2016, een paar maanden na aanschaf, terwijl [eiser] heeft verklaard de auto toen schadevrij was. Dat zou dus betekenen dat Achmea toen mede bestaande schade heeft vergoed. Daarbij heeft [eiser] wel erkend dat er enige lakschade was, maar dat hij daarvan geen melding heeft gemaakt, hetgeen hem in ieder geval valt aan te rekenen. Het is niet aan [eiser] om uit te maken of lichte lakschade in het gegeven geval van invloed op de hoogte van de uitkering is..
14. In verband met de meldingen van aanrijdingsschade heeft een door Achmea ingeschakelde schade-expert een op dat moment bestaande schade aan de auto vastgesteld. Daar is schade-uitkering op gevolgd. [eiser] heeft verklaard dat op het moment van de diefstal deze vergoede schade was gerepareerd. Ook met betrekking tot deze reparatie heeft [eiser] verklaard deze niet te kunnen aantonen, aangezien hij ook in dit geval de naam van de garage is vergeten en in verband met contante betaling geen factuur kan overleggen.
15. Op grond van het bovenstaande wordt geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn om opzettelijke misleiding door [eiser] te vermoeden, die tot doel had om Achmea te bewegen hem een (hogere) uitkering te geven dan waar hij recht op had, als hij al recht had op enige uitkering, terwijl [eiser] op geen enkele wijze dit rechtsvermoeden heeft weten te weerleggen. De verklaringen die [eiser] geeft waarom hij dit vermoeden niet kan weerleggen komen bovendien ongeloofwaardig over (namen van garages niet meer weten, facturen niet meer hebben, betalingen waar geen sporen van zijn, een vervoerder die niet genoemd wil worden). Nu uit de verklaringen van [eiser] volgt dat hij niet in staat is tot het leveren van tegenbewijs is er geen aanleiding om hem alsnog tot leveren daarvan in staat te stellen.
16. Uit het bovenstaande volgt dat tussen partijen is komen vast te staan dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding van Achmea als bedoeld in de wet c.q. fraude als bedoeld in de op de verzekeringsovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden. Op grond van die voorwaarden was Achmea gerechtigd tot royement van de verzekering en de registraties waarvan door [eiser] in deze procedure ongedaanmaking is gevorderd.
17. Het bovenstaande betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Dit geldt ook voor de vordering tot het afgeven van een verklaring voor recht dat [eiser] niet gehouden is om een bedrag van € 532,00 aan onderzoekskosten te betalen, nu deze vordering bij gebreke van afzonderlijke onderbouwing alleen toewijsbaar zou zijn geweest als de overige vorderingen toewijsbaar zouden zijn geweest, omdat dan de toewijsbaarheid van deze vordering daaruit zou voortvloeien.

In reconventie

18. De vordering is ter comparitie niet bestreden en is daarom toewijsbaar.
18. Gelet op de geringe omvang van het debat in reconventie worden de kosten gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:

In conventie

wijst de vordering in conventie van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Achmea begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

In reconventie

veroordeelt [eiser] tot betaling aan van een bedrag van € 532,00;
compenseert de proceskosten;
verklaart de betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.