ECLI:NL:RBAMS:2018:9143

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
13/679020-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en verlaten van de plaats van het ongeval door bestuurder zonder rijbewijs

Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige Amsterdammer, die op 12 januari 2017 een verkeersongeval veroorzaakte. De verdachte, als bestuurder van een bromfiets, reed met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur over de Fazantenweg, waar de maximumsnelheid 15 kilometer per uur was. Hij kwam in botsing met een 78-jarige vrouw, die met een rollator liep, en veroorzaakte daarbij zwaar lichamelijk letsel, waaronder meerdere botbreuken. Na de aanrijding verliet de verdachte de plaats van het ongeval zonder zijn identiteit bekend te maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig had gedragen dat dit leidde tot het ongeval, en dat hij bovendien niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte voor een jaar de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Voor het rijden zonder rijbewijs, een overtreding, werd een afzonderlijke straf van vier weken hechtenis opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersfouten van de verdachte en het zware letsel dat het slachtoffer had opgelopen, wat leidde tot een zwaardere straf dan de oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/679020-17 (Promis)
Datum uitspraak: 18 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.C. Velleman.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] .

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat:
1. hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bromfiets, daarmee rijdend over de Fazantenweg en/of ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken middenvoetsbeentje(s), kuitbeen en spaakbeen en/of een (gebroken) schouder uit de kom, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Fazantenweg, komende uit de richting van de Fazantenweg gaande in de richting van de Meeuwenlaan,
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en/of
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
- terwijl verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur, terwijl dit in strijd is met artikel 45 RVV, waarbij een toegestane maximum snelheid van 15 kilometer per uur is bepaald, en/of in elk geval met een voor die situatie te hoge snelheid,
verdachte is, komen voor de kruising van de Fazantenweg met de Meeuwenlaan met een hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of zonder snelheid te verminderen, voornoemd kruisingsvlak opgereden en/of
heeft zich, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende blijven vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer] , gezien verdachtes (rij)richting komend van rechts, voornoemde kruising was opgelopen, althans op voornoemde kruising liep, althans zich daar bevond,
verdachte heeft (vervolgens) voornoemde voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of verdachte heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde fietsster, en/of verdachte is gaan remmen om die [slachtoffer] te ontwijken en/of (vervolgens) in een slip is geraakt,
waarna vervolgens verdachte en/of (met) zijn bromfiets tegen die [slachtoffer] is aangereden en/of aangebotst waardoor aan deze [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
(artikel 6 Wegenverkeerswet)
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bromfiets, daarmee rijdend over de Fazantenweg en/of ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit: verdachte heeft gereden over de Fazantenweg, komende uit de richting van de Fazantenweg gaande in de richting van de Meeuwenlaan,
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en/of
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
- terwijl verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur, terwijl dit in strijd is met artikel 45 RVV, waarbij een toegestane maximum snelheid van 15 kilometer per uur is bepaald, en/of in elk geval met een voor die situatie te hoge snelheid,
verdachte is, komen voor de kruising van de Fazantenweg met de Meeuwenlaan met een hoge snelheid, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of zonder snelheid te verminderen, voornoemd kruisingsvlak opgereden en/of
heeft zich, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising, niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is verdachte zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende blijven vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer] , gezien verdachtes (rij)richting komend van rechts, voornoemde kruising was opgelopen, althans op voornoemde kruising liep, althans zich daar bevond,
