ECLI:NL:RBAMS:2018:9229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
13/751801-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in België

Op 14 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek in België. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 30 november 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de openstaande strafzaken in Nederland geen belemmering vormen voor de overlevering. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten geaccepteerd dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, en heeft de beslissing op 14 december 2018 uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751801-18
RK-nummer: 18/7244
Datum uitspraak: 14 december 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 oktober 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 september 2018 door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Marcus, advocaat te Rijen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek, afgegeven door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent en gedateerd 24 september 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van België strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18 te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het verweer niet kan slagen.
De opgeëiste persoon heeft zijn onschuld tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings van het Parket van de procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent heeft op 12 oktober 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 § 3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde onderdaan met Nederlandse nationaliteit.
Deze garantie houdt in dat, eens de overgeleverde onderdaan van Nederland in België tot een definitieve vrijheidsbenemede straf of maatregel werd veroordeeld, deze onderdaan naar Nederland zal worden overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Hierbij kan ik u meedelen dat ik de garantie verleen dat [opgeëiste persoon] , geboren te [geboorteplaats] (Nederland) op [geboortedatum] , na een eventuele definitieve veroordeling door de Belgische rechtbank of Hof, de opgelopen straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De onder 4 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Artikel 36 OLW

De raadsvrouw heeft gewezen op het feit dat er tegen de opgeëiste persoon nog strafzaken in Nederland lopen. De raadsvrouw voert aan dat het overleveringsverzoek op die grond dient te worden afgewezen.
De rechtbank is evenals de officier van justitie van oordeel dat nog lopende strafzaken geen omstandigheden vormen die de beoordeling van overleveringsverzoeken in de weg kunnen staan. De OLW geeft aan de rechtbank niet de bevoegdheid een overlevering te weigeren of om een beslissing met betrekking tot de overlevering aan te houden indien in Nederland nog strafvervolgingen tegen de opgeëiste persoon lopen. Openstaande Nederlandse strafzaken zien op een feitelijke belemmering voor de overlevering waarover op grond van artikel 36 van de OLW de officier van justitie dient te beslissen. De officier van justitie moet in een dergelijk geval de beslissing omtrent de tijd en de plaats van de feitelijke overlevering in beginsel aanhouden.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C.P. de Ridder en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.