ECLI:NL:RBAMS:2018:9265

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
6717853 CV EXPL 18-5231
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werknemer voor opmaken van nul-facturen en schadevergoeding aan werkgever

In deze zaak vordert Aabo Trading Beverwijk B.V. (hierna: Aabo) schadevergoeding van haar voormalige werknemer [gedaagde] wegens het opmaken van nul-facturen en andere onrechtmatige handelingen. Aabo stelt dat [gedaagde] opzettelijk voorraadverschillen heeft verborgen door facturen op te maken met een totaalbedrag van € 0,00, waardoor de werkelijke voorraad niet meer te traceren was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Aabo pas op 8 oktober 2014 op de hoogte is geraakt van de nul-facturen, wat betekent dat de verjaringstermijn voor de vorderingen pas op dat moment is gaan lopen. Aabo vordert een schadevergoeding van € 56.851,44, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat [gedaagde] bewust roekeloos heeft gehandeld door de voorraadverschillen niet te melden.

[gedaagde] voert verweer en stelt dat Aabo haar klachtplicht heeft verzaakt, waardoor hij in zijn verdedigingsbelang is geschaad. Hij betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en stelt dat de bedrijfscultuur bij Aabo het geven van cadeaus aan klanten toestond. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de nul-facturen op te maken en dat Aabo daardoor schade heeft geleden. De kantonrechter wijst de vordering tot schadevergoeding toe, maar verklaart dat andere vorderingen verjaard zijn omdat Aabo niet tijdig heeft geklaagd.

De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 56.851,44 aan Aabo, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2014, en wijst de overige vorderingen af. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6717853 CV EXPL 18-5231
vonnis van: 24 december 2018
fno.: 811

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Aabo Trading Beverwijk B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
eiseres,
nader te noemen: Aabo,
gemachtigde: mr. R. Gijsen,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.M. van Hattum.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken en/of proceshandelingen:
- de dagvaarding van 30 januari 2018 met producties;
- conclusie van antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 5 september 2018. Voor Aabo zijn verschenen, [naam 1] , [in de functie van, bij] Aabo, vergezeld door mr. R. Gijsen. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. Op voorhand heeft Aabo een akte overlegging producties en wijziging van eis ingezonden. [gedaagde] heeft daarop op voorhand bij antwoordakte/akte uitlating producties gereageerd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is 8 oktober 2018 als datum voor vonnis bepaald.
Op 24 september 2018 heeft Aabo echter nog een akte wijziging eis en overlegging producties genomen. Bij fax van 2 oktober 2018 voor de rol van 8 oktober 2018 heeft [gedaagde] medegedeeld af te zien van het nemen van een antwoordakte. Hierna is opnieuw vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Aabo is een groothandelsonderneming in dakbedekkingsmaterialen en heeft 19 vestigingen. Op elke vestiging is een magazijnmedewerker, een buitendienstverkoopmedewerker en een filiaal-/bedrijfsleider werkzaam.
1.2.
[gedaagde] is vanaf [periode] bij Aabo in dienst geweest, aanvankelijk als [functie 1] , laatstelijk in de functie van [functie 2] van de vestiging in Beverwijk. [gedaagde] werkte fulltime en het salaris was laatstelijk € 4.357,24 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
1.3.
Voor de verwerking van de in- en verkoop van haar producten gebruikt Aabo sinds 2009 het zogenaamde Navisionsysteem (Navision). Degenen met toegang tot dat systeem kunnen daarop inloggen met hun persoonlijke inlogcode. Na een inactieve inlogtijd van 5 minuten moet opnieuw worden ingelogd. In het systeem worden ook offertes en facturen aangemaakt. Alle verkopen worden per filiaal administratief op de naam van één verkoper geschreven, in dit geval [naam 2] , toentertijd [functie 3] . De Navision [functie 4] bij Aabo is [naam 3] .
1.4.
Bij Aabo is het gebruikelijk om voorraadverschillen door middel van halfjaarlijkse voorraadtellijsten bij de centrale administratie te melden. In het geval er ad hoc een voorraadverschil wordt geconstateerd dient dit bij het [functie 5] , [naam 4] , te worden gemeld.
1.5.
Bij e-mailbericht van 12 juni 2011 heeft [naam 1] aan [gedaagde] , onder meer het volgende bericht:
“Wat ben je allemaal aan het doen? (…)
Dit zijn zeer ongebruikelijke transacties..!
Waarom dit alles??
