Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 13/650751-15. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. K. Duker, gedeeltelijk toegewezen. De vordering strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor handel in verdovende middelen. De officier van justitie schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 29.303,37, gebaseerd op een proces-verbaal van 18 april 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 7 maart 2012 tot en met 8 februari 2016 zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen, maar heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel verlaagd tot € 10.000,00. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de veroordeelde gedurende de gehele periode van 6 dagen per week handelde in verdovende middelen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het ontnomen bedrag aan de Staat opgelegd, en dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. Greeven.