ECLI:NL:RBAMS:2018:920

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
13/650461-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drie straatroven en bedreiging van een politieagent in Amsterdam

Op 16 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie straatroven en bedreiging van een politieagent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2017 in Amsterdam een mobiele telefoon heeft gestolen van slachtoffer 1, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Op 4 september 2017 heeft hij opnieuw een mobiele telefoon gestolen van slachtoffer 2, en op dezelfde dag een iPad van slachtoffer 3, ook met geweld. Daarnaast heeft de verdachte op 6 september 2017 de politieagent [slachtoffer 4] bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt, evenals camerabeelden en andere bewijsmiddelen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan slachtoffer 3 en is de in beslag genomen scooter verbeurd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/650461-17 + 23/001484-15 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 16 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Stroink en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D. Fontein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op en/of aan de openbare weg (te weten: [plaats delict] heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone 6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (plotseling en/of onverhoeds) uit de handen van die [slachtoffer 1] trekken van die mobiele telefoon en/of het (vervolgens) (weg)rijden op een scooter;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op en/of aan de openbare weg (te weten: [plaats delict 2] ) heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk LG, type G5se), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (plotseling en/of onverhoeds) uit de handen van die [slachtoffer 2] trekken van die mobiele telefoon en/of het
(vervolgens) (weg)rijden op een scooter;
3.
hij op of omstreeks 4 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op en/of aan de openbare weg (te weten: [pleegdatum 3] ) heeft weggenomen een tablet en/of Ipad (merk Apple, Ipad Mini 4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (plotseling en/of onverhoeds) uit de handen van die [slachtoffer 3] trekken van die Ipad en/of het (vervolgens) (weg)rijden op een scooter;
4.
hij op of omstreeks 6 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] (werkzaam als aspirant van de politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Kankerhoer als ik hieruit ben, snij ik je kanker strot door, al moet ik twee jaar zitten. Ik heb het er voor over", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht alle feiten bewezen. Met betrekking tot feit 1 heeft zij gewezen op de aangifte, het proces-verbaal waarin wordt gerelateerd dat de gestolen telefoon uitpeilt in [verblijfplaats verdachte] , de verblijfplaats van verdachte, en dat verdachte en zijn scooter voldoen aan het signalement. Voorts heeft zij erop gewezen dat verdachte verschillende verklaringen heeft afgelegd en dat verdachte is geïdentificeerd op camerabeelden, opgenomen in de nabijheid van het incident, pal nadat dat heeft plaatsgevonden. De donkere trui met witte ritsen die verdachte op die beelden droeg is later ook aangetroffen in het huis waar hij verbleef. Het motorblok van zijn scooter was warm.
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat zowel de dader als de scooter waarop deze rijdt overeenkomsten vertonen met verdachte en de scooter waar hij op rijdt. De kleding die de dader op de beelden droeg lijkt op de kleding die in de rugzak van verdachte werd aangetroffen toen hij werd aangehouden voor feit 3.
Met betrekking tot feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat een getuige het kenteken van de scooter van verdachte heeft genoteerd.