Graag toelichting! En een volledig dossier van alles wat daarbij hoort…
Ik ben al in bezit van een I-Phone nota en 4 orderbevestigingen
Wat zijn de bijbehorende facturen daarachter
Ik wordt hier helemaal niet blij van….”
1.6.
Hierop heeft [gedaagde] per e-mailbericht diezelfde dag als volgt gereageerd:
“(…)Begrijpelijk. Deze nota zat me al heel lang dwars. Dit is van een tijd terug. (…) Ik snap dat je hier niet vrolijk van wordt, alhoewel ik blij ben dat de nota van Iphone zo eindelijk is weggewerkt. (…) Bedoeling was om een groot werk destijds op deze manier binnen te halen wat helaas toen is mislukt. De kosten zijn zo echter door de klant weer vergoed. (…)”
1.7.
Bij e-mailbericht van 14 juni 2011 heeft [naam 1] aan [gedaagde] bericht:
“(…) Ik wil een ding duidelijk stellen
Het artistiek boekhouden en knoeien is nu echt definitief afgelopen….Je zet jezelf er op een bijzonder nare en verkeerd opvallender manier mee in de picture.. (…) Ik adviseer je om alles heel erg correct en netjes te doen en geen rare toestanden er meer tussendoor…(…) Verder
Ik wil de naam weten van je Resitrix leverancier….(…)”
Bij e-mailbericht van 14 juni 2011 heeft [gedaagde] als volgt onder meer gereageerd:
“(…) Wat kan ik er nog meer over zeggen. Ik vond het heel handig, maar blijkbaar wordt dit niet gewaardeerd. Ik zal dit dan ook niet meer doen…..Toch zonde, want dit leverde een hoop geld op voor Aabo.(…)”
1.8.
Daarop heeft [naam 1] diezelfde dag nogmaals per e-mailbericht gevraagd naar de naam van de geheime leverancier van de Resitrix.
1.9.
Op 8 oktober 2014 heeft [functie 6] [naam 5] een steeksproefgewijze controle uitgevoerd op de administratie van Aabo Trading Beverwijk. Daarbij kwam een factuur van 7 oktober 2014 in beeld, waarbij bij de artikelcodes geen prijzen waren vermeld en de factuur onder de streep een totaalbedrag van € 0,00 liet zien. Facturen met een totaalbedrag van € 0,00 worden niet uitgeprint en verstuurd naar klanten, want er wordt immers niets in rekening gebracht.
1.10.
[naam 5] heeft [gedaagde] gevraagd de factuur van 7 oktober 2014 toe te lichten. [gedaagde] erkende de factuur van 7 oktober 2014 te hebben opgemaakt. Aabo heeft daarom die avond besloten om [gedaagde] op non-actief te stellen.
1.11.
Op 9 oktober 2014 heeft Aabo de administratie van Aabo Trading Beverwijk doorzocht op zogenaamde nul-facturen. Zij heeft toen in het jaar 2014 een aantal vergelijkbare facturen gevonden. Op 10 oktober 2014 heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen Aabo en [gedaagde] .
1.12.
Op 19 november 2014 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst getekend, waarbij de arbeidsovereenkomst op initiatief van [gedaagde] is geëindigd per 1 december 2014.
1.13.
Op 27 februari 2015 heeft Aabo [naam 2] (zie 1.3) op staande voet ontslagen vanwege onder meer het opmaken van nul-facturen. Dit ontslag is bij vonnis van 17 februari 2016 door de kantonrechter te Haarlem in stand gelaten.
1.14.
Aabo heeft op 12 mei 2015 (en aanvullend op 1 september 2015) aangifte van verduistering gedaan tegen [gedaagde] bij de politie. Op 1 december 2016 heeft de politie Aabo bericht dat zij van verdere vervolging jegens [gedaagde] afzag omdat de feiten niet bewijsbaar zouden zijn. Tegen deze beslissing heeft Aabo op 11 september 2017 bij het Gerechtshof Arnhem beklag gedaan ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv). Het Gerechtshof heeft nog geen uitspraak gedaan.
1.15.
Op 27 mei 2016 heeft de gemachtigde van Aabo een stuitingsbrief gestuurd naar [gedaagde] en daarbij verwezen naar een volgens hem op 24 oktober 2014 verstuurde brief aan [gedaagde] , waarbij hij hem aansprakelijk heeft gesteld voor schade.
1.16.
