ECLI:NL:RBAMS:2018:9239

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
7133205 CV EXPL 18-17660
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bij illegale onderverhuur via Airbnb

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Duwo en een studente die haar studiowoning illegaal onderverhuurde via Airbnb. Duwo, de verhuurder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en een boete van € 10.000,00 wegens overtreding van de huurovereenkomst. De studente, gedaagde, had de woning onderverhuurd aan een Argentijns echtpaar zonder toestemming van Duwo, wat in strijd was met de huurovereenkomst.

Tijdens de comparitie op 14 november 2018 heeft de gedaagde zich niet langer verzet tegen de ontbinding van de huurovereenkomst, maar de kantonrechter moest ook de hoogte van de gevorderde boete beoordelen. De kantonrechter oordeelde dat het boetebeding in de huurovereenkomst oneerlijk was, omdat het een onevenredig hoge schadevergoeding oplegde voor een enkele overtreding. Dit was in strijd met de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter vernietigde het boetebeding en wees de vordering tot betaling van de boete en schadevergoeding af.

De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om de woning binnen zeven dagen te ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de bescherming van consumenten tegen oneerlijke contractuele bedingen en de noodzaak voor verhuurders om redelijke voorwaarden te hanteren in huurovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7133205 CV EXPL 18-17660
vonnis van: 17 december 2018

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting Duwo

gevestigd te Delft
eiseres
nader te noemen: Duwo
gemachtigde: mr. T.A. Nieuwenhuijsen
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R.G.J. van Ommeren

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 27 juli 2018 met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 14 november 2018. Voor Duwo is verschenen [naam 1] , vergezeld door mr. H. Sevin als gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Duwo legt zich (in hoofdzaak) toe op huisvesting van studenten.
1.2.
[gedaagde] huurt van Duwo de woning gelegen aan het adres [adres] tegen een huurprijs van € 493,07 per maand, die bij vooruitbetaling voldaan moet worden.
1.3.
Het gehuurde betreft een zelfstandige studiowoning met een vloeroppervlakte van 21 m2.
1.4.
Artikel 1.4 van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst luidt als volgt:
“Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te dienen tot woonruimte voor huurder. Het is huurder verboden het gehuurde geheel of gedeeltelijk in gebruik te geven aan derden, onder te verhuren of op welke wijze dan ook te onttrekken aan de bestemming. Bij overtreding van dit verbod verbeurt huurder aan verhuurder een direct opeisbare boete van € 10.000,00 onverminderd het recht van verhuurder op volledige schadevergoeding.”
1.5.
Op 14 juni 2018 ontving Duwo een anonieme tip dat een aantal van haar woningen via Airbnb te huur worden aangeboden.
1.6.
Uit onderzoek van Duwo is gebleken dat ook het gehuurde via Airbnb te huur wordt aangeboden.
1.7.
Op 19 juni 2018 heeft Duwo tijdens een bezoek aan de woning geconstateerd dat de woning via Airbnb aan een Argentijns echtpaar was verhuurd.
1.8.
Het echtpaar heeft verklaard dat zij de woning vanaf 19 juni 2018 voor vier nachten voor een prijs van $ 157,00 per nacht hebben gehuurd.

Vordering en verweer

2. Duwo vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 10.000,00 aan boete en € 1.973,59 aan schadevergoeding, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Aan haar vordering legt Duwo het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in strijd met artikel 7:244 BW en artikel 1.4 van de huurovereenkomst gehandeld door de woning geheel onder te verhuren. Zij is hiermee zodanig ernstig tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Op grond van artikel 1.4 van de huurovereenkomst vordert Duwo een boetebedrag van € 10.000,00 en daarnaast (in afwijking van artikel 6:92 lid 2 BW) betaling van de volledig geleden schade, begroot op een bedrag gelijk aan de met de onderhuur behaalde winst.
4. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering. De verweren worden voor zover nodig hieronder opgenomen en beoordeeld.

Beoordeling

5. [gedaagde] heeft aanvankelijk tegen de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst verweer gevoerd. Ter comparitie heeft [gedaagde] zich niet langer tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst verzet, zodat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming toewijsbaar is.
6. Ten aanzien van de boete wordt het volgende overwogen. De overeenkomst tussen Duwo en [gedaagde] moet worden aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereen-komsten (hierna: de richtlijn). Duwo is immers een rechtspersoon die handelt in het kader van haar privaatrechtelijke bedrijfsactiviteit en [gedaagde] is een natuurlijk persoon, waarvan niet is gebleken dat zij bedrijfs- of beroepsmatig handelt. Artikel 1.4 van de huurovereenkomst waarop Duwo de gevorderde boete heeft gebaseerd is een beding als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de richtlijn, omdat het volgens Duwo een standaardbepaling betreft waarover niet afzonderlijk is onderhandeld. De kantonrechter is dan ook verplicht om ambtshalve na te gaan of het beding oneerlijk is in de zin van de richtlijn, en moet dat beding vernietigen indien het beding oneerlijk is. (Hoge Raad, 13 september 2013, ECLI:NL:HR: 2013:691).
7. Volgens artikel 3, lid 1, van de richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EG) wordt een beding in een overeenkomst als het onderhavige waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Het boetebeding behoort tot de bedingen die op de bij de richtlijn behorende indicatieve lijst staan, in bijzonder het boetebeding dat tot doel of tot gevolg heeft ‘de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen’.
8. Nu in het beding ten aanzien van de boete geen onderscheid wordt gemaakt naar de duur en/of de wijze van ingebruikgeving/verhuur, moet worden geconcludeerd dat een huurder op grond van het beding ook voor een enkele dag onderdak bieden aan een logé de boete van € 10.000,00 verschuldigd is. In dat geval is de boete onevenredig hoog. Nu in artikel 1.4 verder is bepaald dat naast de boete ook nog volledige schadevergoeding kan worden gevorderd, wordt hierdoor het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk verstoord. Daarbij is in aanmerking genomen dat het om een huurovereenkomst van een studentenwoning gaat en de financiële situatie van studenten over het algemeen beperkt is. Artikel 1.4 wordt dan ook als oneerlijk beding aangemerkt.
9. Duwo stelt verder nog wel dat de boete ook een preventief karakter heeft en dat deze daarom heel hoog moet zijn, maar dit maakt het voorgaande niet anders. Duwo heeft immers reeds op grond van de wet effectieve middelen om op te treden tegen onderverhuur. Zo heeft Duwo op grond van het bepaalde in artikel 6:104 BW de mogelijkheid schadevergoeding te vorderen ter hoogte van de volledige winstafdracht en kan Duwo op grond van onderverhuur ontbinding/ontruiming van de huurovereenkomst vorderen.
10. De kantonrechter zal het boetebeding dan ook vernietigen en de vordering tot betaling van de boete en schadevergoeding afwijzen. Ingevolge HvJ EU 30 april 2014, ECLI:EU:C:2014:282 ( [naam 2] ) is vervanging van een oneerlijk beding door een bepaling van regelend recht immers alleen toegestaan indien na vernietiging van het beding de overeenkomst niet kan blijven voortbestaan en de consument door de nietigverklaring geconfronteerd wordt met uiterst nadelige consequenties, hetgeen hier niet het geval is. Schadevergoeding op basis van de wet is in deze dan ook niet aan de orde.
11. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
I ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het adres [adres] ;
II veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde te ontruimen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en ter beschikking van Duwo te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
III veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Duwo begroot op:
exploot € 99,91
salaris € 300,00
griffierecht
€ 476,00totaal € 875,91
voor zover van toepassing, inclusief btw;
IV veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
V verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.