Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
6.Beslissing
de teruggave aan [verdachte]van:
Rechtbank Amsterdam
Op 13 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 29 november 2018, waarbij de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Karga, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk voorbereiden van de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie die zich met deze handel bezighoudt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op een deel nietig was, omdat de beschuldiging onvoldoende specifiek was. De rechtbank heeft vervolgens de bewijsvoering beoordeeld, waarbij het Openbaar Ministerie stelde dat de verdachte betrokken was bij de criminele activiteiten, onder andere door het vervoeren van medeverdachten en het gebruik van voertuigen die op zijn naam stonden. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie of de voorbereidingshandelingen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen.