In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. De zaak kwam voort uit een overval op 9 mei 2017 op een winkelbedrijf in Amsterdam, waarbij meerdere goederen werden gestolen en geweld werd gebruikt tegen slachtoffers. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 december 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, de vordering heeft gepresenteerd en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de bewijswaardering van het Openbaar Ministerie en de verdediging in overweging genomen. De officier van justitie achtte het primair ten laste gelegde feit bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft wel vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 mei 2017 tot en met 14 mei 2017 een vuurwapen van categorie III voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling in een eerdere zaak gelast, waarbij de verdachte een taakstraf van dertig uren moet verrichten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.