Het voorgaande tezamen en in onderlinge samenhang bezien maakt dat de officier van justitie alle 3 de straatroven bewezen acht. Zij heeft daarbij ook gewezen op het feit dat telkens sprake is van dezelfde modus operandi. Dat de gestolen goederen niet bij verdachte zijn aangetroffen wijt de officier van justitie aan de omstandigheid dat hij telkens de tijd heeft gehad om deze veilig te stellen.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie gewezen op het proces-verbaal van de verbalisant en de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij uit onmacht wel iets geroepen heeft.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 geen overtuigend bewijs in het dossier bevindt. Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat gesproken wordt over een zilverkleurige Vespa, terwijl verdachte een witte Kymco heeft. Daarnaast voldoet verdachte niet echt aan de beschrijving en hij is niet herkend op de plaats delict. De camerabeelden waarop hij wel is herkend vormen geen sluitend bewijs en er zijn geen goederen bij hem aangetroffen, aldus de raadsman. Over de warme uitlaat heeft verdachte verklaard dat hij even ervoor sushi heeft gehaald.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman erop gewezen dat de aangever plaatsen beschrijft die niet met de camerabeelden overeenkomen en dat het daadwerkelijke wegnemen van de GSM niet wordt waargenomen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de aangever de dader als oud en gerimpeld beschrijft en dat sprake is van gelijkenis, hetgeen nog geen herkenning is. Ook deze buit is niet bij verdachte aangetroffen. Verdachte heeft nog aangevuld dat hij geen zwarte scooter, zoals de aangever beschrijft, heeft.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de aangeefster nauwelijks een beschrijving van de dader geeft en de getuige die het kenteken van de scooter heeft genoteerd spreekt over een man met een hoofd vol haar. Een andere getuige spreekt over een man met kort haar en een donkere scooter. De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte pas enige tijd na het incident op de scooter wordt gezien en dat ook de weggenomen iPad niet bij hem is aangetroffen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle feiten bewezen. Met betrekking tot feit 1 heeft getuige [getuige 1] verklaard dat hij en aangever achter de dader zijn aangerend. Op camerabeelden van [naam 1] is verdachte rond 8:19 uur op een scooter te zien, nog geen halve minuut later gevolgd door de aangever die door de straat rent. De gestolen iPhone peilt vervolgens om 8.44 uur uit in de [verblijfplaats verdachte] , waar verdachte korte tijd later door de politie wordt aangetroffen bij zijn scooter, die dan nog warm aanvoelt. Zijn vriend, die in een woning aan de [verblijfplaats verdachte] woont, verklaart tegen de politie dat verdachte rond 8:45 uur zijn woning kwam binnenlopen. De verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris dat hij zijn scooter aan ene [naam 1] heeft uitgeleend acht de rechtbank onaannemelijk en snijdt bovendien geen hout, nu verdachte zelf is aangetroffen bij zijn scooter, een half uur na het incident, en hij daar ter plaatse verklaarde dat hij die scooter net gebruikt had om sushi te halen.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat een getuige het kenteken van de scooter van verdachte heeft genoteerd. Verdachte wordt even later waargenomen op zijn scooter met datzelfde kenteken. Nadat de verbalisant verdachte even uit het oog was verloren zag hij de scooter even later staan. Verdachte werd kort daarna aangehouden. In zijn tas zat de kleding die hij daarvoor nog aan had.
Ten aanzien van alle drie de straatroven overweegt de rechtbank voorts dat door slachtoffers of getuigen opgegeven signalementen van dader en scooter zeer wel kunnen afwijken. De oorzaak hiervan is erin gelegen dat slachtoffers en getuigen volledig werden overdonderd. In een flits griste verdachte de goederen uit de handen van zijn slachtoffers en vervolgens verdween hij zeer snel op zijn scooter. Onder die omstandigheid is niet ondenkbaar dat bijvoorbeeld het Franse petje dat verdachte tijdens het plegen van feit 3 droeg voor haar werd aangezien. De getuige was bovendien bezig met het kenteken van de scooter en dus niet gefocust op het signalement van verdachte. Dat de goederen niet bij verdachte werden aangetroffen kan worden verklaard door de omstandigheid dat hij telkens tijd en gelegenheid heeft gehad de goederen onder te brengen.
Met betrekking tot feit 2 merkt de rechtbank nog op dat de straatroof werd gepleegd op een moment dat het donker was. Mede gelet op het feit dat de scooter van verdachte aan de achterzijde zwarte elementen heeft is te verklaren dat het slachtoffer een zwarte scooter dacht te zien. Voor zover de door aangever genoemde straatnamen niet overeenkomen met de camerabeelden van het incident, is dit verklaarbaar door het feit dat het slachtoffer niet in Amsterdam woonachtig is en mogelijk nauwelijks bekend is met de Amsterdamse straatnamen.
Schakelbewijs
De aangiftes van [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3) houden in dat verdachte:
  • aan komt rijden op zijn scooter;
  • onverhoeds de iPhone/mobiele telefoon/iPad uit hun handen grist;
  • er vervolgens snel op zijn scooter vandoor gaat.
Nu de aangiftes overeenkomstige handelwijze van verdachte beschrijven, kan ten aanzien van feit 2 schakelbewijs worden aanvaard en kunnen de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als steunbewijs gelden.