verdachte heeft (vervolgens) voornoemde voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of verdachte heeft niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde fietsster, en/of verdachte is gaan remmen om die [slachtoffer] te ontwijken en/of (vervolgens) in een slip is geraakt, waarna vervolgens verdachte en/of (met) zijn bromfiets tegen die [slachtoffer] is aangereden en/of aangebotst;
(artikel 5 Wegenverkeerswet)
2. hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Meeuwenlaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit en/of de identiteit van het door verdachte bestuurde motorrijtuig;
(artikel 7 Wegenverkeerswet)
3. hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Amsterdam, althans in Nederland als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, de Meeuwenlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
(artikel 107 Wegenverkeerswet)

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair. Vast staat dat verdachte vanuit een woonerf met te hoge snelheid de kruising met een voorrangsweg naderde en daarbij het slachtoffer ten onrechte niet voor heeft laten gaan. Daarbij is hij tegen haar aangereden, waardoor zij beiden vielen. Het slachtoffer is een bejaarde vrouw die op dat moment met een rollator liep. Met dit incident heeft verdachte haar zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Met deze handelingen heeft verdachte ernstige schuld gehad aan de aanrijding. Verdachte had bovendien geen rijbewijs en mocht dus sowieso geen scooter rijden.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 12 januari 2017 heeft op het voetpad gelegen langs de Meeuwenlaan te Amsterdam ter hoogte van de kruising met de Fazantenweg een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een voetganger en een snorfiets. Dit voetpad en de Fazantenweg lagen in een gebied dat was aangeduid als een erf. De maximum toegestane snelheid in dit gebied bedroeg maximaal stapvoets (15 kilometer per uur). [2]
De snorfiets reed op de Fazantenstraat in de richting van de Meeuwenlaan. Ter hoogte van het voetpad gaf de bestuurder van de snorfiets geen vrije doorgang aan een voetganger, [slachtoffer] . [3]
Het letsel van [slachtoffer] bestaat uit breuken in de middenvoetsbeentjes, kuitbeen, spaakbeen en schouder. Ook was haar schouder uit de kom. [4]
De bestuurder van de snorfiets heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. [5]
Verdachte heeft bekend dat hij de bestuurder van de motorscooter was die tegen de rollator aanreed. [6] Hij heeft verklaard dat hij hard reed, met een snelheid van ongeveer 60 tot 70 kilometer per uur [7] , dat de voetganger van rechts kwam en dat hij de voetganger achter een auto vandaan zag komen, zijn achterrem indrukte, waardoor de scooter begon te slingeren en uit balans raakte. Verdachte reed tegen de rollator, waardoor de voetganger een zwaai maakte tegen de grond. [8] Daarna heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. [9]
Ook heeft hij verklaard dat hij is opgegroeid in de buurt van de plaats van het ongeval. [10]
Uit het werksysteem van de politie blijkt dat verdachte niet in het bezit is van een geldig rijbewijs. [11]
3.2.2
Overwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals onder 1 primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Ernstige schuld
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW en overweegt daarover het volgende.
Verdachte heeft als bestuurder van een scooter gereden op een erf en naderde een voorrangsweg. Voetgangers mogen wegen gelegen binnen een erf over de volle breedte gebruiken (artikel 44 RVV). Bestuurders moeten op erven daarom zeer voorzichtig zijn en het is bestuurders dan ook niet toegestaan harder te rijden dan 15 kilometer per uur (artikel 45 RVV). Verdachte reed niet alleen zonder dat hij over een rijbewijs beschikte, maar ook met een snelheid die vele malen hoger lag dan de toegestane maximumsnelheid. Bovendien verrichtte hij een bijzondere manoeuvre: hij passeerde aan de linkerzijde een auto die stil stond op de rijbaan en die hem het zicht op de verkeerssituatie ontnam.
De rechtbank stelt voorop dat het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre uiterste oplettendheid en voorzichtigheid van de bestuurder vereist. Dit klemt te meer nu verdachte, die de omgeving goed kende, zich op een erf bevond en dus extra alert moest zijn op andere weggebruikers, zoals bijvoorbeeld voetgangers. Juist op deze plek, op een erf, had verdachte er rekening mee moeten houden dat de auto mogelijk stilstond om een voetganger voor te laten gaan.
De rechtbank verwijt verdachte dat hij veel te hard reed, niet voldoende heeft opgelet en geen extra handelingen heeft verricht om zich ervan te vergewissen dat op het moment dat hij de stilstaande auto naderde, zich geen voetgangers of andere verkeersdeelnemers naast die auto bevonden. Dit zijn meerdere ernstige verkeersfouten.