Op 22 december 2017 heeft [naam 3] (zie 1.3) -voor zover relevant- het volgende verklaard:
“(…) 2. Het systeem Navision genereert bij het aanslaan van goederen bij alle circa 8000 artikelnummers die niet met 999.. beginnen in elke artikelregel/tabel automatisch de vooraf bepaalde inkoop en verkoopprijs. Als de inkoop- of verkoopprijs van normale artikelnummers (die dus NIET met 999.. beginnen) op nul euro zijn gesteld, kan dat alleen maar met enige extra moeite handmatig door de op het systeem ingelogde persoon gedaan zijn. Het is zelfs bij 999.. artikelnummers verplicht voor de ingelogde gebruiker om zowel de juiste inkoopkostprijs alsook een winstgevende verkoopprijs in te vullen. Als dat niet is gedaan en de nul is blijven staan, dan concludeert Aabo terecht dat de ingelogde gebruiker zich niet aan de regels houdt. De 999.. artikelnummers mogen zo min mogelijk gebruikt worden. Tegenover ongeveer 10 stuks 999.. artikelnummers staan circa 8000 normale artikelnummers die niet met 999.. beginnen en die allen de vooraf bepaalde inkoop en verkoopprijs bevatten (…)”. (…) 5. Via dit factuurnummer kan je de link leggen naar het digitale factuurbestand. Eenmaal voor akkoord opgemaakte/doorgeslagen factuur wordt opgeslagen in het systeem en kan dan in het systeem niet meer inhoudelijk worden benaderd of worden gewijzigd. 6. Aan dit digitale factuurbestand hangt in het systeem van Navision de algemene informatie, maar ook de informatie welke Aabo-medewerker/gebruiker(windowsinlog) met zijn persoonlijke password was ingelogd op het systeem op het moment dat de betreffende facturen daadwerkelijk werd “doorgeslagen”. Die persoon is dan ook binnen ons bedrijf verantwoordelijk te houden voor de inhoud/opmaak van die factuur. 7. Van de gevonden factuurnummers die zijn gefactureerd door een ingelogde [gedaagde] heb ik toen een lijst gemaakt met unieke factuurnummers. Binnen dezelfde factuur kwamen een of meerdere nul-regels voor. 8. Binnen de in beeld gekomen facturen heb ik vervolgens alle facturen geselecteerd, die door [gedaagde] waren gemaakt en “doorgeslagen” en waarop nul-regels voorkwamen. 9. Deze lijst met factuurnummer van door [gedaagde] gemaakte facturen. Heb ik als filter gebruikt om de facturen op verzoek van de directie volgens bijgaande lijst digitaal (in pdf) af te drukken en aan de directie aan te leveren (…)”.
1.17
Bij beschikking van 18 september 2018 is op verzoek van Aabo verlof verleend om ten laste van [gedaagde] conservatoir derdenbeslag te leggen onder zijn (nieuwe) werkgever [naam bedrijf] , met begroting van de vordering inclusief rente en kosten waarin [gedaagde] zal kunnen worden veroordeeld op € 110.000,00.

Vordering

2. Aabo vordert, bij uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren vonnis voor recht te verklaren dat [gedaagde] jegens Aabo aansprakelijk is voor alle door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van diens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit hoofde van de arbeidsovereenkomst op hem rustende verplichtingen c.q. op grond van onrechtmatige daad.
