8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het afhandig maken van een pincode van een hoogbejaard slachtoffer door zich telefonisch voor te doen als medewerker van een bank. Daaraan voorafgaand heeft verdachte de bankpas van het slachtoffer op geraffineerde wijze uit zijn woning ontvreemd. Vervolgens is het slachtoffer door verdachte bestolen door met de gestolen bankpas en verkregen pincode aanzienlijke bedragen van de bankrekening op te nemen. Bij een ander slachtoffer is de oplichtingstruc niet geslaagd, omdat zij de situatie niet vertrouwde. Wel werd ook bij dit slachtoffer en een derde slachtoffer op geraffineerde wijze een pinpas en een geldbedrag uit de woning ontvreemd. De door verdachte gepleegde feiten zijn ernstige feiten. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust ouderen als slachtoffer uitgekozen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan, juist nu deze kwetsbare personen doorgaans in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk zijn en derhalve genoodzaakt zijn om op anderen te vertrouwen. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de uitwerking van zijn handelen op de slachtoffers en louter uit eigen financieel gewin gehandeld. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de kans groot is dat bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis door het handelen van verdachte is aangetast.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 5 oktober 2018 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor oplichting en gekwalificeerde diefstal. Het strafblad van verdachte heeft echter geen strafverzwarende invloed omdat deze veroordelingen dateren van langer dan vijf jaar geleden.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting van de bewezenverklaarde feiten acht geslagen op oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ter zake insluiping, die uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De rechtbank ziet echter aanleiding af te wijken van dit oriëntatiepunt. Strafverzwarend is zonder meer dat sprake is van kwetsbare slachtoffers en verdachte en zijn medeverdachte(n) op geraffineerde wijze te werk zijn gegaan. Voor de zogeheten “babbeltruc” bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank constateert dat in vergelijkbare gevallen per “babbeltruc” gevangenisstraffen tussen de drie en zes maanden werden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank -met de officier van justitie- van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert ter zake van het onder 2 ten laste gelegde een materiële schadevergoeding van € 80,-- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 80,-- toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 17 juli 2018.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is een auto van het merk Peugeot in beslag genomen vermeld onder nummer 1 op de beslaglijst.
De officier van justitie heeft gevorderd tot verbeurdverklaring van de auto omdat de auto is gebruikt voor het plegen van de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft de teruggave van de auto bepleit aan de rechthebbende, te weten de broer van verdachte. De auto staat niet in verbinding met de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat het in beslag genomen voertuig meermalen is gebruikt om zich te verplaatsen naar de nabije omgeving van de slachtoffers. De rechtbank is echter met de raadsman van oordeel dat er niet een zodanig onlosmakelijk verband is tussen het voertuig en de strafbare feiten dat deze verbeurd dient te worden verklaard. De auto kan daarom worden geretourneerd aan de rechthebbende.