Gelet op voorgaande, alsmede de bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank alle drie ten laste gelegde straatroven bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de aan dit vonnis als bijlage gehechte en daarvan deel uitmakende bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 2 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, te weten: [plaats delict] , heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone 6, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds uit de handen van die [slachtoffer 1] trekken van die mobiele telefoon;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 4 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk LG, type G5se, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds uit de handen van die [slachtoffer 2] trekken van die mobiele telefoon;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 4 september 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op de openbare weg, te weten: [plaats delict 3] , heeft weggenomen een tablet, merk Apple, iPad Mini 4, toebehorende aan [slachtoffer 3] welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onverhoeds uit de handen van die [slachtoffer 3] trekken van die iPad;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 6 september 2017 te Amsterdam [slachtoffer 4] , werkzaam als aspirant van de politie Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Kankerhoer, als ik hieruit ben, snij ik je kanker strot door, al moet ik twee jaar zitten. Ik heb het er voor over".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 172 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de inbeslaggenomen scooter zal worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest met daarnaast een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie straatroven, twee daarvan op toeristen. Door zijn handelen draagt verdachte bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij de slachtoffers en degenen die van de voorvallen getuige waren. Bovendien schaadt verdachte de goede naam van Amsterdam als toeristenbestemming.
Voorts heeft verdachte tegen een arrestantenverzorger geroepen dat hij haar strot zou doorsnijden, waardoor deze zich ernstig bedreigd voelde. Dit terwijl zij gewoon met haar politiewerk bezig was en zij zich daarbij veilig hoort te voelen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 januari 2018 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte eerder ter zake vermogensdelicten is veroordeeld en met betrekking tot de laatste veroordeling nog in een proeftijd liep.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 31 januari 2018 betreffende verdachte, in het bijzonder op de daarin voorgestelde interventie. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich inzet voor verbetering van zijn leefomstandigheden. Teneinde een en ander niet te frustreren kiest de rechtbank voor een straf die bevordert dat verdachte niet opnieuw de fout in gaat, in plaats van kale afstraffing van het gedrag van verdachte. De rechtbank zal daarom een straf opleggen die geen verdere detentie inhoudt. Daarbij merkt de rechtbank op dat, gelet op de ernst van de feiten, in andere omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan het voorarrest van verdachte in de rede had gelegen.
Beslag
Onder verdachte is een tas met kleding, een telefoon en een bromfiets in beslag genomen.
De tas met kleding zal aan verdachte worden teruggegeven, de telefoon heeft hij reeds terug.
Verbeurdverklaring
De bromfiets behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder 1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert $ 420,95 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is betwist. De raadsman heeft aangevoerd dat aan de Nederlandse rechter geen betaling in Dollars gevraagd kan worden en dat de iPad niet nieuw was.
De rechtbank zal de vordering deels toewijzen in euro’s. Nu niet bekend is hoe oud de iPad was, maar aangenomen mag worden dat er sprake is van afschrijving door ouderdom, zal de rechtbank het toe te wijzen schadebedrag in redelijkheid en billijkheid begroten op
€ 250,--.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 250,-- zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, 4 september 2017.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 3] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank begroot deze op een bedrag van € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro).
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 19 september 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/001484-15, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 28 januari 2016 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en zich daarom niet aan de opgelegde voorwaarden heeft gehouden, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt,
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat veroordeelde zich binnen 5 werkdagen meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Weesperzijde 70 te Amsterdam en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd: een bromfiets, Kymco Agility50 [kentekennummer] (5444063).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van: een sweater (5444057), 2 petten (5444060 en 5445276), een trui (5445257), een shirt (5445258), 2 broeken (5445263 en 5445264) en een tas (5445279).
Wijst de vordering van [slachtoffer 3] , wonende op het [woonplaats slachtoffer 3] , toe tot € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 4 september 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] , € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 4 september 2017, tot aan de dag van de algehele voldoening aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 5 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd arrest van 28 januari 2016 onder parketnummer 23/001484-15 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. de Lemos Benvindo, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2018.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.