3. Tevens vordert Aabo -na wijziging van eis- dat [gedaagde] bij, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
( a) € 82.765,24 (€ 56.851,44 aan inkoopprijs en € 25.913,80 aan bruto marge) ten aanzien van facturen daterend tussen 2 februari 2009 tot en met 7 oktober 2014 . De gemiste gemiddelde marge heeft zij op 31,31% gesteld, zijnde de gemiddelde winstmarge die in de vestiging Beverwijk werd behaald;
( b) € 790,00 voor het zonder toestemming van Aabo op 26 augustus 2010 cadeau geven van een IPhone aan een klant;
( c) € 1.249,08 voor het in 2011 “ [naam 8] ” kopen van een pallet Resitrix bij een klant van Aabo en onttrekken van dit bedrag uit de kas en onrechtmatig toe-eigenen;
( d) € 284,41 voor het zonder vooroverleg of instemming eind 2011/begin 2012 kopen van een cadeau ter waarde van € 284,41 voor een vertrekkende collega;
( e) € 620,00 voor het op 16 november 2013 zonder vooroverleg of toestemming trakteren op een diner ter waarde van € 620,00 bij Okura;
( f) € 4.368,09 voor het met een creditnota “contante kasverkoop” ( [naam 6] ) op of omstreeks 17 december 2010 aan de kas onttrekken van dit bedrag en het zich toe-eigenen;
( g) € 425,68 voor de door [naam 7] van PEVE Daktechniek contant betaalde offerte van 7 april 2014 die niet is terug te vinden in de administratie;
( h) € 630,70 voor de op 18 november 2009 contant betaalde offerte, uitgebracht aan [naam 8] van Vaculux dakkoepel, hetgeen niet terug te vinden is in de administratie;
( i) € 242,58 voor de door [naam 9] zwart betaalde factuur van 4 maart 2014 ad € 242,58 aan [gedaagde] , welk bedrag niet in de kas van Aabo terecht is gekomen;
( j) € 4.909,05 voor het nog 8 maal in de periode tot 20 mei 2011 opmaken van “creditfacturen kontante verkoop”, zonder dat daadwerkelijk geld aan klanten is teruggegeven noch goederen aan Aabo zijn teruggeleverd;
( k) € 864,00 voor een op 13 juli 2010 gekochte IPad contant betaald uit de kas van Aabo, zonder dat daarvoor toestemming was gevraagd en verleend, terwijl van deze IPad ieder spoor ontbreekt;
( l) de wettelijke rente over de onder 3a tot en met 3k gevorderde bedragen vanaf 10 oktober 2014;
( m) voor het overige de door Aabo geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat en te vereffen volgens de wet;
( n) de proceskosten, inclusief beslagkosten, nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4. Aabo stelt daartoe in de eerste plaats dat door [gedaagde] een groot aantal € 0,00-facturen en/of facturen met 0-regels is aangemaakt, waarbij de door het computersysteem automatisch overgenomen in- en verkoopprijzen van de producten handmatig zijn veranderd in € 0,00. Daardoor werden die producten zonder deze feitelijk aan de klant door te berekenen van de voorraad afgeboekt en zijn deze niet meer traceerbaar. Deze handelwijze blijft ook onopgemerkt voor de administratie en debiteurenbeheer, mede omdat deze facturen niet worden geprint en in de centrale administratie worden geboekt. Verder stelt Aabo dat [gedaagde] ook op andere wijze heeft gefraudeerd, dan wel zich gelden van Aabo zonder toestemming heeft toegeëigend. Het is daarnaast ten strengste verboden bij Aabo bedragen/steekpenningen of cadeaus te geven om opdrachten te krijgen.

Verweer

5. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen, welk verweer samengevat hierop neerkomt. Aabo heeft haar klachtplicht verzaakt, waardoor [gedaagde] in zijn verdedigingsbelang is geschaad nu het om facturen gaat van 4 tot 9 jaar geleden. Bovendien is [gedaagde] al meer dan drie jaar geleden weggegaan bij Aabo. Hij mocht erop vertrouwen dat hij na het tekenen van de vaststellingsovereenkomst en na de periode dat het concurrentiebeding nog van toepassing was weer verder kon gaan met zijn leven. [gedaagde] heeft in de periode dat hij bij Aabo werkte zo’n 30.000 facturen opgemaakt, in deze procedure gaat het slechts om een kleine selectie hieruit. De brieven van 24 oktober 2014 en 27 mei 2016 van (de gemachtigde van) Aabo heeft [gedaagde] niet ontvangen. De vorderingen ten aanzien van de facturen van vóór 30 januari 2013 zijn dan ook verjaard.
6. [gedaagde] is een salesman die zich heeft gericht op de verkoop en het verhogen van de omzetten. Hij betwist uitdrukkelijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering dan wel Aabo opzettelijk en/of met bewuste roekeloosheid zou hebben benadeeld. Hij is door de politie niet als verdachte gehoord.
7. Hij voert aan dat hij zich tijdens het gesprek op 10 oktober 2014 weinig meewerkend heeft opgesteld omdat hij ervan overtuigd was dat hij er uit gewerkt werd. Er was een zware delegatie van Aabo aanwezig en [gedaagde] werd erg onder druk gezet.
