ECLI:NL:RBAMS:2018:9345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
13-654091-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal, veroordeling voor aanranding en belediging met gevangenisstraf gelijk aan voorarrest

Op 19 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder diefstal, aanranding en belediging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat hij het voorwerp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had weggenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de feiten van aanranding en belediging wel bewezen waren. De aanrandingen vonden plaats op 28 maart 2015, waarbij de verdachte twee vrouwen op ongepaste wijze heeft betast. Daarnaast heeft hij ambtenaren beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de tijd die verstreken is sinds de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654091-15 (Promis)
Datum uitspraak: 19 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
met als eerder opgegeven adressen
  • [adres] ;
  • [adres 1] ;
  • [adres 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat de raadsman van verdachte, mr. M.F. Wijngaarden, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Aanranding van [slachtoffer] op 28 maart 2015 te Amsterdam door haar vagina en/of billen te betasten;
Aanranding van [slachtoffer 1] op 28 maart 2015 te Amsterdamdoor haar vagina en/of billen te betasten;
Diefstal van een portemonnee op 28 maart 2015 te Amsterdam;
Belediging van ambtenaren [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 28 maart 2015 Amsterdam.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen. Hij heeft hierbij gewezen op de inhoud van de bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat feit 3 niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Zo kan niet worden bewezen dat verdachte het voorwerp heeft weggepakt met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat het voorwerp een portemonnee zou zijn. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van feit 3
De rechtbank acht, met de raadsman en anders dan de officier van justitie, niet bewezen wat onder 3. is ten laste gelegd. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat verdachte het voorwerp met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. In dit verband is van belang dat nooit aangifte is gedaan van diefstal van het voorwerp. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Het oordeel over de feiten 1, 2 en 4
Net als de officier van justitie vindt de rechtbank dat de feiten 1, 2 en 4 zijn bewezen. Van de feiten 1 en 2 is aangifte gedaan en de aanrandingen zijn door politieagenten gezien. Van feit 4 is een proces-verbaal opgemaakt door de politieagenten die zijn beledigd en de rechtbank twijfelt niet aan de inhoud ervan. Bovendien heeft verdachte dit feit bekend. Overigens heeft verdachte over de feiten 1 en 2 weliswaar een min of meer bekennende verklaring afgelegd, maar deze is niet zó ondubbelzinnig dat de rechtbank hem zal behandelen als een (volledig) bekennende verdachte.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 28 maart 2015 te Amsterdam door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij die [slachtoffer] van achteren onverhoeds, in de vagina geknepen en billen van die [slachtoffer] aangeraakt;
Ten aanzien van feit 2:
op 28 maart 2015 te Amsterdam door een feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, immers heeft hij van achteren onverhoeds de vagina van die [slachtoffer 1] betast;
Ten aanzien van feit 4:
op 28 maart 2015 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , beiden brigadier van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “Wij gaan jullie moeder en jullie dochters neuken, wij gaan klaarkomen op de gezichten van jullie moeders en dochters, jullie zijn klootzakken, motherfuckers”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en in de richting van die ambtenaren heeft gespuugd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn strafbaar en verdachte is daar ook strafbaar voor.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, ook omdat zij minder bewezen vindt dan de officier van justitie, kan worden volstaan met de maatregel van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, namelijk een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte inmiddels in Italië woont en dat hij daar een gezin heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 28 maart 2015 twee vrouwen van achteren op intieme plekken betast. Dit soort feiten hebben vaak een grote impact op slachtoffers, alleen al door het gegeven dat zij zomaar volledig onverwachts en ongepast worden ‘gegrepen’. Bovendien konden de slachtoffers zich niet aan de aanraking onttrekken, omdat verdachte hen van achteren benaderde. Beide vrouwen zijn ook overstuur geraakt van de aanranding en verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Nadat verdachte werd aangehouden door politieagenten heeft hij hen bovendien de huid vol gescholden en gezegd dat hij van alles en nog wat met hun vrouw en kinderen zou gaan doen. Wat verdachte allemaal heeft geroepen is heel erg beledigend en uit de verklaringen van de agenten blijkt ook dat zij dit zo hebben ervaren. Het is bovendien volstrekt onterecht om ambtenaren, die hun werk doen, uit te schelden, vooral nu verdachte vlak daarvoor twee vrouwen had aangerand. Dit alles maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank weegt daarentegen ook mee dat de feiten zijn gepleegd in het voorjaar van 2015, meer dan 3,5 jaar geleden en dat niet blijkt dat verdachte recentelijk nog met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Kijkend naar de aard en ernst van de strafbare feiten, de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 246 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart feit 3 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 4 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 4:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2018.
[...]
.