Bovendien heeft verdachte deze verkeersfouten begaan terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Dit maakt het rijgedrag van verdachte des te kwalijker, omdat alleen personen die hebben kunnen aantonen dat zij op de hoogte zijn van de verkeersregels gemotoriseerde voertuigen mogen besturen.
Snelheid
Hoe hard verdachte heeft gereden kan niet exact worden vastgesteld. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij met een snelheid tussen de 60 en 70 kilometer per uur reed. Dat met een veel te hoge snelheid is gereden volgt ook uit de situatie zoals die na de aanrijding door de politie is aangetroffen. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat verdachte met een snelheid van minimaal 60 kilometer per uur heeft gereden.
Zwaar lichamelijk letsel
De Hoge Raad heeft bepaald dat lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen is wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangemerkt (HR 13 maart 2001, NJ 2001, 329).
Hierboven is onder 3.2.1 al besproken dat het letsel van [slachtoffer] bestond uit een breuk in de middenvoetsbeentjes, kuitbeen, spaakbeen en schouder en dat haar schouder uit de kom was als gevolg van de aanrijding. Op zitting heeft [slachtoffer] ook verklaard al vier keer te zijn geopereerd aan haar schouder en dat zij nog steeds veel pijn heeft. Het letsel moet naar het oordeel van de rechtbank, gezien de aard, de ernst en de langdurigheid van het herstel ervan, als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank acht feit 1 primair bewezen, waarbij de rechtbank komt tot bewijs van ernstige schuld van verdachte en zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank acht – met de officier van justitie – op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de bekennende verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte een plaats ongeval heeft verlaten terwijl hij wist dat hij een ander letsel had toegebracht (feit 2) en een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl aan hem geen rijbewijs was afgegeven (feit 3).

4.Bewezenverklaringen

De rechtbank acht op grond van de onder 3.2.1 in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
op 12 januari 2017 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een bromfiets, daarmee rijdend over de Fazantenweg ter hoogte van het kruisingsvlak van een aldaar gelegen uitrit, zich zodanig onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken middenvoetsbeentjes, kuitbeen en spaakbeen en een gebroken schouder uit de kom werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Fazantenweg in de richting van de Meeuwenlaan,
- terwijl verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs en
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
- terwijl verdachte heeft gereden met een voor die situatie te hoge snelheid, terwijl dit in strijd is met artikel 45 RVV, waarbij een toegestane maximum snelheid van 15 kilometer per uur is bepaald en
verdachte is, komend voor de kruising van de Fazantenweg met de Meeuwenlaan met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en zonder snelheid te verminderen, voornoemd kruisingsvlak opgereden en
heeft zich, gekomen ter hoogte van voornoemde kruising niet voldoende vergewist dat voornoemde kruising vrij was van enig kruisend verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer] , gezien verdachtes rijrichting komend van rechts, voornoemde kruising was opgelopen,
verdachte heeft vervolgens voornoemde voetganger niet voor laten gaan en is niet tijdig uitgeweken voor voornoemde voetganger en is gaan remmen om die [slachtoffer] te ontwijken en vervolgens in een slip is geraakt,
waarna vervolgens verdachte met zijn bromfiets tegen die [slachtoffer] is aangereden waardoor aan deze [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
ten aanzien van feit 2:
op 12 januari 2017 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de Meeuwenlaan de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist een ander, te weten [slachtoffer] , letsel en schade was toegebracht, zonder dat de verdachte behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit;
ten aanzien van feit 3:
op 12 januari 2017 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets) heeft gereden op de weg, de Meeuwenlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook heeft hij voor elk van deze feiten afzonderlijk een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar gevorderd. De strafeis voor feit 3, een overtreding, is hechtenis van vier weken.
7.2
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2
De rechtbank zal voor de feiten 1 primair en 2 een gevangenisstraf van zes maanden opleggen, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Deze gevangenisstraf is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan uit het dossier is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op een woonerf een 78-jarige voetganger die met een rollator liep met hoge snelheid aangereden. Hij was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs. Op een woonerf dienen bestuurders van motorvoertuigen extra voorzichtig te zijn en meer dan normale aandacht te hebben voor de minder goed beschermde verkeersdeelnemers, bijvoorbeeld zij die, net als het slachtoffer, slecht ter been zijn. Verdachte heeft in plaats daarvan op het woonerf minimaal vier keer harder gereden dan de maximumsnelheid en heeft geen rekening gehouden met aldaar mogelijk aanwezige kwetsbare weggebruikers. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat sprake is van ernstige schuld.