8. Volgens [gedaagde] wordt deze procedure gevoerd vanwege een persoonlijke rancune van de directeur van Aabo jegens hem. [gedaagde] heeft 18 jaar voor Aabo gewerkt onder sturing en goedkeuring van Aabo en haar directeur. De dakdekkerswereld is een kleine branche en het is belangrijk om je relaties op te bouwen en vast te houden. Aabo heeft een bedrijfscultuur waarin het gangbaar is dat steekpenningen worden betaald om opdrachten binnen te halen. In die cultuur is [gedaagde] gevormd. Hij heeft altijd zijn werk naar volle tevredenheid uitgevoerd. Zijn vestiging draaide een topomzet en het was gebruikelijk om producten gratis weg te geven aan klanten. Er was weinig aansturing op de individuele filialen en er werd een grote mate van vrijheid van handelen gegeven aan de medewerkers. Er zijn nooit functioneringsgesprekken met hem gevoerd. De gebeurtenissen die in deze procedure worden opgevoerd onder de vorderingen 3b tot en met 3k hebben nooit tot maatregelen jegens hem geleid. Er is zodoende altijd sprake geweest van handelen met goedkeuring, of op zijn minst gedogen, van het management, aldus [gedaagde] .
9. De voorraad van het filiaal fluctueerde, er werd ook met voorraad geschoven tussen filialen en er zijn bij de halfjaarlijkse tellingen regelmatig voorraadverschillen gevonden van maximaal 1 tot 2% per jaar. Deze hebben nooit tot gevolgen voor [gedaagde] geleid en werden aldus geaccepteerd als een normaal onderdeel van de bedrijfsvoering. Hij betwist uitdrukkelijk de door Aabo opgevoerde voorraadverschillen.
10. Het feit dat er op naam van [gedaagde] is ingelogd impliceert niet automatisch dat [gedaagde] de facturen heeft ingevoerd. De door [gedaagde] ingebrachte € 0,00-facturen zijn opgemaakt om cadeaus aan klanten te verwerken, de voorraad van het filiaal te corrigeren of garantieleveringen en defecte zaken te verwerken. Er is geen sprake van kwade opzet. Wellicht heeft [gedaagde] administratief zaken wat onhandig vastgelegd. Verkopen werden altijd in het systeem geadministreerd. Contante betalingen werden in het kasboek verwerkt. De conclusie van Aabo dat er goederen door of onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] zijn verduisterd, is dan ook onjuist. Als dit wel zo was, had de centrale administratie dit ook moeten signaleren.
11. [gedaagde] betwist dat Aabo schade heeft geleden waarvoor hij aansprakelijk is. Ook betwist hij de gevorderde winstmarge. Mocht er al schade zijn, dan is deze niet hoger dan de inkoopprijs. Er is geen (begin van) bewijs geleverd dat [gedaagde] zichzelf heeft bevoordeeld. [gedaagde] doet ten slotte een beroep op matiging op grond van de billijkheidscorrectie. Toewijzing van de vordering zal leiden tot ernstige financiële problemen voor [gedaagde] .

Beoordeling

Nul-facturen (3.b)
12. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] tegen deze vordering is het beroep op verjaring. Ingevolge artikel 3:310 BW verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaar na de aanvang van de dag, volgende op die, waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Onbetwist is gebleven dat Aabo pas op 8 oktober 2014 bij de steekproef de nul-facturen heeft ontdekt. Dit is dan ook het moment waarop de verjaringstermijn is aangevangen ten aanzien van alle nul-facturen. Dat Aabo op een eerder moment deze nul-facturen had kunnen ontdekken, maakt het voorgaande niet anders. Dit geldt te meer nu [gedaagde] ter zitting heeft verklaard deze facturen juist te hebben opgemaakt om voorraadverschillen in de boekhouding te maskeren. De omstandigheid dat deze facturen bij de normale jaarlijkse controle van de boekhouding niet zijn opgemerkt, kan hij dan ook thans niet aan Aabo tegenwerpen. Conclusie is daarom dat de vordering met betrekking tot de in 2014 ontdekte nul-facturen in de periode vanaf 2009 tot en met 2014 niet is verjaard, nu de dagvaarding op 30 januari 2018 (te weten minder dan vijf jaar later) aan [gedaagde] is betekend.
13. [gedaagde] voert voorts aan dat niet is geklaagd over de nul-facturen binnen een redelijke termijn. Vaststaat echter dat na de ontdekking op 8 oktober 2014 direct op 10 oktober 2014 een gesprek met hem heeft plaatsgevonden, waarin hij onder meer is aangesproken op het maken van nul-facturen. Onder die omstandigheden valt niet in te zien dat niet tijdig is geklaagd, zodat ook dit verweer faalt.
14. [gedaagde] betwist verder dat Aabo door het opmaken van de nul-facturen schade heeft geleden en dat hij daarvoor aansprakelijk is en verwijst daarbij naar de bedrijfscultuur. [naam 1] heeft ter zitting echter verklaard dat in het geheel geen sprake was van een cadeautjes/steekpenningencultuur. Hij verklaarde juist dat ter voorkoming daarvan in 2009 een streng computersysteem is aangeschaft. Alleen mensen die dat systeem heel goed kennen, zoals [gedaagde] , zijn volgens [naam 1] in staat dit systeem te foppen, waardoor het lijkt dat de verduisterde goederen nooit zijn ingekocht. Bij toeval is [naam 5] in het klantenbestand van een debiteur op de nul-factuur van 7 oktober 2014 gestuit. Er werden verder wel bedrijfstrainingen gegeven, maar personeel werd niet opgeleid om presentjes uit te delen, zeker niet als daar geen toestemming voor is gevraagd, aldus [naam 1] ter zitting.
15. Nu Aabo verder heeft verwezen naar de e-mailberichten tussen [naam 1] en [gedaagde] op 12 en 14 juni 2011 (zie hiervoor 1.5 tot en met 1.7), heeft [gedaagde] onvoldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat het hem was toegestaan en/of dat het bedrijfscultuur was om goederen weg te geven. Dat dit wel zo was strookt overigens ook niet met de eigen verklaring van [gedaagde] ter zitting dat hij met de nul-facturen voorraadverschillen probeerde te maskeren in de boekhouding. Als het hem was toegestaan om voorraad weg te geven, lag het immers voor de hand dat hij dit gewoon had geregistreerd. In dat geval zou dan geen sprake zijn geweest van voorraadverschillen of valt in ieder geval niet in te zien dat [gedaagde] , zoals hij verklaarde ter zitting, bij voorraadverschillen [naam 1] op “zijn dak” zou krijgen.
16. Wat hier verder ook van zij, vaststaat in ieder geval dat [gedaagde] met de nul-facturen heeft geprobeerd te verbergen dat sprake was van voorraadverschillen in zijn filiaal. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist waar deze voorraadverschillen vandaan kwamen en dat hij er maar geen grip op kon krijgen. Gevolg van zijn handelen was echter dat Aabo jarenlang niet op de hoogte was van deze verschillen en door deze onwetendheid ook niet de oorzaak daarvan kon opsporen en daartegen kon optreden, terwijl over de jaren heen de ingekochte voorraad bleef verdwijnen. Conclusie is dan ook dat Aabo door het opmaken van de nul-facturen ten bedrage van het inkoopbedrag van de producten op die facturen schade heeft geleden. [gedaagde] voert wel aan dat Aabo meer omzet heeft gegeneerd door het weggeven van producten, maar dat verweer kan niet slagen. Zoals hiervoor overwogen, heeft [gedaagde] onvoldoende aangevoerd om ervan uit te kunnen gaan dat sprake was van een steekpenningencultuur, zodat ook niet kan worden aangenomen dat Aabo hiervan voordeel heeft genoten. Voor zover Aabo daarvan echter al enig voordeel zou hebben genoten, is in ieder geval niet vast komen te staan dat Aabo hiermee heeft ingestemd, zodat enig voordeel in de omzet, voor zover al genoten, niet wordt meegenomen in de begroting van de schade. Daarbij is in aanmerking genomen dat, zoals Aabo onbetwist stelt, het aannemen of betalen van steekpenningen op andere wijze schadelijk kan zijn voor de onderneming van Aabo, zoals ten aanzien van de goede naam van de onderneming en/of in relatie tot de belastingdienst.
17. Niet valt echter in te zien, zoals [gedaagde] terecht aanvoert, dat Aabo ook ten bedrage van de verkoopmarge van de producten schade heeft geleden. Gesteld noch gebleken is immers dat verkoopopdrachten zijn geannuleerd omdat deze producten uit de voorraad miste. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat voor deze producten andere producten uit de voorraad zijn verkocht, zodat de verkoopmarge op de producten niet is misgelopen. De schade wordt dan ook begroot op de inkoopbedragen van de op de nul-facturen genoemde producten, te weten op het door Aabo berekende en niet door [gedaagde] betwiste bedrag van € 56.851,44.