Als gevolg van de aanrijding heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit haar slachtofferverklaring blijkt onder meer dat zij op dit moment, bijna twee jaar na de aanrijding, nog steeds niet volledig is hersteld. Recentelijk is zij voor de vierde keer aan haar schouder geopereerd.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbank hanteert, schrijven in het geval van ernstige schuld – indien van alcohol in het verkeer geen sprake is – met zwaar lichamelijk letsel als gevolg een taakstraf van 160 uur en een rijontzegging van een jaar voor.
Hoewel verdachte – na herhaaldelijk voor verhoor te zijn uitgenodigd – het feit bij de politie heeft bekend, is hij niet op zitting verschenen om zijn verantwoording te nemen voor zijn gedrag. Het slachtoffer, dat te kennen heeft gegeven graag met verdachte in gesprek te gaan, heeft hij evenmin te woord gestaan.
Dat verdachte heeft geleerd van zijn fout is niet gebleken. Hij is niet naar de terechtzitting gekomen om verantwoording af te leggen. Bij de politie heeft hij verklaard dat zijn rijervaring perfect is en dat hij al zijn hele leven zonder rijbewijs rijdt ‘en weg voor de politie als ze me willen pakken’. Dit laatste citaat uit een verhoor van verdachte doet ernstig vermoeden dat hij niet alleen het rijden zonder rijbewijs maar ook gevaarlijk verkeersgedrag, dat bijna inherent is aan achtervolgingssituaties, kennelijk als normaal en niet afkeurenswaardig beschouwt. Uit zijn strafblad van 8 november 2018 blijkt dat verdachte de afgelopen jaren veelvuldig voor het rijden zonder rijbewijs is veroordeeld. Hiervoor heeft hij onder meer een taakstraf opgelegd gekregen, waarna hij opnieuw voor hetzelfde feit is veroordeeld. De reclassering raadt in het rapport van 23 juli 2018 de oplegging van een taakstraf daarom af.
Vanwege de hierboven genoemde omstandigheden vindt ook de rechtbank dat de oplegging van een taakstraf een gepasseerd station is. Blijkbaar is het nodig om het belang van verantwoord verkeersgedrag op indringende wijze aan deze verdachte duidelijk te maken. Voor wat betreft de hoogte van de straf zal zij daarom een zwaardere straf opleggen dan de oriëntatiepunten noemen in het geval van ernstige schuld, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal daarnaast een rijontzegging opleggen voor beide misdrijven, dus een rijontzegging voor de duur van één jaar voor zowel feit 1 primair als voor feit 2.
Omdat eerder opgelegd reclasseringstoezicht positief is afgerond zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, met oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, namelijk een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Omdat het rijden zonder rijbewijs (feit 3) een overtreding is, moet hiervoor een afzonderlijke straf worden opgelegd. Zoals hierboven is besproken, is verdachte hiervoor in het verleden veelvuldig veroordeeld geweest. Detentie is daarom de enige passende straf. De rechtbank zal verdachte voor dit feit vier weken hechtenis opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 107, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de feiten 1 primair, 2 en 3 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2:
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen vijf werkdagen na onherroepelijke veroordeling meldt bij het kantoor van Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres 1] . Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich daarbij te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. moet meewerken aan een begeleidingstraject bij Amsta of een soortgelijke instelling, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor
1 (één) jaar.
Ten aanzien van feit 2:
Ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor
1 (één) jaar.
Ten aanzien van feit 3:
Veroordeelt verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
4 (vier) weken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, p. 3.
3.Proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, p. 18 en proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 40.
4.Proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, p. 3 en proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 40.
5.Proces-verbaal onderzoek plaats ongeval, p. 3.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 24 en 25.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 24 en 25.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 24 en 26.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 26.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 25.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 47.