18. Ingevolge artikel 7:661 lid 1 BW is [gedaagde] alleen aansprakelijk voor deze schade, indien vast komt te staan dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [gedaagde] . Nu [gedaagde] ter zitting zelf heeft verklaard dat hij opzettelijk de voorraadverschillen heeft willen verbergen, hetgeen jarenlang is gelukt, wordt geoordeeld dat [gedaagde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Als [functie 2] behoorde het tot zijn functie om de voorraad van de ingekochte producten te beheren en zoveel mogelijk voorraadverschillen te voorkomen. Door in plaats van de voorraadverschillen te melden bij Aabo en de oorzaak op te sporen, deze juist boekhoudkundig te laten “verdwijnen”, heeft hij niet alleen zijn functie niet goed vervuld, maar ook Aabo de kans ontnomen deze verschillen én dus de schade te voorkomen. Nu hij daarbij heeft verklaard dat hij dit deed omdat hij [naam 1] niet “op zijn dak” wilde, wordt geconcludeerd dat [gedaagde] daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van zijn gedraging; hij wist dat [naam 1] , als hij op de hoogte kwam van de voorraadverschillen, hem hiervoor ter verantwoording zou roepen en dat wilde hij niet. Door de nul-facturen heimelijk op te maken heeft [gedaagde] er doelbewust voor gezorgd dat de verschillen onopgemerkt bleven en dat [naam 1] hem dus ook niet voor de verschillen ter verantwoording riep. Conclusie is dan ook dat de schade het gevolg is van bewust roekeloos handelen van [gedaagde] , zodat hij deze schade ten bedrage van € 56.851,44 dient te vergoeden. De vraag of [gedaagde] door deze handelswijze zichzelf ook heeft verrijkt, zoals Aabo stelt, kan onder deze omstandigheden in het midden blijven.
19. Bij gebrek aan verweer is de wettelijke rente zoals gevorderd (3.l) vanaf 14 oktober 2014 over dit bedrag toewijsbaar.
Vorderingen 3.b, c, d, f, h, j en k
20. [gedaagde] beroept zich ook ten aanzien van deze vorderingen op verjaring, nu de handelingen hebben plaatsgevonden vóór 30 januari 2013. Hij betwist daarbij de stuitingsbrief van 27 mei 2016 en de aansprakelijkheidsstelling van 24 oktober 2014 te hebben ontvangen. Nu Aabo niet nader heeft toegelicht dat [gedaagde] haar brieven heeft ontvangen door middel van bijvoorbeeld het overleggen van een reactie van [gedaagde] op haar brieven of een bewijs van verzending én de door haar gestelde brief van 24 oktober 2014 niet heeft overgelegd, heeft zij door overlegging van enkel de brief van 27 mei 2016 onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat zij [gedaagde] in 2014 aansprakelijk heeft gesteld en zij de verjaringstermijn daarna heeft gestuit. Veeleer lijkt het erop dat in oktober 2014 niet (meer) over aansprakelijkheidstelling is gesproken, nu tussen partijen kort daarna op 19 november 2014 een vaststellingsovereenkomst is gesloten, waarin weliswaar geen finale kwijting is opgenomen, maar ook niet is bepaald dat Aabo [gedaagde] aansprakelijk houdt voor geleden schade. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij dacht dat het daarmee was afgerond. Aabo heeft dan ook onvoldoende gesteld om te kunnen vaststellen dat de aansprakelijkheidstelling en/of de stuitingsbrief [gedaagde] ook daadwerkelijk hebben bereikt, zodat ervan uit wordt gegaan dat dit niet het geval is geweest. Het beroep op stuiting van Aabo faalt dan ook.
21. Zoals hiervoor reeds geoordeeld, verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaar na de aanvang van de dag, volgende op die, waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De vorderingen zijn alle aan Aabo kenbaar geworden door een controle van de boekhouding. De verwerkingen hiervan waren echter, in tegenstelling tot de nul-facturen, niet in de boekhouding verstopt, maar direct zichtbaar. Hiervan had Aabo, als werkgever, dus al in het boekjaar dat deze verwerking plaatsvond of kort daarna door een eenvoudige boekhoudkundige controle op de hoogte kunnen zijn. Geoordeeld wordt dan ook dat zij op dat moment reeds in staat was een onderzoek naar deze boekhoudkundige verwerkingen te doen. Dat zij reeds toen al ten aanzien van de IPhone, Resitrix en een cadeau voor een collega een vermoeden had van schade, blijkt uit de e-mailberichten van 12 en 14 juni 2011 respectievelijk een niet onder de feiten opgenomen door Aabo overgelegd e-mailbericht van 27 januari 2012. Op grond van deze e-mails wordt geoordeeld dat voor Aabo op dat moment (te weten medio 2011, uiterlijk begin 2012) al voldoende reden bestond om de boekhouding van [gedaagde] goed na te kijken, zodat van subjectieve bekendheid met de gestelde schade en de daarvoor aansprakelijke persoon kan worden gesproken. De verjaringstermijn is ten aanzien van deze vorderingen dan ook al, in ieder geval begin 2012, gaan lopen. Nu de dagvaarding eerst op 30 januari 2018, te weten meer dan vijf jaar na dat moment, aan [gedaagde] is betekend, zijn deze vorderingen verjaard. Deze vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Vorderingen 3.e, g en i.
22. Deze vorderingen hebben betrekking op respectievelijk 16 november 2013, 7 april 2014 en 4 maart 2014. Nu de dagvaarding op 30 januari 2018 aan [gedaagde] is betekend, zijn deze vorderingen niet verjaard. [gedaagde] voert aan dat het vorderingsrecht evenwel is vervallen op grond van 6:89 BW omdat niet binnen een redelijke termijn is geklaagd. Ook ten aanzien van deze vorderingen geldt dat deze kenbaar zijn geworden aan Aabo uit de boekhouding en dat deze niet, zoals de nul-facturen, verhuld waren verwerkt. Aabo had dan ook van deze verwerkingen in dat boekjaar of niet lang daarna op de hoogte kunnen zijn en had [gedaagde] op dat moment daarop kunnen aanspreken. Nu zij dit niet heeft gedaan, maar pas bij dagvaarding c.q. eiswijziging in 2018 [gedaagde] daarvan een verwijt maakt, heeft zij ten aanzien van de door haar gestelde gebreken niet binnen bekwame tijd geklaagd. Zoals hiervoor overwogen, had Aabo al sinds 2011 vermoedens over schade ten aanzien van het boekhoudgedrag van [gedaagde] . Op 1 december 2014 is het dienstverband ten gevolge daarvan ook met een vaststellingsovereenkomst geëindigd. Het had dan ook op de weg van Aabo gelegen om [gedaagde] op dat moment aan te spreken op zijn gedrag en daarover te klagen, althans duidelijk te maken dat daarover (in algemene zin) onderzoek zou worden ingesteld. Gesteld noch gebleken is dat dit ten aanzien van onderhavige vorderingen op dat moment is gebeurd. Uit de vaststellingsovereenkomst blijkt evenwel dat geen finale kwijting is verleend, maar ook niet dat expliciet een schadevordering uit hoofde van de boekhoudkundige verwerkingen is voorbehouden. Onder die omstandigheden mocht [gedaagde] er dan ook gerechtvaardigd van uitgaan dat hij ten aanzien van kenbare boekhoudkundige verwerkingen niet meer zou worden aangesproken. Daarbij geldt dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] door Aabo van de uitvoerige aangifte bij de politie op de hoogte is gesteld. Onbetwist is immers gebleven dat [gedaagde] ten gevolge van die aangifte niet door de politie is gehoord, noch dat hij het proces-verbaal van aangifte eerder heeft ontvangen dan bij dagvaarding. Conclusie is dan ook dat Aabo te laat bij [gedaagde] heeft geklaagd over deze vermeende schade en dat daarmee het recht om hierop een beroep te doen anno 2018 is vervallen.
Verklaring voor recht (2) en schade staat (3.m)
23. De gevorderde verklaring voor recht is te algemeen geformuleerd om voor toewijzing in aanmerking te komen, nu onder meer de concrete door Aabo gestelde tekortkoming(en) niet in de gevorderde verklaring zijn opgenomen. De vordering om te verklaren dat voor het overige de schade op dient te worden gemaakt bij staat, is daarom evenmin toewijsbaar.
Kosten (3.n)
24. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, waaronder de beslagkosten. Nu Aabo echter niet alle beslagstukken heeft overgelegd, maar enkel het verzoekschrift, het verlof en e-mailcorrespondentie over de gemaakte afspraken, worden deze begroot op € 1.000,00 (2,5 punten) aan salaris gemachtigde, voor het verzoekschrift, de mondelinge behandeling en de e-mailcorrespondentie.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Aabo van € 56.851,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2014 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Aabo begroot op:
exploot € 84,09
salaris € 1.000,00
griffierecht € 952,00
salaris (beslagverlof)
€ 1.000,00
totaal € 3.036,09
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.